APRIL 2020

De Weg Tussen Laren & Hilversum (N525)

Sporen in de tijd

Naar oeroude traditie lopen wegen tussen naburige gemeenschappen. Deze zullen in oorsprong minstens zo oud zijn als de gemeenschappen, die zij verbinden. Zó zij niet het er eerst lagen en dat de gemeenschap zich eraan vestigde, zoals de Bussumse gemeenschap dat rond 1500 aan de weg tussen Hilversum en Naarden deed. Op het drogere zand was het simpel hoe over nog nauwelijks in cultuur gebrachte gronden de kleinste vlekken elkaar al meteen via enige paden elkaar konden opzoeken. En al ras werd over een gunstig pad een karrenspoor gelegd. Gewoon door met een kar of wagen (2 of 4 wielen) erover heen te rijden. Na verloop van tijd konden naburige dorpjes zich via meerdere wegen (dat is een pad waarover een wagen rijden kan) verbinden. Eén naar de linkerkant, één naar de rechterkant en één naar het midden. Alles naar behoefte organisch ontstaan uit de behoefte van de bewoners.

De snelheid of het gemak waarmee een karrenspoor tot stand komt, hangt erg van de ondergrond af. Op droge, leem- en kiezelrijke Gooise heide moet dat in oorsprong geen sinecure zijn geweest. Maar dan ook eenmaal gelegd, ging het voort als een trein. En dus hoe harder de ondergrond, hoe langer die goed bleef. Met ieder transport sleten de wielen hun spoor iets verder in. Net zo lang tot de beun, het dijkje waarover het trekdier liep, tussen de sporen in, tegen de as tussen de wielen kwam. Op dat moment hadden onze voorvaderen grotere wielen kunnen monteren. Maar meestal legden ze gewoon parallel aan de oude spoor een nieuwe. Zo ontstonden na verloop van tijd de sporenbundels. Er zijn plaatsen waar tientallen karrensporen evenwijdig het voormalig woeste land doorkruisen, alles tegenwoordig via de hoogtekaart op AHN3 te bewonderen.

De verschillende hiermee te analyseren as-breedten is een nog redelijk onontgonnen bron van archeologische informatie. Misschien kan het hoogste dijkje iets over as-hoogten vertellen. Het is in elk geval wel duidelijk is dat in historische tijden, voor deze materie allemaal na de middeleeuwen, de norm naar smaller was. Dit was vooral nodig voor interregionaal verkeer langs veelal precaire veendijkjes. Hier op het hoge zand mogen we ons voorstellen dat de oude breedtes van de oude wagens nog lang over hun oude sporen bleven rijden. Eén wagen het concept van onderdelen die door de gebruiker waar nodig steeds vervangen konden worden. Elk wagen generaties oud, na iedere reparatie zo goed als nieuw. Zo konden de middeleeuwen plaatselijk nog lange tijd worden opgerekt. En de kleinste karrensporen zijn waarschijnlijk dus het jongst.

Toezicht

Hoewel de boer dus grotendeels zijn gang kon gaan over de grote aaneengesloten, gemeenschappelijke woestenij, kwamen er zeer vroeg regels ten aanzien van sommige wegen. Vanuit het dorp, waar nootwegen over één mans grond naar een ander mans grond ging, om de oogst binnen te kunnen halen. Tussen buurdorpen waar driften ontstonden, waarover je dieren drijven mocht. En reeds in de vroege middeleeuwen moesten de gemeenschappen in onderhoud voorzien van enkele hoofdwegen, later heir- of heerwegen genoemd, waarover de landsheer de verschillende dorpen altijd moest kunnen bereiken maar ook waarover de lieden, éénmaal opgeroepen door hun heer, deze moesten kunnen bereiken als heir oftewel leger.

Ook kon er een onderscheid ontstaan tussen snel en langzaam verkeer. Van de weg die later N525 werd, is bekend dat er reeds in de 18de eeuw banen waren voor de wandelweg als ook de wagenweg.

Maar deze zogenoemde doodweg van Hilversum op St. Jan is zeer niet de enige weg tussen Laren en Hilversum. Een voorname andere is een discreet sprorenbundel, die zich vanuit Hilversum over de Vogelpan (de oude veldnaam in de buurt van tegenwoordige Seinhorst, de Hilversumse straat van die naam bevindt zich een eind ten zuidoosten hiervan) sierlijk tussen de Zeven Bergjes door slingert, met daar een afslag naar Eemnes, om zich aan te sluiten op het Zeveneind onder Laren, helaas tegenwoordig onderbroken door de Kuil van Koppel. Maar er was ook de Oude Drift, die zich achter de Comes Oolen, een voormalig geaccidenteerd stukje eng tussen Joh. Gerartsweg, Jac. van Campenlaan en Erfgooiersstraat (de Comes Oolenstraat is hier net ten westen later gekomen) over de Westerhei ging en zich onder Laren aansloot op de Houtweg. Land op de Comes Oolen was in eigendom gegeven aan de kerk van Hilversum om de pastoor, later de dominee van inkomen te voorzien. Maar er waren ook tal van zijwegen, om- en tussenwegen. Wegen met specifieke functies en wegen voor het algemeen. En tal van paden. Ook gingen er wegen over het gebied van de dorpen, waar de dorpelingen eigenlijk niets mee te maken hadden, zoals de Oude Postweg. Deze kruiste onze weg voor de oude begraafplaats langs en was de doorgaande weg tussen Naarden en Amersfoort en verder.. (Tegenwoordig loopt de A1 hier net ten noorden.) En dan zijn er nog wat greppels en wallen. Plus tal van grafheuvels, urnenvelden en nog meer oudheid. Het is een rijk geschakeerd archeologisch gebied hier.

Karrensporenkaart

pijltje toon tweede kaart
KARRENSPOREN BUNDELS TUSSEN LAREN & HILVERSUM

De karrensporen worden als cultuurhistorie vaak over het hoofd gezien. Letterlijk, als ze onder de heidebegroeiing schuil gaan. Figuurlijk omdat ze ook ‘overal’ aangetroffen worden en hun verhaal slechts zelden kunnen uitschreeuwen. En vergeleken met doelbewust neergezette landschapselementen, oude grafheuvels, wallen en greppels, schansen of kampen, lijken ze enigszins ’toevallig’. Ook omdat hun verhaal nooit of uiterst zelden is opgeschreven en terug reiken naar oude, mondelijke tijden, is nog niet veel erover bekend. Onbekend maakt onbemind. Een beetje de arme man tussen de archeologische schatten.

Maar dat is eigenlijk precies ook hun waarde. In tegenstelling tot alle objecten die in opdracht van een elite of een overheid zijn gerealiseerd, geven karrensporen de bewegingen weer van de ‘gewone man’. Deze kan natuurlijk ook rijk of elite zijn maar de gewone gebruiker, man of vrouw was dezelfde als de gewone inwoner van de dorpen.

KARRENSPOREN RICHTING HILVERSUM

Ons omgeving is één van die gebieden die rijk bedeeld is met deze overblijfselen. Dat komt door een samenspel van geologische en geografische factoren. Juist door hun massaliteit bieden ze de mogelijkheid inzicht te krijgen in de gehele vervoersgeschiedenis van het gebied. Als totaliteit vormen ze een dierbaar monument van een lange bewoningsgeschiedenis. Het is aldus zeker de moeite waard ze in hun omvang in kaart te brengen. Deze kaart geeft de voornaamste wegen in de omgeving tussen Hilversum en Laren weer, zoals archeologisch aanwezig en het voorkomen van waarneembare sporenbundels.

Tegenwoordig is er in elk geval wat het snelverkeer betreft, nog maar één weg tussen Hilversum en Laren. Hoewel de plaatsen met hun bewoning de afgelopen eeuw een groot eind elkaar zijn toe genaderd, is alleen de N525 de verbinding. Andere routes over de heide, die nog een lange tijd in de vorige eeuw bruikbaar waren, zijn voor auto’s en vrachtwagens afgesloten. De heide is overgegeven aan de natuur en aan fietsers en wandelaars. Maar niet over de oude wegen. Zij zijn meestal verdwenen onder begroeiing, bijna onzichtbaar vanaf de fietspaden. Maar door goede hoogtekaarten nog niet geheel verloren.

De weg van Laren op St. Jan

De provinciale weg is maar een fractie van de gehele weg. Dat weten de inwoners van de plaatsen heel goed. De Hilversumseweg loopt nog een eind door naar het centrum van het dorp Laren. Bij de hertenkamp buigt deze af naar de Brink via Burgemeester van Nispen van Sevenaerstraat. Echter feitelijk liep de weg nog recht door over wat nu een stukje Stationsstraat en Nieuwlarenstraat heet. Dat laatste is een mooie, toepasselijke naam. Ooit echter heette het, zoals zoveel wegen op St. Jan, ‘Doodweg’. Want dat was het. Daar begon de begrafenisstoet. Later veranderden de gevoeligheden van de mensen voor dit soort begrippen.

Nieuwlarenstraat verwijst naar het feit dat in de buurt van het eind van deze Hiversumseweg rond 1500 het nieuwe Laren verrees aan de overzijde van de Laarder Englanden. Het dorp werd rond die tijd verhuisd van zijn oude plaats rond de St. Jansberg. Het was flink oorlog geweest, hetgeen het besluit tot verhuizing in de hand zal hebben gewerkt. Hetzelfde heeft de Bussumse gemeenschap in die tijd gedaan. De beide gemeenschappen woonden hiervoor veel dichter naar elkaar toe en waren meer directe buren dan later. Traditie schrijft eigenlijk voor dat een straat genoemd wordt, naar waar die naartoe gaat. Maar tegen die tijd dat deze straat officieel hernoemd werd, was er reeds een straat Oud Laren aan de andere zijde van het dorp. Oud Laarderweg zou tot verwarring lijden. Oud blijkt een dynamisch en rekbaar begrip. Aldus Nieuwlarenstraat.

KARRENSPOREN RICHTING LAREN

Weg van Hilversum op St. Jan

Hilversum kende een Hoge Laarderweg en een Lage Laarderweg. Niet dat de ene naar Hoog- en de andere naar Laag-Laren ging. Beiden gingen naar St. Jan. Zij kwamen tezamen ter hoogte van het Drs. Joop den Uylplein, in de volksmond Erfgooiersplein genoemd. De Lage Larenseweg heeft zijn prefix verloren. De Larenseweg was de rechttoe, rechtaan route. ’s Winters en na slechtweer kon je ervoor kiezen de Hoge Larenseweg over de uitgestrekte eng te nemen, die dan iets beter begaanbaar was. Deze splitse zich aan de noordzijde van het dorp af van de weg naar Huizen. Nog een tussen weg was de route Geuzenweg. Dit is ook een oude weg met een tot de verbeelding sprekend naam, waarvan de herkomst niet duidelijk is. Wel weten we dat deze enigszins over geaccidenteerd terrein ging, een beetje op en een beetje neer. Drie grote veldkeien voor het voormalige politiepost aan het den Uylplein herinneren nog aan het samenkomen (of splitsen) van deze wegen aan de toenmalige rand van de eng op deze plaats. Ook zij zijn dus monumentaal en het benoemen waard.

.

Provinciale Weg

Het tracé van de N525 strekt zich uit over de oude weg vanaf de rand van de oude engen over de toenmalige uitgestrekte heide, plus een stuk van toeloop op de A1. Het stuk over de heide loopt mooi kaarsrecht. Nog lange tijd was de weg in beheer en onderhoud bij de lagere overheden. Maar bij de uitwerking van de Wet Herverdeling Wegenbeheer werd dit deel van de weg op grond van de daarin vastgestelde criteria voor provinciale wegen, op 1 januari 1993 toegevoegd aan het zogenoemde secundaire provinciale netwerk en werd de weg eigendom van de provincie Noord-Holland. De provincie is voornemens over haar weg een ecoduct aan te leggen. En hierin ligt de aanleiding om dit mooie rechte stuk weg onze archeologische aandacht te geven.

Overigens juichen wij de inspanning van onze overheid om in samenwerken met de natuurbeheerders om tot enig herstel te komen van de ecologische hoofdstructuur. Niet dat dit onze verenigingsdoelstellingen uit zichzelf bevorderd. Wij dienen te allen tijde, naast het duurzaam beheer van vondsten en onderzoek, een robuuste bescherming van ons bodemarchief voor te staan. En steeds sterker groeit het bewustzijn van rijkdom van het bovenste hiervan, het bodemreliëf. Digitale archeologie is Booming!

Toch vinden wij als mensen, dat niet alleen de mens voor ons van belang is maar dat ook de mens na ons respect verdient. De biodiversiteit, de flora en fauna om ons heen verdient een goede toekomst, voor zover mogelijk. De natuurgeschiedenis is tenslotte ook een geschiedenis. En daarmee ook van cultuurhistorische waarde. Ons past hierin een constructieve houding. Meedenken & opkomen voor archeologische waarden.

Een kritische beschouwer zal hier kunnen denken “Een recht stuk weg, daar is geen archeologie aan. Je kunt een leuk historisch betoog over die weg opzetten, aandacht vragen voor sporenbundels, de N525 is geen oudheid. Tweebaans asfalt geflankeerd door fietspaden. Schoenmaker, houdt u bij uw leest!”.

Dat blijkt wel mee te vallen. Er is genoeg oudheid nog aan die weg om zijn opname in deze OvdM-reeks te rechtvaardigen. Want er zal onvermijdelijk enig bodemverstoring plaatsvinden en het is aan ons te zorgen dat dit zo verantwoord mogelijk gebeurt. Ook een uitdaging voor onderzoek. Of je vindt wat, dan hebben we dat goed gedaan, of je vindt niets en dan is er ook geen archeologische schade (voor zover we het kunnen nagaan). In 2010 is het fietstunneltje gereed gekomen. Hier was hetzelfde argument te maken. Nog meer, er is hiervoor heel wat grond vergraven. We moeten achteraf erkennen dat we hier niet scherp op waren en constateren dat de aanleg vrijwel zonder enig archeologisch onderzoek is gebeurd. Om het nu beter te doen is er actie nodig. Constructief & bewustmakend. Naar de betrokken instanties en het grote publiek. Dus hier volgt een korte uiteenzetting van de geschiedenis en archeologie van het recht stukje weg over de oude hei tussen Hilversum en Laren genaamd N525.

Geschiedenis

TOEGANG RECHTHOEKIG GAT AAN DE WESTZIJDE VAN DE WEG

Bij het oude dorp van Hilversum begon de (Lage) Laarderweg achter de oude kamp aan de Kampstraat aan de lage kant van het dorp op zo’n 5M NAP. In principe ligt de oude weg iets verdiept. Zijn laagste punt bereikte die hier ter hoogte van de rotonde aan de Jan van der Heijdenstraat, 4.2M NAP. Dat valt gezien de lengte wel mee. Hij loopt hier op het oog nauwelijks op of af. Wel is zijn relatieve diepte ten opzichte van de toen omringende eng reden tot zorg en last geweest. Tegen het eind van de 19de eeuw is er sprake van, de Hoge Laarderweg ten voordele van het rijverkeer hard te bestraten, voordat de Lage dit kreeg. Tot aan het Joop den Uylplein loopt de weg op naar 6M NAP.

Vanaf hier bereikt die zijn hoogste punt, een 9,5M NAP, bij het museum Hofland, oorspronkelijk een Tolhuis door Laren en Hilversum in 1853 gebouwd. Er werd hier tol geheven om de kosten van wegonderhoud terug te kunnen verdienen. Hierachter loopt de weg door tot achter de oude kerk van Laren waar die uitkomt op zo’n 6,75M NAP.

Het zijn nauwelijks spectaculaire verschillen maar in het Gooi heette een beetje groot uitgevallen molshoop al gauw berg. Het gemeenschappelijke stuk over de heide ligt in oorsprong iets lager dan de grond eromheen, het gevolg van eeuwenlange uitspoeling. Langs het huidige tracé liggen parallel genoeg karrensporen die aangeven dat de weg ooit nog veel breder was, vooral aan de westzijde.

Toen in de jaren ’40 van de 19de eeuw de tot dan onverdeelde heidegronden werden uitgegeven, kwamen die verder gelegen sporen op te verkopen terrein en verdwenen daarmee uit de publieke ruimte. De Administratie voor onderhoud en exploitatie van de weg heeft zich op het overgeblevenen tracé geconcentreerd. Vanaf toen, wanneer één van de vele oude, onverharde landwegen niet meer voldeed, kon je over een verhard weg rijden. In eerste instantie verhard met grind.

In 1896 wordt vermeld dat het grint door klinkers vervangen wordt. Dit blijkt toch geen definitieve oplossing. In 1925 laat de administratie weten “De wegbedekking van den Hilversummerweg nabij de grens onzer gemeente, die vorigen jaar tot proef is gelegd over een lengte van 300 meter op Larensch grondgebied en 300 meter op Hilversumsch terrein, voldoet zoo goed, dat hiermede thans zal worden, voortgegaan. In aansluiting op het bestaande gedeelte wordt thans een aanvang gemaakt met het leggen van nogmaals 300 meter in de richting van het Sint Janskerkhof, terwijl daarna oók het Hilversumsche gedeelte wordt uitgebreid. Zoals wellicht bekend is, is dit een Shellfalt die op gewalst basaltslag wordt gelegd en die in de praktijk getoond heeft uitstekend te voldoen, althans het gedeelte dat verleden jaar is gelegd, verkeert in voortreffelijken staat.” Een maand later vermeldt de krant, wil men het nog beter aanpaken. “In opdracht der Administratie van den Laarderweg worden door P.W. proeven genomen met den aanleg van een betonnen weg. Over een lengte van ongeveer 70 meter van den Laarderweg t.o. de IJzerfabriek .worden verschillende systemen in toepassing gebracht en worden zoowel vakken voorzien van gewapend als van ongewapend beton. Als grondstoffen worden gebruikt zand, heidezand, heigrind, riviergrind en bazaltslag, terwijl voor de verharding de bovenlaag wordt bespoten óf met selicaatsoda óf spramex.”.

Er heerst grote ontevredenheid over de toestand hetgeen tot burgerlijke ongehoorzaamheid aanleiding geeft. Nog eind 1925 lezen we “Sedert eenigen tijd had bij den tol op den Hilversummerweg, nabij het Sint Janskerkhof, alhier, eene eigenaardige wijze van tolontduiking plaats. Vele auto’s komende van Hilversum en gaande naar Laren, sloegen vóór den tolboom links af om via den weg door de heide en langs de Hoefloolaan, een eind verder op den Hilversummerweg uit te komen, ten einde op deze wijze, heen en terug, 40 cent tolgeld te besparen. Andere auto’s sloegen bij het Sint Jans kerkhof rechts af en reden in de richting Bluk, eveneens met hetzelfde oogmerk.” De Administratie heeft deze sluiproutes dus toen van slagbomen voorzien.

Vervolgens in maart 1926 “Gisteren zijn de werkzaamheden op den Hilversummerweg, alhier, tusschen de Utrechtsche Waterleiding en het Sint Janskerkhof, in verband met de verbetering van het wegdek, begonnen. De bekende groote machines der firma Gebrs. Hogenbirk alhier zijn wederom in volle actie, zoodat het rijverkeer wederom over het rijwielpad moet geleid worden. Af en toe gaat dit met veel moeilijkheden gepaard. Het is te wenschen, dat de nieuwe sheet-asphaltlaag thans een langeren levensduur zal hebben dan de vorige, die heeft het nog geen tien maanden uitgehouden.”

OPGEHOOGD HARDE BAAN

In 1927 wordt een stuk Laarderweg nabij Hilversum door de eigen dienst van beton voorzien en “Het andere gedeelte, van de ijzergieterij in de richting Laren, wordt over een zelfde lengte uitgevoerd door de N.V. Meesters Betonbouw te Amsterdam, hier wordt een rhoubenite-betondek, een Belgisch fabricaat, aangebracht.”. In 1930 wordt de weg weer direct de buurgemeentes in beheer genomen. Op 10 october weet de krant dan te melden “Gistermiddag heeft de heer Augusteyn. directeur van de Gooische tram-maatschappij in verband met de verbetering van den Hilversummerweg den toestand van de kruising Hilversummerweg—Hoefloo opgenomen. Daar het wegdek van den Hilversummerweg verhoogd wordt, zal de spoorbaan ter plaatse eveneens verhoogd worden.”.

Ook de baan van de Gooische tram-maatschappij, die liep over waar nu het westelijke fietspad loopt, werd opgehoogd. nadat al in 1925 “Een groote hoeveelheid zwarte grond, afkomstig van den remisebouw te Hilversum … thans achter de trambaan gestort en geëgaliseerd.”.

Al in 1932 “De heer Kuijper, wethouder te Hilversum, wees er op, dat in den Laarderweg 780 M. weg is, waarin een trambaan zonder bestrating. Door deining van de rails is de naast de baan liggende klinkerbestrating ook zeer slecht. Hierdoor ontstaat groot gevaar voor het verkeer. De automobielen zakken direct tusschen de rails.”

Het enige fietspad ging over de oostzijde. In 1924 wordt in de krant geklaagd “de bedekking hier en daar nagenoeg verdwenen en steken brokken steen en puin, afgewisseld door keien, boven het grint uit. De toestand is van dien aard, dat voor wielrijders thans de straatweg minstens even gemakkelijk en even aangenaam rijdt dan het rijwielpad. Het wil ons voorkomen dat afdoende verbetering hier dringend noodzakelijk is. Wil dit pad goed worden, dan zal het niet alleen van nieuw grint moeten voorzien worden, doch bovendien moeten worden gewalst en gerold en zoo noodig de scherpe stukken steen er uit verwijderd. Thans is het een oorzaak van bandenpech.” En in ultimo 1931 “Het fietspad langs den Hilversummerweg, in deze gemeente, dat sinds geruimen tijd in zulk een deplorabelen toestand verkeerde en na het leggen der gasbuizen absoluut onberijdbaar was geworden, is thans door den dienst van gemeentewerken onderhanden genomen. Dezer dagen is het nieuwe pad, dat een breedte van 2 ½ M. zal krijgen uitgezet, terwijl de volgende wek een „termac”-wegdek, (teerprocedé) aangebracht zal worden. Het zou wenschelijk zijn, dat de gemeente Hilversum in aansluiting aan deze werkzaamheden het gedeelte van dit rijwielpad, dat over haar gebied loopt, onder handen nam, daar dit eveneens in een zeer slechten toestand verkeert.“

In het jaar hierop zal in het kader van werkverschaffing nog hierlangs een wandelpad komen.

Uit het Algemeen Handelsblad van 10 juli 1957 ontlenen wij tenslotte nog het volgende “Met algemene stemmen besloot de raad tot verbetering en verbreding van de Hilversumseweg, waarmede een bedrag van twee-en-een-halve ton is gemoeid. …Voor de aanleg van het nieuwe gedeelte van de Rijksweg onder Naarden wordt namelijk het benodigde zand gedolven in het Gooise Natuurreservaat, achter de pompinstallatie van de Utrechtse waterleiding aan de Hilversumseweg te Laren. Per dag rijden over deze weg 180 vijftons beladen zandauto’s en dat zullen er weldra 300 worden.”.

Later is nog meer werk aan de weg uitgevoerd en nog in onze tijd is het hier en daar aangepast. Maar tot zover een stukje industriële archeologie. Benieuw wat er allemaal van deze en andere acties terug te vinden zou zijn.

De verhoging van de rijbaan valt vooral goed op ten opzichte van de onverharde weggedeeltes, op het eerste gedeelte op Larens bodem. De huidige rijbaan stijgt zeer regelmatig richting St. Jan, als op een tekentafel uitgetekend. Het geeft de weg ietwat uitstraling. En dat mag best na zoveel problemen. Links en rechts lopen de onverharde lanen nog redelijk compleet. Op het Hilversumse stuk is de middenbaan iets lager en is voor de huizen rechts de oude laan bestraat. Vanaf de gemeente grens is de middenbaan verhoogd tot aan ongeveer de oprijlaan van het ‘Hilversumse’ Vitens terrein rechts. Tot aan de dwarsweg aan het eind van de hek is de harde baan verzonken. Hierachter is dit minder en volgt de de weg meer de ligging van het land, aflopend van oost naar west. De oorspronkelijk weg, zoals de onverharde lanen nog tonen, maakte dus tot aan de dwarsweg een beetje scherper helling omhoog om hierachter nog maar lichtjes te stijgen.

Topografische Kaart

DE WEG OP DE TOPOGRAFISCHE KAART DOOR DE TIJD

Op topografische kaarten kunnen we de ontwikkelingen door de tijd volgen rondom de weg sinds halverwege de 19de eeuw. Toen werden de terreinen aan de weg voor het eerst opgedeeld naar aanleiding van de grote heideverdeling. Ze worden door twee dwarswegen doorsneden. De eerste is in oorsprong slechts een pad, die de grens tussen de gemeentes volgt. In 1828 was dit al zo. Had geen eigenlijke vervoersfunctie maar moest nog wel vindbaar zijn. Nog tot in de jaren 1960 moesten nieuwe gemeentelijke politieagenten hierlangs op verkenning. De verbredingen en onderhoud hieraan zullen uit de periode na de heideverdeling stammen. De oude banschieding liep hier parallel aan, een stukje verder naar Hilversum. De Banscheiding werd daar aangelegd tussen 1423 en 1428. De veldnaam hier luidde Baerbergen. Hier was dus zo’n onderling geruild stukje grond. Wanneer is de grens verschoven? In 1732 is wegens “lankheit des tijds”, zoals het er staat, de oude scheiding verduisterd. De buurmeesters van beide dorpen komen, met goedkeuring van de baljuw van Gooiland, maar op eigen initiatief in alle vriendschappelijk overéén de banscheiding opnieuw zichtbaar te maken met bomen en anderszins. Hoewel men pretendeert alleen de oude scheiding zichtbaar te maken, gebruiken ze een heel ander beschrijving van het verloop dan in 1428. Er was natuurlijk in die drie eeuwen wel wat veranderd. Het hangt ervan af waar in 1732 “lienie legt op een steen gelegen inde Weg tusschen Laren en Hilversum by ofte aan het Voetpad” precies was. Voor beiden mogelijkheden, de steen aan de oude banscheiding of aan de grenspad van 1828, is iets te zeggen. Weten alleen zeker dat in 1428 de grens over een wal liep en in 1828 over een pad liep, dit pad. Eigenlijk niet meer dan een veredelde greppel. Op de eerste kaarten loopt hier op de Zuiderheide hieraan parallel maar tussen de twee andere lijnen in, nog een strookje groen, om het ons makkelijker te maken.

DWARSWEG MET DIJKWERK

De tweede weg dwars over de grote weg snijdt het overgebleven deel van de weg vrijwel door midden. Deze wordt op de oude topografische kaarten duidelijk aan beide zijden van de grote weg geprojecteerd. Het was dus niet zomaar een bospaadtje. Het stuk aan de zuidzijde va de weg toont ook enig moeite die getoond is om de weg bruikbaar te houden, dijkwerk. Was dit er altijd al of is dit later, na de heideverdeling gebeurd? Onbekend, maar het lijkt er in ieder geval op dat deze weg vervoer over die karrensporen, die door het afpalen van het Vitens terrein werden afgesneden, moest compenseren.

De tol was er nog voordat het tolhuis gebouwd werd. De heide heeft dan nog geen enkele bos van betekenis. Vanaf 1882 tot vlak na WOII reed hier de Gooise tram. Er waren vroeger reeds enkele kuilen op de heide maar, zoals de kaart bevestigd, waren deze oorspronkelijk nog beperkt in aantal en omvang. Rond de eeuwwisseling kwam eerst aan de noordzijde het Nieuwer-Amstels waterbedrijf, enkele jaren later het Hilversumse aan de overzijde. Vanaf het dorp Hilversum kruipt de bebouwing langs de weg op.

In het begin van de 20ste eeuw heeft men meer economisch nut gevonden voor de heide. In het noorden van de Zuiderheide verschijnt een nieuw veldnaam, “de Grindberg”. In 1931 is er dan nog maar sprake van de grindgroeven. Deze hebben hun sporen tot op vandaag nagelaten. Het hierop volgend winnen van zand heeft nog grotere gaten geslagen. Eind jaren ’20 komt de toen genoemde “Nieuwe Rijksweg”, voorloper van de A1. Dit zou verstrekende gevolgen hebben. Voor de oude weg, die hiermee het gevaarlijkste kruispunt van Nederland kreeg maar ook meer toestroom van verkeer. De tol moest toen natuurlijk verdwijnen. Ook kwam het westelijke, afgesneden gedeelte van de Laardereng los van de overige eng, hetgeen de uitbouw van twee nieuwe Larense wijken bevorderde, waar de bewoning rond 1500 verdwenen was.

Vooral de jaren van opbouw na de oorlog deed de engranden in woonwijken veranderen. In 1961 is de oude Comes Oolen volledig verdwenen. De meeste kaarten vertonen twee van de zogenoemde schapenkampen. De kamp vlak aan de N525 (Laren 2) en die op de Zuiderhei (Laren 3) worden nooit op de topografische kaarten ingetekend. Als of ze niet bestaan. Die zelfde opbouwjaren tonen echter het vergraven van een deel van de noordelijkste kamp (Laren 1).

Dit gebeurde nog nadrukkelijker met die op de Zuiderhei, waar de kamp door het graven van de Kuil van Koppel zijn hele oostzijde verloor.

Sinds de jaren ’60 valt tot vandaag vooral de toegenomen bebossing op. Het gat op het terrein van het “Hilversumse” waterleidingsbedrijf is in zijn huidige omvang ook recent.

Wandeling

Als wij een moment ons aandacht richten op een wandelkaart rond 1900. Een zoals gemeld open wijds landschap waar de oude kerktorens als bakens boven de horizon uitstaken. De nieuwe Vitus toren aan de Emmastraat zal als reus die gedomineerd hebben. De engen draaiden hun seizoenen. De zomerse boekweit moet voor fraaie tinten en een welriekend geheel gezorgd hebben. Hier en daar wat geboomte.

Komende uit Hilversum konden we noordwaarts over de Weg langs de Leemkuilen of de Oude Drift in een boog naar Laren. Daar kwamen we uit bij veldnamen als Franschmans Kamer, Pinkok en het nog bestaande Hoefloo. Verder op konden we de oude Engendijk nog zoeken.

De terugweg konden we naar het zuiden aanvangen. We zouden langs het Kromme Land lopen of over de Breeweg langs Langerak en Vlieg. Fumuli zullen de latinisten herkenning als verschrijving. Wij kennen ze als de Zeven Bergen, een naam die hier aan de gehele heide wordt gegeven en die de heide hier ook wel enigszins domineren. Langs de Eemnesserweg komen we bij de Vogelpan, waar bij verkeerd wind de Ripolin fabriek de welriekende geur van boekweit kon bederven en het Nieuweveen. Deze laatste twee veldnamen, zo zij niet naar oude wasmeertjes verwijzen, geven aan, dat vlak onder het oude Hilversum enkele vochtige laagtes waren, waarvan tenminste één vochtig genoeg was om veen te vormen. Het gebied aan beide zijden van de latere N525 ten zuiden van het tolhuis heette op ons kaartje Kaerbergen. Is dat ook een verschrijving maar dan van Baerbergen, waar een paar honderd meter verderop in 1428 de banscheiding de oude weg kruiste? We weten het niet.

pijltje toon tweede kaart
DE ARCHEOLOGIE VAN N525 EN OMGEVING

Grenzen & Stenen

Nu dat wij met een ommetje een frisse neus hebben gehaald, is het tijd ons focus te richten op de harde archeologie. Hiervoor hebben wij een archeologische kaart gemaakt. Ten eerste willen we niet slechts een lans breken maar de NOODKLOK luiden voor een stuk archeologie van de weg zelf. De historische stenen (op de kaart geel) van de weg. We hebben reeds de drie grote veldkeien voor het voormalige politiepost genoemd. Verderop staan ook drie flinke veldkeien op een rij. Deze staan ter hoogte van de oude banscheiding van 1428 (oranje). Waarschijnlijk stond er oorspronkelijk nog een vierde richting Laren. Vlak aan de huidige grens met Laren ligt nog een steen van bescheidener omvang. Oostelijk hiervan bevindt zich nog zo’n steen op de hoek van het ‘Hilversumse’ bronterrein. Hier staat nog een paaltje bij. De palen van het GNR zijn buiten deze beschouwing gelaten.

Veldkeien zijn gewoon mooi. Ze passen hier in ’t Gooi. Ze kunnen getuigen van de millennia, gevoelsmatig dan toch. Hebben uitstraling. Je ziet ze ook steeds meer in het straatbeeld. Langs het Langgewenst in Hilversum staan ze beter dan suffe paaltjes om het marktterrein af te bakenen. Ook langs straten en in tuintjes vinden ze gretig aftrek. Zo zien wij in het verlengde van de banstenen een aantal recent geplaatste stenen terug. Op zich is daar niets mis mee. Maar de historische stenen zijn nergens geregistreerd en niet beschermd. Er is dus, als we niet opletten, geen onderscheid te maken tussen de historische stenen, waarin een verhaal schuilt en moderne sierstenen.

Maar het is nog erger. De steen verderop, aan de huidige grens met Laren is al een tijd geleden iets opgeschoven. Misschien toen van het pad naast het bronterrein een weg gemaakt werd. Dit is niets nieuw. Weinig grensstenen zullen precies staan waar de IJstijd ze heeft neergelegd. Ook eenmaal gebruikte stenen konden op een andere plaats hergebruikt worden. Als deze steen door verschuiving niet meer als monumentaal geaccepteerd moet worden, is dat een discussie die gevoerd moet worden. Zelf vinden wij het leuk het verhaal te weten hoe een steen ergens gekomen is.

Maar zelfs nog erger. Hoewel men dus het verhaal van historische stenen niet kent, worden ze wel gewaardeerd. En menig burger denkt niet meteen ze op een zwarte markt te verpatsen. Maar wel in de overoude traditie van hergebruik ze een nieuw bestemming te geven. Misschien kunnen ze een strookje gras voor hun erf hiermee autovrij helpen houden. Of staan ze gewoon nog mooier bij hun eigen huis. Stenen verdwijnen al zolang ze gewaardeerd worden. Staan ze niet meer verloren en krijgen ze eindelijk wat liefde. De steen aan het grenspad aan de N525 had tot enkele jaren geleden een partner. Deze is onlangs hergebruikt. Zwerfstenen. En de eenzaam overgebleven steen is nog dit jaar iets verschoven. Nog maar een foto van genomen. Te zwaar om mee te nemen? Voor nu misschien.

Door de toename van stenen in het kleine straatmeubilair verliezen historische stenen hun onderling verband. Door hun begeerde karakter verdwijnen meer handzame exemplaren zonder dat er een haan naar kraait. Er bestaat een omgevingswet. Gemeentes, neem uw verantwoordelijkheid!

ACHTERKANT VITENS TERREIN; LINKER STEEN IS EEN GRENSSTEEN

Terug bij de zaak. Bewijzen deze stenen tenminste de positie van het vermelde voetpad aan de weg in 1732, dus aan de oostzijde van de weg? Helaas, waarschijnlijk is het niet. De grens van 1424 en de in 1824 vastgestelde grens maken aan deze weg een knik. De knik van de banscheiding bevindt zich een eind het terrein op van het Nieuwer-Amstelse water. Die van 1828 en de nog tegenwoordige knik zit aan de overkant van de weg. Als je wil gaan kijken, waar de lijn van de twee hekken van de twee bronterreinen doorgetrokken elkaar zouden raken. In 1872 werd hier de baan van de Gooische Stoomtram aangelegd. In 1828 is die steen aan het voetpad teruggevonden. Als de steen dáár toen lag, zal die dus weggehaald zijn. Maar ook op de plaats waar de banscheiding een knik maakt, op het terrein verscholen, waar eigenlijk niemand mag komen, ook al kan er een gat in het hek zitten, zit ook een kleine uitholling in de grond, waar precies een grenssteen in past. Het is dus op het moment niet vast te stellen. Sowieso waren er dus eerst veel meer stenen, toen zijn er zeer veel verdwenen maar tegenwoordig komen ze dus weer terug.

Stelling van Hilversum

De andere grote lijn op de kaart is het restant van de tankgracht (wit). Dit is WOII archeologie. In die oorlog was het militair bestuur van het noordwest leger in Hilversum gevestigd. Verschillende verdedigingskringen zijn aangelegd, waarvan de tankgracht de buitenste was. Verderop vinden wij tevens aan weerszijden van van de weg merkwaardige rechthoekige kuilen. Deze zijn nog niet verklaard. Met hun achterkant zijn ze geklemd tegen het GNR terrein. Het zou kunnen dat ook deze bij de stelling Hilversum horen.

Archeologische Relicten

Van de karrensporen (lichtblauw) valt op hoe velen deel van de grote Laarder/Hilversummerweg uitmaken, allemaal min of meer geraaid op een punt uitkomend voor de oude tol. De doodwegen, ook de wegen uit het zuiden, de Oude Postweg, komen uit op het oudste gedeelte van het kerkhof. Daarmee is hun naam terecht.

Tevens vallen twee restanten van bundels uit het zuiden die door recente gaten worden onderbroken. Ze komen deels weer tevoorschijn ten oosten van het ‘Hilversumse’ Vitens terrein en lijken dan gericht op St. Jan. Maar een groot deel kruist de grote weg ter hoogte van de dwarsweg en de linker rechthoekige gat. Ze moeten teruggaan naar de tijd van een onverdeeld heide. En ze zijn gericht op, wat wij veronderstellen, het oude Laren. Alle sporen op de Westerheide vormen een mooi bord spaghetti. Lang niet alle kleinere, moderne karrensporen zijn op de kaart ingetekend. Maar voor het contrast is er een complex op het terrein van Nieuwer-Amstel en enkele aan het grindgat achter de linker rechthoekige gat, zonder dat we deze als als per se monumentaal willen duiden.

Op de kaart valt de grote verspreiding van grafheuvels (rood) in de omgeving. De meesten zijn natuurlijk lang bekend en reeds onderzocht. Sommige waren echter, hoe vreemd het kan lopen, tot voor kort weer uit beeld geraakt. Ook zijn er sinds kort digitale waarnemingen gedaan waar mogelijk nieuwe, vergraven of vergane grafheuvels in beeld zijn gekomen. Deze zijn transparant op de kaart weergegeven.

WESTELIJK HOEK ‘SCHAPEN‘KAMP AAN DE N525 WAAR DE SPORENBUNDEL ZICH LANGS WRINGT

Wallen (roze) en greppels (bruin) verwijzen naar oude sporen rond de begraafplaats, twee zogenoemde schapenkampen, de ‘oorspronkelijke’ indeling van de terreinen langs de weg na de heideverdeling en een grenspad. Deze laatste zou ook als pad van interesse (paars) kunnen gelden. Maar een pad moet ergens naartoe gaan wellicht. Zo’n grenspad is in eerste aanleg niet veel meer dan een greppel, die nergens heengaat. In oorsprong bestaat die slechts om te bestaan.

RAATAKKER

Een verschijnsel dat ook sinds LIDAR in ’t Gooi prominent in beeld is gekomen, zijn de raatakkerpatronen (groen). Tot voor kort waren deze waarnemingen van de netwerken vrij zeldzaam aan het oppervlak. Je kunt ze slechts zeer zelden nog waarnemen in het veld, en als je iets zou vinden, kun je nog geen overzicht vormen. Reeds eerder zijn vrij complete complexen op de Vuursche en de Hoorneboegse hei. Deze laatste is reeds onderzocht en goedgekeurd. Zij worden geassocieerd met IJzertijd landbouw.

Op de kaart zijn zowel in het noorden als vrij discreet overgebleven ribben, als in het zuiden als een uitgesmeerde raster, zulke patronen geconstateerd. Maar ook vlak aan de N525 is er een fragment. Dit is zeer onverwachts. Wel zit het dicht in de buurt van voorgestelde tracés voor de ecoduct. Men houde er rekening mee.

Vondsten

Dan komen we tenslotte bij waar het voor sommige archeologen echt om gaat, de vondsten (blauw). Diegenen die reeds bekend zijn met de materie, weten het. De gehele omgeving van de N525 zit vol objecten, scherven en brokken. Waar je een spade de grond in wilt steken, je kunt niet verbaasd zijn dat je iets tegenkomt. Niet als je per se voortvarend een tunnel met groot materieel gaat graven. Maar als je een beetje oplet zijn een paar scherven misschien wel te verwachten. De vondstintensiteit is dermate groot dat alle grondverstoring hoort te gebeuren, indien het al moet, met archeologische toezicht. Maar ook zomaar op de grond worden vele vondsten geraapt.

GAT WAAR HUISSPOREN GEVONDEN ZIJN (BLAUWE STER)

De hoeveelheid is eigenlijk nog groter. Voor de kaart is gebruik gemaakt van Wimmers & van Zweden, die dertig jaar geleden de eerste en voorlopig enige inventarisatie hebben gemaakt van de gehele Gooise archeologie. Gelukkig is er sindsdien, afgezien van tunnel en parkeerterrein, niet veel grond verzet en hebben de losse vondsten geen grote veranderingen in wat we reeds wisten of konden vermoeden. Interpretatie en inzicht in het één en al is natuurlijk een voortdurende evaluatie.

De Kuil van Koppel heeft in de tweede helft van de vorige eeuw bekende en onbekende schade toegebracht. Wel heeft het allerlei vondsten en waarnemingen opgeleverd, waaronder de oudste uit deze omgeving, een ±150.000 jaar oude afslag. In Engeland zijn meer dan miljoen jaar oude sporen van mensen gevonden (men sprak vroeger nogal denigrerend van mensachtigen), vermoedelijk de oudste bezoekers van onze uithoek van de aarde. Hiermee zijn we dus een eind op weg, er zijn al oudere artifacten gevonden in onze streek.

Wat de omgeving vooral zo waardevol maakt is de variëteit van cultuursporen vanaf de eerste boeren tot de middeleeuwen en later. Van essentieel belang voor het ecoduct project zijn waarnemingen en vondsten gedaan in een grindkuil (blauwe ster) op een steenworp van de weg . Het betreft paalsporen en grondverkleuringen gevonden met enkele Drakenstein scherven. Bijzonder is dat hierbij ook huttenleem is geborgen. We kunnen, samen met het nabije raatakkerpatroon fragment, spreken van een IJzertijd context. Dit wordt nog versterkt door een stukje van een romeins amfoor gevonden gevonden ergens op het ‘Hilversums’ Vitens terrein. Waar daarop precies is niet bekend maar in potentie ligt de rest ervan daar vlak onder de grond.

Het zijn in die kuil niet de enige of zelf oudste woonsporen in deze omgeving. Zulke observaties zijn in dezelfde Kuil van Koppen gedaan. De sporen van een 5000 jaar oud huis zijn zelfs gedaan aan de Vredeslaan net buiten het kaartje.

Ecoduct

Zo komen wij tot de vraag, als die ecoduct er moet komen, waar kan die uit cultuurhistorisch en archeologisch oog het beste komen. Wij zoeken een 30 meter lange strook (15meter voor bos en 15 meter voor heide) waar aan beiden zijden de potentiële schade te overzien is. Alle ondergrond is hier als even kwetsbaar aan te merken. Het tracé moet geen andere ingewikkeldheden opleveren. Een blik op de kaart geeft eigenlijk maar één plek aan. Er is maar één corridor waar een ecoduct cultuurhistorisch verantwoord is en het kaartje toont ons voorstel.

De onverharde lanen weerszijden van de N525 zijn een mooi cultuurhistorische element. Archeologisch bezien zijn deze twee van vele karrensporen, in hun huidige voorkomen misschien jonger dan waarschijnlijk veel oudere voorgangers. Een ecoduct zal deze doorsnijden, waar die ook komt te liggen. Deze steeds zeldzamere cultuurhistorische overblijfselen zullen door het project in twee delen worden gesplitst. Archeologisch is dit te overzien, er blijft nog genoeg van over. Met zwart heb ik op het derde kaartje het huidige hek van het Vitens terrein aangegeven. In mijn voorstel wordt over 100/110 meter een nieuw hek geplaatst en komt ± 150 meter hek vrij. (houd je 40 tot 50 meter over ?) Op de hierop vrijgekomen grond kunnen de dieren hun oversteek aanvangen. Op het terrein van Vitens al lijkt de oppervlakte redelijk verstoord.

OOSTELIJK TRACÉ VOORSTEL
WESTELIJK TRACÉ VOORSTEL

Dit geldt ook de overkant van de straat. Naast de onverharde laan ligt hier die vrij groot, atypische rechthoekige kuil. De pendant aan de overzijde is gaver. Deze kuil heeft echter nog wel de sporen van de toegang. Dat dit een kuil is, is juist de reden dat een tracé hier het minst pijn doet. Archeologische verwachting in de kuil is veel kleiner, een archeologische schouw zou wellicht voldoen.

Bijkomend voordeel is dat de harde rijbaan hier het diepst ligt. Daarmee kan de massa van de aan te brengen werken het kleinst worden gehouden, hetgeen zowel uit archeologisch als economische oogpunt te prefereren is. Ook lijkt de hoeveelheid bomen die moeten sneuvelen, bij dit tracé mee te vallen.

BLOKKADE TIJDENS WOII

Het is dus mogelijk dat we hier met WWII archeologie te maken hebben. De bezetter had hier grote betonnen blokkades over de weg neergezet om toegang tot Hilversum te controleren. Is dus wellicht van cultuurwaarde, als het verhaal zo blijkt te zijn. Maar de kuil kan worden opgemeten en de hoeken kunnen worden gehandhaafd. Elk kuil heeft een verhaal maar we kunnen stellen dat de volume van deze kuil archeologisch leeg is. Heeft een mooi sporenbundel in elk geval al vernietigd. Wie weet wat voor schervenmateriaal toen verloren is gegaan? De wanden goed nakijken en vullen maar..