ALLE OBJECTEN VAN DE MAAND >>
december 2024
Hilversum 600 jaar III
het Hilvertshof
Wat waren we er trots op. Een eigen Hoog Catrijne in het hart van onze stad. De oude bebouwing werd opgeruimd zonder dat iemand het nog vast legde. (Mocht dit wel zo zijn, laat ons weten.)
Wie komt er niet, niet alleen uit Hilversum maar uit het hele Gooiland. Zelfs van verder. Vroeger was er een grotere mix van kleine ondernemers tussen enkele grote bedrijven. Ook was er een grotere variëteit, dacht ik. Maar het ziet er wel blits uit. Een stukje Amerika in de autochtone kneuterigheid.
Uit het persoonlijke archief van dr. Jan Albert Bakker komen drie blaadjes, die aantonen dat het één en ander niet geheel zonder oudheidkundige interesse is geschied. De overige communicatie van de betrokkenen ontbreekt maar wat we hebben, is net genoeg het verhaal te vertellen.
In de winter 1971 klom de groter onderzoeker van de Gooise geschiedenis, P. W. de Lange met ons latere voorzitter en erelid, Siem Pos het nog verse gat in waar het complex zou verrijzen. Een archeologische schouwing tussen de bouwactiviteiten door. Ach, men maakte toen nog wel eens plek voor zulke hobbyisten. Toen nog drs. Bakker is hierna even komen kijken om er wetenschap van te maken.
En gelukkig maar! Het weinig dat onderzocht is, geeft toch belangrijke informatie over middeleeuws Hilversum, die anders niet gekend zou zijn. En dit klein beetje informatie geeft reliëf aan het weinige dat we van het oude dorp weten. Hun inspanningen hebben een context vastgelegd, waar er verder geen context was.
De kuil strekte nog niet uit naar de Kerkstraat, waar nu de hoofdingang is. Ook tussen Herenstraat, Veerstraat en Groest heeft er veel oude meuk voor de vooruitgang en de oprit plaats moeten maken.
Maar ook erkennen wij dat dankzij de bouwkuil we iets over de geschiedenis, anders onbekend weten, dus met J.C., ieder nadeel heeft zijn voordeel. De betrokken heren zijn er niet toegekomen er een stukje aan te wijden. Bij deze wordt dat hersteld.
Heeft u een beetje genoten van het 600-jarige jubileum van het mooie dorp? We hebben gaarne op bescheiden wijze onze bijdrage enkele malen eraan gegeven. Nu het jaar 2024 ten einde loopt, wensen wij u een filosofisch bevredigend, oudheidkundig volle maar vooral gezonde 2025!
Een zalige kerstmis en voorspoedige jaarwisseling!
brief van de Lange aan Bakker
Hilversum, 1 maart 1971
Loosdrechtseweg 134
tel-02150-47756
.
P.W. de Lange
Zeer geachte Heer Bakker
.
Onder dankbetuiging voor de inzage stuur ik u hierbij het overdrukje van het artikel van. de Heer Pape, getiteld Plaggen Soils in the Netherlands, terug. Ik heb dit heel leerzaam, gevonden, al moet ik bekennen, dat diverse vaktermen, als “moderpodzol”, mij niet duidelijk zijn..
‘Verder sluit ik hierbij in een verslagje van mijn waarnemingen in de bouwput. van Hilvertshof, waarin ik ook, de bevindingen, en die van de Heer Pos. verwerkt heb. Mocht: dit U aanleiding tot Op-. of aanmerkingen geven, dan houd ik mij daarvoor aanbevolen. Meer in het byzonder zou ik U willen vragen, of de inhoud hiervan (zo, of in wat meer populaire vorm) geschikt zou, zijn voor. publicatie.
Tenslotte nog een vraag. Uit het artikel: van de Heer. Pape bleek mij, dat het mogelijk is, monsters enggrond aan de C14-proef te onderwerpen.
Weliswaar mag men,, gezien de oorsprong van deze grond, geen scherp. begrensde datering. verwachten, maar. een ruw idee van de ouderdom lijkt zo toch bereikhaar. Voor dit geval. zou vermoedelijk langs deze weg wél uitgemaakt kunnen worden, of de hier met een. eng uit ca. 800 of ca. 1500 te doen hebben. Nu heb ik een monster genomen, n.l. tussen de meetpunten 3 en 4 ca. een handlengte boven de onderkant van de laag. Denkt U, dat het zin zou hebben dit op te sturen. naar Groningen? En zo ja, zoudt u dan daarbij Uw Bemiddeling willen verlenen? Mijn monster weegt ca 4 ons; indien dat niet genoeg mocht. zijn, kan ik nog wel voor. meer zorgen.
Met beleefde groeten
getekend: P.W. de Lange
Waarnemingen in de bouwput van Hilvertshof
aan de Groest te Hilversum
januari/februari 1971
situatie van het terrein (verg. schetskaartje)
De bouwput ligt ongeveer in het midden van de oude dorpskern van Hilversum, die ruweg samenvalt met de driehoek, waarvan het Achterom en een deel van Koninginneweg de basis, de Kerkbrink de top en de Bussummerstraat en de Langestraat de zijden vormen. Aan de oostzijde is deze put begrensd door de Groest, aan de westzijde door de Zeedijk (voorlopig nog ten dele door de achterkanten van enkele percelen aan die straat), aan de noordzijde door de achterkanten van de hulzen men de Kerkstraat en aan de zuidzijde door die van de huizen aan de Herestraat (afgezien van één uitgang naar die straat). Vóór de afgraving helde het terrein vrij gelijkmatig van de Zeedlijk (en:6,50 u plus NAP) naar de Groest (ca.4,50 plus NAP).
Stand van de ontgraving
Medio januari bij de eerste waarnemingen was het gehele terrein al ca.2 m of meer afgegraven. Daarna is successievelijk dieper gegraven tot 2 à 3m langs de Groest tot 4 à 5 m ter hoogte van de achterkanten van de percelen aan de Zeedijk.
Het gedeelte vlak langs de Zeedijk was nog niet verder uitgegraven.
Waarnemingen
Rondom het gehele terrein — met uitzondering van de oostelijke helft van de noordzijde — bevond zich een strook zwarte aarde. Naar boven reikte deze bijna tot aan de oorspronkelijke oppervlakte; hoogstens bleef ze er enkele decimeters onder.
De dikte was in de hogere delen van het terrein ca een meter,langs de Groest ca. een halve meter.
Daaronder — en over het algemeen scherp ervan gescheiden — lag een vele meters dikke laag zand, waarin hier en daar grijze plekken te zien waren (leem?). Tussen de zwarte aarde en het zand heeft drs, J,A. Bakker ergens een podzol—laag aangetroffen.
Bij nadere beschouwing bleek deze zwarte laag op de meeste plaatsen niet ongeroerd;. o.m. wezen daarop de aanwezigheid van puin en onregelmatig verlopende stroken zand, alsook het verloop van onder— of bovenkant. Waar de laag ongeroerd scheen,was de grond donker, op zwart af. Waar de grijper van de graafmachine er langs getrokken was, leek de grond vettig. maar,in de hand genomen, viel deze “als droog zand” uit elkaar. Een monster ervan heb ik — na schudden met water — laten bezinken. Aanvankelijk zette zich alleen zand af; leem was dus niet aanwezig. Daarboven stond een pikzwarte vloeistof, waaruit eerst na enkele dagen een zwarte laag bezonk, waarna het water weer helder was geworden.
Scherven heb ik in de ongeroerde plekken nergens aangetroffen. De Heer S. Pos, die ook elders naar scherven heeft gezocht,heeft niets gevonden,dat ouder dan ca. 1600 zou kunnen zijn.
Mijn plan om de ongeroerde gedeelten van de zwarte laag door de Landmeetkundige Dienst van de gemeente te doen opmeten, kon slechts zeer gedeeltelijk gerealiseerd worden. Twee gedeelten waren intussen al vergraven en een grote derde strook bleek bij nadere beschouwing niet ongeroerd te zijn.
De resultaten van de metingen zijn weergegeven in bijgaand schetskaartje.
Commentaren
Drs. J.A. Bakker is op grond van eigen waarneming van mening dat de zwarte laag bestaat uit oude enggrond, d.w.z. de teelaarde van oude akkers, die — zoals op zandgronden als die wan het Gooi gebruikelijk te geweest — eeuwen lang bemest zijn met de mest uit de potstallen. Deze mest bestond uit een mengsel van strooisel (hier uitteraard meest heideplaggen) en dierlijke uitwerpselen. Doordat met die plaggen steeds ook zand op de akkers gebracht werd, is de laag zwarte teelaarde op de duur veel dikker geworden dan de diepte van één ploegsnede. De organische stoffen zijn mettertijd geheel uit elkaar gevallen. Enige structuur is daaraan niet meer te herkennen. De zwarte kleur kan mede afkomstig zijn van houtskool,ontstaan door het afbranden van hoge heide.
Het voorkomen van enggrond op deze plaats levert een probleem op. Uit de historische bronnen kennen wij n.l. alleen de engen buiten de oude — hier boven ruw aangeduide — dorpskern. De oudste, topografisch omschreven, vermelding daarvan dateert uit 1562 (n.l. in één van de z.g. penningkohieren). De percelen zijn daar gegroepeerd naar hun ligging, n.l. telkens tussen twee van de toenmalige buitenwegen. Percelen binnen de dorpskern komen In dat kohier niet voor. De eng, waarvan wij hier de grond hebben aangetroffen, zou destijds dus niet meer als zodanig in gebruik geweest zijn en ouder geweest moeten zijn. Nu zijn de engen, zoals aangetroffen in 1562, niet binnen korten tijd ontstaan; zij moeten tenminste enkele eeuwen oud geweest zijn. De dikte van de nu aangetroffen laag, wijst er bovendien op,dat die eng ook wel enige eeuwen in gebruik geweest moet zijn. Zo ziet het er naar uit,dat wij deze eng wel als ontstaan in de Karolingische tijd (ca, 800) mogen beschouwen. Twee vragen doen zich dan echter voor:
Ten eerste naar de nederzetting (mogelijk niet meer dan enkele verspreide boerderijen), waartoe deze eng behoord heeft. Misschien kunnen latere opgravingen binnen de oude dorpskern daarop een antwoord geven.
Ton tweede, wat er met deze grond gebeurd is, nadat ze niet meer als eng gebruikt is en voordat er de onlangs afgebroken huizen op gebouwd zijn. Het ontbreken van scherven van vóór 1600 blijft vreemd.
febr. 1971
P.W. de L.
tot zover
de Groest
De naam Groest is afgeleid van groeze, een oud naam voor grasland, grassig. Zeist heeft ook een groeze, later een soort mini-heerlijkheid. De eind-T wordt taalkundig geduid als een zogenoemde collectief. Dus dan heb je zoiets als ‘waar gegraasd wordt‘ of ‘de grasland velden‘.
Toponymische synoniemen zijn het Friese garse of gersland, in Frankische streken dries, in Franse acten weleens prez arable. Ook is er de term etting hiervoor. Het is overgeleverd als weide– of dijketting, het recht om beesten ergens op te laten grazen.
Alweer in 1951 heeft de Belgische taalonderzoeker J. Lindemans “het probleem dries” onderzocht in de MVDVV Naamkunde, bladzij 14 tot 24. Het blijkt een vermoedelijk oorspronkelijk meestal gemeenschappelijk beheerd stuk land te zijn. Op het zand waren dit veelal vochtrijke stukken die als vochtrijker grassig, zo niet drassig waren, die goed geschikt waren voor begrazing door (vermoedelijk groot-?) vee. De dries werd apart gehouden van de akkergronden of moest eventueel één op één door een gelijk stuk worden vervangen.
Het was dan ook niet alleen om de beweiding op zichzelf te doen. Zij vormde indien aanwezig een essentiële onderdeel van de oude dorpsinfrastructuur. Zij bracht voedingstoffen op voor de omringende, iets hoger gelegen akkers. Niet alleen het stront van koeien of paarden, ook zich in het gras thuis voelende vlinderbloemigen, met hun familie truc om stikstof te binden, hielpen om de van zichzelf iets schrale voormalige heide jaarlijks weer te bemesten.
Wellicht dat wat familieleden, erwten, peulen of bonen daar geoogst werden, in het veld zomaar opgekomen of op een apart daarvoor gehouden stukje. Nergens, voor zover wij weten met zoveel woorden zo genoemd maar een aanvaardbare speculatie. Voor onze Groest gaan wij ver terug in de tijd, toen men nog goed luisterde maar niets opschreef.
Het is duidelijk dat het gebruiksrecht van de groeze oudtijds van het grootste belang was zoals later het schaarrecht dat was. Naast de economische voordelen moet het ook gehoord hebben tot de buurrechten waaraan ieder manlijk hoofd van de huishouding deelnam en zijn stem had. De gerechtigde ontleende er ook zijn eer aan.
Dat de groeze onderdeel was van geregelde overleg, staat buiten kijf, al is zoals gezegd daar schriftelijk niets van overgeleverd. Wel weten we via Albertus Perk dat er een terrein was aan de overkant van de Groest waar de meispraak, de buurvergadering jaarlijks plaats vond voordat die naar de Kerkbrink werd verplaatst. De Meibrink bevond zich vermoedelijk aan de zuidzijde van de Groest, misschien ter hoogte van onze huidige Schapenkamp of Sint Vituskerk.
(Nog eind 19de eeuw wordt de plaats op de Emmastraat waar de kerk gebouwd werd, omschreven als op de Groest. Deze werd toen geacht nog een stuk zuidelijk door te lopen. Een korte blik op de plattegrond lijkt dit te bevestigen met een vrij brede strook slechts onderbroken tussen Veerstraat en Lange Straat met een deuk in de rooilijn.)
een kleine geschiedenis van Hilversum
Op de Liebergerweg zijn vroegmiddeleeuwse graven teruggevonden. Oude zwaarden en Merovingische bling. Wat de bijhorende nederzetting er precies was, is zeer onduidelijk. Lag daar de elite begraven? Was er werkelijk een Hilvert die heerste over een kleine bevolking? Was er een hof waaruit eeuwen later de toren van Hilversum voort is gekomen? Of was er een meier die namens een sterke man op afstand een hofgericht voorzat? Of waren de meeste boeren vrije buren die met paard en zwaard hun heer, wie dat ook was, in zijn heir konden bijstaan (maar dan niet meer dan 40 dagen per jaar)?
We mogen er echter wel vanuit gaan dat het dorp nog zeer landelijk was. De Groest zal als lage stuk waar oppervlaktewater voedingsstoffen naartoe bracht, uit zichzelf al groen geweest zijn. Wellicht stonden er al wat bomen omheen, liep er al een pad. Het best vertoeven in het heetste van de zomer. Maar na een stortbui een sompige strook.
Tussen open akkertjes, waar wel ieder zijn eigen bezit aan stroken had, veel open terrein. Aan de randen van de eng zal men zijn eenvoudige boeren behuizingen hebben gebouwd. Niet op elkaars neus, hier of daar plukjes gewijs, op roepafstand, dicht bij het werk.
De Hilversumse gemeentesecretaris en geschiedkundige Albertus Perk is na veel navraag en nalezing tot het beeld de ontwikkeling van zijn dorp gekomen. Hij stelt dat het dorp in de omgeving van de Bussummerstraat is ontstaan. De naam is waarschijnlijk wel van later maar van belang is de naam van de aangrenzende Oude Engweg. Ook de naam van het Noordse Bosje is saillant, niet alleen dat daar blijkbaar (reis?)hout ooit groeide, om de kachel aan te krijgen of iets te vlechten. Blijkbaar was het dus ook niet het enige bosje ter plaatse.
Volgens Perk ontstond als tweede buurt het Kerkbrink-kwartier. Niet het oudste volgens Perk! Wanneer dit heeft plaats gehad, laat Perk zich niet over uit. In elk geval moet dat vóór het ontstaan van het kapelletje of wat men dan heeft teruggevonden, zijn beslag hebben gekregen. Hoe snel, hoe ver deze buurt richting latere Vaartweg en ’s Gravelandseweg zich ontwikkeld heeft, waar en hoeveel boerderijen in de middeleeuwen stonden, is duister.
Als derde wijk ontwikkelde volgens Perk het Neu-kartier. Later, toen we kaarten tekenden, heette de Ruitersweg het Krakebeen, waarschijnlijk genoemde walvis beenderen bij de ingang van de boerderij daar, wellicht in Huizen op de kop getikt. Daar stonden later nog enkele boerderijen. Erachter heette de Koningsstraat het Krakebeens Wegje, dat de rand van het oude dorp vormde, waarachter zich de grote zuidelijke eng zich bevond. De Koningsstraat is in dat opzicht te zien als de zuidelijke tegenhanger van de Engweg in het noorden.
De Neu is niet ‘Nieuw” in de lokale tongval, al is het als dusdanig wel op oude kaarten opgenomen waar de Neuweg als Nieuw Weg staat aangegeven. Een neu(de) was ook een vochtige plek maar zonder de juridische bagage. In zijn oudste vorm, eerst in 855 als “hnodi” geschreven. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal zegt dat ‘hnodi’ moeras betekent. In Utrecht is de Neude een voormalig inham van de Rijn geweest zijn. Daardoor was het vroeger een moerasachtig strookje dat later een weg werd voor droog weer.
In Hilversum waterde de buurt af op de Neu(de), die wij aan het begin van de Neuweg moeten zoeken. Nog altijd helt de Laanstraat, in het verlengde van de Neuweg, flink af naar de Langestraat toe. U kunt het daar op de fiets nog nagaan. Mogelijk is bij de Neu nog een Zuidse Bosje geweest maar dat is puur speculatief. Wel mogen we ervan uitgaan dat de drie eerste kwartieren van het dorp, als we Perk volgen, reeds in de middeleeuwen zijn beslag heeft gekregen. Het stratenpatroon zal grotendeels nog overeenkomen maar de stad van nu en het eenvoudige open loomrijke boeren gehucht van toen zullen verschild en gevoeld hebben als dag en nacht.
Op het kaartje van de drie oudste, middeleeuwse kwartieren, getekend over het oudste kadastrale kaart van Hilversum met toenmalige wijkindeling uit de eerste helft van de 19de eeuw, zijn noodzakelijk strekking van en precieze grenzen tussen, voor zover die sowieso in de middeleeuwse periode al betekenis hadden, slechts als een globale inschatting. Latere wijkindeling is anders. Kerkbrink-kwartier is iets ruimer genomen, met zijn groeipotentie langs de uitvalswegen. Of dat reëel is? Mogelijk stelde de ’s Gravelandse Weg en Vaartweg nog niets voor in de middeleeuwen. Wel moet de weg naar Loosdrecht reeds daar gelopen hebben. De middeleeuwse Groest zal vrij zeker iets groter zijn geweest dan de huidige straat. Het is maar dat u het weet.
Het kaartje verwijst naar de globale situatie ten tijde van drie kleine wijken en een open, nog onbebouwde groeze, ergens in de loop van de middeleeuwen.
Wel is er een interpretatie van ‘neude‘ die minder op het nat steunt maar uitgaat van iets als geul, laagte of smalle gleuf uit 1999 in ‘Onze Taal‘. Het is niet onmogelijk dat er heel vroeg aan het begin van de Neuweg één of meer greppels waren, mede om de weg richtig Loosdrecht begaanbaar te houden. Maar hoe dan ook , de regen op de hellingen zorgde voor last op de lagere stukken en de boerderij onderaan op de kop van de Neuweg zou in die wereld zonder riolering niet zonder greppels mogelijk zijn geweest. En die boerderij is er wel gekomen.
Ooit kon het land waar later het Hilvertshof zou komen, nog tot het buitengebied van het dorp gerekend worden. Althans als wij Perk volgen. Hij vertelt dat de Groest-kwartier als vierde gekomen is. Ook hier zegt hij niet wanneer. Maar voor zijn opeenvolging valt veel te zeggen. Hij grijpt daarbij dan wel eeuwen terug vóór zijn tijd. Het zou getuigen van een lange levende geheugen onder een deel van de bevolking..
In 1562 liggen alle engen dus blijkbaar buiten het dorp, waar reeds de vier kwartieren deel van uitmaken. En een ander greppel brengt ons weer terug bij de Zeedijk.
de Zeedijk
Wat een aparte naam, eentje om bij stil te staan. De afleiding is te simpel. Wel is er wat ‘zee‘ betreft, de verwisseling ten opzichte van het Duits met ‘meer‘. En een dijk kan naast een wal tegen buitenwater ook gewoon een weg zijn met goede afwatering zoal het geval van Soestdijk. Beide wel hele oude woorden.
Evident echter dat het er niet één is; Hilversum heeft als de nederzetting natuurlijk nooit aan zee gelegen.
Er schuilt een stukje lokaal middeleeuws boerenhumor in. Een machtig begrip voor het smalle straatje tussen de aanzienlijke Kerk- en Herenstraat. Ongetwijfeld zijn die straten ouder. Deze verbonden het oudste en het Kerkbrink-kwartier van het middeleeuwse dorp met de groeze. Velen zullen ze toen al dagelijks op en neer hebben gelopen. Ook sloot de Kerkstraat aan op het begin van de Eemnesserweg en de weg naar Laren.
Een lokaal dingetje werd een dijk tegen zeewater pas met het openbreken van de Almere tijdens roemruchte stormvloeden in de jaren ‘1170. Hierna ontstond de Zuiderzee en kreeg de noordflank van ’t Gooi met haar eb en vloed te maken en voortdurende gevaar van afkalving van haar klifkust.
Het dorp deed hierna met andere Gooise plaatsen mee met het terugwinnen van maatlanden op de zee in de zogenoemde Angerechten. Alle deelnemers kregen een eigen stuk waar zij in het naseizoen hooi konden halen om de winter te helpen doorkomen. Zij moesten dan ook daarvoor diensten leveren en ook misschien meebetalen. Dan wordt een zeedijk iets waar men het over heeft.
De naam is dan vermoedelijk niet ouder dan de 13de eeuw, al kan het straatje, gezien de bevindingen hierboven, wel ouder zijn.
(Toen de Bouwvenen, een stukje Eempolder links van de Gooiers Gracht later verdeeld werd, heeft Hilversum niet meegedaan. Hieraan moet een besluit van de onderlinge buren, hoofden van een huishouding van het dorp aan vooraf zijn gegaan. Niet vanuit het administratief bestuur van de Larecarspel, waar het dorp tot 1424 in relaties met de Grafelijkheid Holland nog onder viel.)
De eerste drie kwartieren van het oude dorp lijken zonder grote gemeenschappelijke ingrepen te kunnen zijn ontstaan. Richting de Oude Eng lagen de oudste boerderijen op de mooiste plaats want eerste keus. Maar ook rond de Kerkbrink lagen de behuizingen fijn tussen hoog en laag. Ook het stuk van de Neu-kwartier tegen het oude dorp aan, lagen nog relatief prima in hun omgeving.
Het lijkt onvermijdelijk dat voordat de omgeving van de Groest ontwikkeld kon worden, het waterprobleem moest worden aangepakt. Men bouwt geen woning, waar je af en toe met natte voeten wakker wordt. Het moet eerst al een hele bedoening zijn toen in de regenbuien de boel onderaan de Groest onderliep. Niet helemaal dezelfde situatie maar dat er nu nog wel eens een auto in de Prins Bernardtunnel vast komt, geeft aan dat het een oude thema is met hetzelfde water.
Benadrukt dient dat we niet weten hoe breed de Groest oorspronkelijk was. Het terrein aan de westzijde helt flink af, de Zeedijk ligt wel twee meter hoger. Het gebied tegenover richting Kampstraat is allemaal laag. De groeze zal oorspronkelijk wel een stuk groter zijn geweest dan de huidige straat.
Het was natuurlijk niet om de dijk te doen als wel om de eruit opgeworpen greppel. De grote zee aan water dat zich hier van het hoge land naar beneden stortte, zal zich daarin wild kolkend een weg hebben gebaand naar geulen langs de Herenstraat en Kerkstraat naar de Groest.
De greppel op de Groest is uit latere tijden nog wel bekend. Daar waar de Kerkstraat en tegenwoordige Stationsstraat, de weg naar Laren en Eemnes de Groet kruiste, was er een bruggetje waar iedereen elkaar wel tegenkwam of afsprak. Het heette liefkozend Allemansbrug.
De greppel kwam in de jaren negentig tevoorschijn toen de straat opnieuw werd ingericht. Als een strook dikke donkere slijk ter hoogte van het bruggetje vol met gebroken kleipijpjes.. Dreigde de greppel alsnog over te lopen, kon het water naar het buitengebied afgevoerd worden langs de Spuisteeg.
Wanneer is de Zeedijk uiteindelijk aangelegd? De waarnemingen van onze vrienden, de vaststalling door Jan Albert Bakker nopen ons terug te gaan naar de periode waarin op het terrein van het latere Hilvertshof een opbouw van enkgrond gedurende langere tijd heeft plaatsgehad. Deze heeft in elk geval hierna lang genoeg kunnen rusten zodat dat iets van een podsolering heeft kunnen optreden.
Een metertje enkgrond neemt vele honderden jaren om zich op te bouwen. Tien centimeter per eeuw is een vuistregel. In elk geval mogen we constateren dat dit gebied in de middeleeuwen tot de engen, open akkervelden van het dorp heeft behoord. Het lijkt onwaarschijnlijk dat ruimtegebrek de boeren noopten dit lagere, aan water toeloop onderhavige land eeuwen lang in gebruik te hebben. Het ontbreken van voedingsstoffen lijkt de grootste rem op een verdere ontginning van landbouwgrond rond het oude dorp. Blijkbaar was het goed boeren naar de groeze toe.
Het is goed voor te stellen dat de lijn van de Zeedijk een grens van een eng blok was. Deze kan mogelijk hebben doorgelopen over de Kerkstraat ergens over het Wagenmakersplein. Een andere blokgrens kan wellicht over de Koornstraat gelopen hebben. Oorspronkelijk waren het dan niet meer dan paden tussen de akkers.
Zou men in die periode ertoe gekomen zijn een flinke dijk op te werpen om de laagst gelegen akkers extra te beschermen? Het valt niet uit te sluiten maar lijkt niet voor de hand te liggen. Men was niet gewoon op de engen dit soort werken aan te leggen en dus ook te moeten onderhouden. Het moet dan wel een zeer vruchtbaar stukje land zijn geweest. Weliswaar ook op de Naardereng vind je wallen en greppels.
Echter in Hilversum was er immers genoeg ruimte om zonder veel moeite het landbouwareaal uit te breiden. Er moet dan wel een heel bijzondere reden zijn geweest om niet alleen de Zeedijk maar ook klaarblijkelijk Kerkstraat, Herenstraat, de Groest en zelfs een Spuisteeg van werken te voorzien. Misschien was er zelfs ergens over een Wagenmakersplein een werk die aansloot vanaf de Bussummerweg.
Voor bijzonder lekkere vroege boontjes of wat dan ook was dat toch een hele ingrijp geweest. En dan ieder jaar de boel op orde houden. Het lijkt daarom redelijk veilig ervan uit te gaan dat de Zeedijk is aangelegd bij de ontwikkeling van het Groest-kwatier. Ook dat die aanleg in tegenstelling tot de drie andere wijken een centraal georganiseerde onderneming was, dat het hele dorp aanging. Dan is het nog maar eens te betreuren dat zoveel kennis van vroeg Hilversum door brand en verdere rampspoed verloren is gegaan.
De vraag is dan wanneer het Groest-kwartier is ontwikkeld. Het moge duidelijk dat de ontwikkeling van de Groest een aantasting betekende van de oude gebruiksrechten van de buren. We weten dus ook niet waarom zij hier toch toe besloten. Waren het interne ontwikkeling die in voorspoed tweede zoons aan een nieuw bedrijf zocht te brengen. Of kwam de nieuwe bevolking van elders en was het een gelegenheid de dorpskas wat te spekken of de kerk te restaureren? Uit luxe of uit armoede, het zou fijn er iets over te weten.
Waarschijnlijk heeft het één en ander nog plaatsgehad een tijd voor de vermeldingen in de penningscohieren van 1562. Immers zal niet onmiddellijk na ingebruikneming van de huizen rond de Groest al het land naar de Zeedijk zijn volgebouwd maar in 1562 waren die akkers al voor goed weg.
Het is duidelijk dat de oorlogen met Utrecht en Gelderland rond 1500 dramatische gevolgen voor verschillende plaatsen heeft gehad. Heel Bussum verhuisde van onder de ban van Huizen naar de ban van Naarden. Hun oude overburen op de hoge rug rond Sint Janskerkhof verhuisden naar de overkant van hun grote eng en bouwde daar een nieuwe kerk. Het buurtje heet daar nu Oud Laren!
Er zullen onderliggende redenen zijn geweest. De beweging is van hoog gelegen naar laag geweest. Wellicht was het anders geleidelijk gegaan maar de grote oorlogsschade was blijkbaar een gelegenheid geweest met zijn allen ergens beter opnieuw te beginnen. Zelfs al hield dat in dat men naar een ander gerecht moest verhuizen.
Of in Hilversum bij herstel van de vernielde bedrijven, een aantal mocht besluiten naar de Groest te verhuizen, is best mogelijk. Maar het had dan wel wat voeten in de aarde van de armzalige gemeente. Maar het verhaal van het Groest-kwartier en de Zeedijk kan vroeger in de middeleeuwen vele aanleidingen hebben gevonden in tijden van overvloed, van tegenspoed, van kastekort of slimme investeringen. Mensen van buiten, voor eigen volk of gemengd? Wie weet?
In de jaren ‘1170 is het oudste Naarden aan de golven van de binnendringende Zuiderzee ten ondergegaan. De kerk van het oude stadje, eigendom van het kapittel van Sint Jan in Utrecht werd verplaatst de veilige klippen van ’t Gooi onder de abdij van Elten. We hebben de rechthoekige en zo merkwaardige Naardereng aan overgehouden. Wellicht zijn er ook toen nog vluchtelingen, Naarder boeren in Hilversum opgenomen. Als dat zo was, een grote pluim voor de buren, die toch maar oude rechten ervoor opgaven. Weliswaar kreeg Hilversum een potentieel groot stuk nieuwe grasland buitendijks ter beschikking, de Hilversums Maat, waarschijnlijk oud Naardense land. Wel zou het een nog meer saillante stuk boerenhumor zijn dat deze nieuwe bewoners zich nu wel veilig achter een zeedijk mochten wanen. Het ware boerenpoësie; goed bedoeld, zou je hopen. Dit alles is natuurlijk puur speculatief. Wel het leukste verhaal, eventueel.
Van de dijk zelf kunnen we niets meer vinden. Maar het is niet uitgesloten dat onder de straat van de Zeedijk of zelfs van het Wagenmakersplein of -steeg, iets van die greppel nog is terug te vinden. Bodem zal weliswaar zeer gestoord zijn, maar we hebben slechts een stukje nodig. Er zouden vondsten in kunnen liggen, die de oudheid van het dorp materieel kan oprukken. (de ±1600 van Pos zou beter moeten kunnen, iets zou al beter zijn dan het niets middeleeuws, behalve de kerk, nu.)
Maar er is ook slechts maar een klein stukje ongestoord greppel nodig om het hele gedoe te kunnen dateren. En nog veel meer informatie zou er te vinden zijn. Ach, die wetenschappers zijn zo knap tegenwoordig..