Geschiedenis van de AWN

Hieronder vindt u een korte geschiedenis van de AWN, die inmiddels meer dan zeventig jaar bestaat en ruim 2000 leden heeft.

Amateurarcheologie in opkomst

Het ‘zoeken naar oudheden’ is vanaf begin 19de eeuw in opkomst en heeft vanaf die eerste periode veel liefhebbers het veld in doen gaan. Vooral in Oost- en Zuid-Nederland zijn op de zandgronden nog zichtbare overblijfselen aanwezig zoals de hunebedden en grafheuvels.

In de loop van de 20ste eeuw groeit het aantal amateurarcheologen sterk. Vaak zijn zij verbonden aan historische en heemkundige verenigingen. De universiteiten van Leiden en Groningen zijn de wetenschappelijke centra en hier breidt het aantal beroepsarcheologen zich geleidelijk uit. Amateur- en beroepsarcheologen werken in deze periode veel samen.

Na de oorlog krijgt de wederopbouw alle aandacht. Op grote schaal vinden stadssaneringen- en uitbreidingen, wegenaanleg en ruilverkavelingen plaats. Hierdoor wordt echter het bodemarchief bedreigd en dit is de directe aanleiding tot de oprichting, in 1947, van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Het aantal archeologische onderzoeken en vondstmeldingen stijgt snel. Veel van die meldingen komen van amateurarcheologen.\

1951 – 1964 AWWN

Archeologie is in West-Nederland in de periode 1951 – 1964 een onderbelicht gebied. Professionele archeologen zijn van mening dat het kustgebied archeologisch ‘leeg’ is. Amateurarcheologen doen echter een aantal vondsten waaruit blijkt dat in West-Nederland bewoning in de Romeinse tijd en wellicht eerder mogelijk is geweest. Om de oudheidkundige overblijfselen te redden richten amateurs in 1951 de Archeologische Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland op. De vereniging richt zich op de provincies Noord- en Zuid-Holland, Zeeland en Utrecht. In 1952 worden de eerste vijf afdelingen opgericht in het Gooi, Amsterdam. Kennemerland, Rijnstreek en Den Haag e.o. In de jaren 1958 – ‘62 is er sprake van verdere groei van de vereniging en worden zes nieuwe afdelingen gevormd.

1964 – 2011 AWN

De vereniging krijgt in Oost-Nederland steeds meer leden, waardoor er in 1964 een landelijke vereniging wordt opgericht. De statuten en naam worden aangepast en ook worden er nieuwe afdelingen gevormd. Het ledental groeit in de periode 1970 – ‘75 van 2000 naar 2500.

In deze jaren worden groeikernen en Vinexwijken aangelegd, er vinden ruilverkavelingen plaats en het Nederlandse wegennet wordt sterk uitgebreid. Oplettende AWN’ers horen en zien waar het bodemarchief bedreigd wordt en helpen mee om nog zo veel mogelijk onderzoek te doen.

In 1992 wordt het Verdrag van Malta gesloten wat beoogt het archeologisch erfgoed beter en vooral vroegtijdig te beschermen. In Nederland krijgt dat verdrag een vertaling door aanpassingen in de Monumentenwet (2007) en in de Wet ruimtelijke ordening.

Het archeologisch bestel verandert daardoor. Er komt meer en grootschalig onderzoek door archeologische bedrijven en een toenemend aantal professionals. Er is ook sprake van voortschrijdende specialisatie en het toepassen van nieuwe technieken. De rol van de amateurarcheoloog verandert daardoor. Er komt meer nadruk te liggen op veldverkenning, documentatie en monumentenzorg (ogen en oren van de archeologie) en op educatie, publieksvoorlichting en belangenbehartiging (ambassadeurs van de archeologie).

2011 AWN, Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie

Om deze veranderde rol tot uiting te brengen wordt de naam van de vereniging in 2011 gewijzigd in AWN, Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie. De AWN zet zich in voor:

  • het vergroten van de kennis over het archeologisch erfgoed
  • het uitdragen van kennis en het bevorderen van betrokkenheid van de bevolking
  • bescherming van en belangenbehartiging voor het bodemarchief

De leden zijn vrijwilligers maar ook beroepsarcheologen die aan deze doelstellingen hun bijdragen willen geven.

2020 AWN, Nederlandse Archeologievereniging

De laatste jaren laten een verandering zien in de wijze van denken van politiek en bestuur over  de manier waarop burgers zich tot hun (archeologisch) erfgoed verhouden: minder voorschrijven van wat zij moeten waarderen en meer faciliteren en ondersteunen van burgerinitiatieven. ‘Participatie’ is een kernbegrip geworden. De nieuwe manier van denken over ons erfgoed komt onder andere tot uiting in het Verdrag van Faro en de Omgevingswet. De AWN beschouwt zich als de verbindende schakel tussen private partijen, politiek en publiek en levert als vanzelfsprekend een bijdrage aan deze nieuwe invulling van het begrip erfgoed. Dat doet ze door participatie en burgerinitiatief te bevorderen, door samen te werken met andere partijen binnen de erfgoedsector en door opbouwend-kritisch te volgen hoe politiek, overheid, semi-overheid en de private sector vorm geven aan de omgang met het erfgoed. Concrete voorbeelden van AWN-activiteiten in dezen zijn onder andere de inrichting van de ArcheoHotspots, inmiddels op meer dan twintig locaties, en het in samenwerking met Bond Heemschut verzorgen van cursussen over de Erfgoedwet/Omgevingswet. De AWN voelt zich mede verantwoordelijk voor het verleden dat nog in de bodem ligt te beschermen en te bewaren en waar het niet bewaard kan worden te ontsluiten. Onze kracht als vrijwilligers is de sterke betrokkenheid bij en kennis van de lokale geschiedenis.

De niet-professionele, actieve vrijwilliger was en blijft de hoeksteen van onze vereniging, maar er zijn ook steeds meer beroepsarcheologen lid van de AWN geworden. Daarnaast is de vereniging er ook meer en meer voor de belangstellende liefhebbers, wellicht de grootste categorie leden. Zij nemen niet (structureel) actief deel aan projecten en dergelijke, maar zijn wel zeer geïnteresseerd in archeologisch onderzoek en lezen daarover in onze nieuwe bladen Archeologie in Nederland en het AWN Magazine, in 2017 geïntroduceerd als opvolgers van Westerheem. De naam ‘Vrijwilligers in de archeologie’ dekt daarom eigenlijk niet goed meer de lading en daarom is in 2020 besloten deze te veranderen in AWN Nederlandse Archeologievereniging.

Meer over de geschiedenis van de AWN is beschreven in E.H.P. Cordfunke A.P. van den Band, Archeologie in veelvoud. Vijftig jaar Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, Utrecht 2001.