za 6 april 2024: Dagje uit met Masamuda naar Rhoonse en Carnisse Grienden

Dagje uit met Masamuda

… en Helinium mag meewandelen in de Rhoonse en Carnisse Grienden.

Op het middeleeuwse erf van Masamuda zijn we een paar jaar geleden begonnen met de aanleg van een griend. Op den duur zal het griend wilgenhout leveren om mee te bouwen: te vlechten en te binden bijvoorbeeld. Op zo’n manier worden we meer zelfvoorzienend en zijn we minder afhankelijk van hout dat we van buitenaf moeten aanvoeren. We zullen genoeg constructiehout nodig hebben in de toekomst. Behalve leverancier van grondstoffen is het griend natuurlijk ook een mooi landschapselement op het erf.

Het leek ons leuk om met Masamuda een wandeling door de Rhoonse en Carnissegrienden te bezoeken om te kijken hoe zo’n griendlandschap er in het echt uitziet. Dat doen we op zaterdag 6 april 2024. We verzamelen om 10.00 uur bij Abel. Grand Café Restaurant – Albrandswaardsedijk 194 – 3172 XB Poortugaal. We starten met een kop koffie/thee en maken daarna een wandeling van een kilometer of zeven. Rond 13.00 uur zijn we weer thuis. Trek vooral stevig (modder/waterdicht) schoeisel aan, de grienden kunnen nat zijn door regen, maar ook door de eb- en vloedwerking in het gebied.

In Nederland komen zowel binnendijkse als buitendijkse grienden voor. Een deel van de buitendijkse grienden staat onder invloed van eb en vloed. Dit zijn de getijdengrienden. Zo’n 97 procent van de getijdengrienden in Nederland ligt langs de Oude Maas: de Rhoonse en Carnisse Grienden.

Van nature groeiden op de buitendijkse gronden riet, biezen en wilgen. De mens zag hierin snel een broodwinning. Riet werd gebruikt voor dakbedekking, biezen voor stoelenmatterijen en wilgenhout voor dijkbouw en mandenvlechterijen. In de loop van de tijd werden de grienden op eenvoudige wijze in cultuur gebracht om een hogere opbrengst te krijgen. De meeste grienden langs de Oude Maas zijn aangelegd tussen 1778 en 1883.

Om de invloed van eb en vloed terug te dringen werden bij de aanleg van grienden greppels gegraven en kaden (lanings) opgeworpen. Op de akkers die zo ontstonden werden vooral wilgen ingeplant. Daarnaast komen ook elzen in de grienden voor. In de Rhoonse en Carnisse Grienden groeien ongeveer 15 verschillende soorten wilgensoorten en hun bastaarden, waaronder de Duitse dot, de Schietwilg, het Belgisch Rood en de Grauwe Wilg.

Er zijn twee soorten grienden: snijgrienden en hakgrienden. In de snijgrienden worden de twijgen van de wilgen (tenen) elk jaar gesneden. Ze dienen als grondstof voor het maken van manden en dergelijke Aangezien de vraag naar dit soort producten sterk is gedaald en de tenen geen handelswaarde meer bezitten, zijn de snijgrienden nagenoeg verdwenen. Op een klein perceel worden ze in de Rhoonse Grienden nog behouden om het rijshout (takken en twijgen van wilgen) uit de hakgrienden tot bossen bijeen te binden. In de hakgrienden worden de twijgen in een 3-jarige cyclus gehakt in de periode oktober – november tot half april. De tenen zijn dan al te dik om te worden gesneden. Het gehakte rijshout wordt nu voornamelijk gebruikt voor zinkstukken, geluidsschermen en oeverbeschoeiingen. De Rhoonse en (een deel van) de Carnisse Grienden zijn hakgrienden dat niet meer in cultuur is en heeft een ruiger en natuurlijker uiterlijk.

Als je meegaat, meld je dan even aan voor zaterdag 30 maart 2024 bij Jurrien Moree (jurrienmoree@xs4all.nl). Geef aan of je een auto hebt, wilt rijden en eventueel passagiers mee wilt nemen. Jurrien coördineert dan een en ander. Locatie vertrek en tijdstip vertrek worden nog bepaald.