ALLE OBJECTEN VAN DE MAAND >>

april 2024

geschiedenis & archeologie van de Vuursch deel 7

de Vierdels deel 2:

de eigenaren

inleiding

In de tijd van Karel V wist men dat een voorganger van hem, keizer Otto in 997 een grens had getrokken door het land van de zusters Hamaland (hierover toekomstig meer). Een zijde van die grens zou het Gooiland worden, de andere zijde was uiteindelijk aan het Sticht Utrecht gekomen. Maar hoe die grens precies gelopen had, was men inmiddels vergeten.

Wel wist men dat het kapittel van Sint Jan in Utrecht eind elfde eeuw land kreeg ten oosten van die lijn en dat hetzelfde kapittel in de twaalfde eeuw een gebied ten westen ervan, de hoogte van de Vuursche eigenlijk had verworven (waarover later meer). Voor het kapittel maakte die oude grens toen niet veel meer uit.

Honderden jaren later raakte de wildernis op en begonnen gebruiksrechten op het gebied ten westen van de Vuursche hoogte te botsen. De bekende eeuwenlange juridische strijd was begonnen. Karel was echter graaf van Holland, heer van Utrecht en daarbovenop nog Keizer van het Duitse rijk. En met jezelf, weliswaar met verschillende petten op, is het gemakkelijker een compromis te vinden dan met een ander.

.

Dus daar niemand hem overtuigend wist te vertellen hoe zijn voorganger het bepaald had, heeft hij in 1535 een nieuw grens getrokken tussen zijn gebieden, vanaf de Beuk op de Hoge Vuursche naar het pas in de veertiende eeuw gestichte Wernaers Hofstede en vandaar een rechte lijn naar het uiterste van het Gooiersbos. Sleutel om beide partijen tevreden te houden was het toe te passen principe dat weliswaar een groot stuk land bij Holland kwam maar dat desondanks dát geen gevolgen mocht hebben voor de eigendomsrechten van alle betrokkenen. Het heeft gedeeltelijk gewerkt.

Wie had nu eigenlijk gebruiksrecht op de wildernis tussen de Vuursche en het hogere land waarachter het Gooiersbos zich bevond? Eén stuk in het westen werd geclaimd als het traditionele bezit van de Erfgooiers, het lage bos. Pas in 1709 zou de Hollandse Sloot wederzijds erkend worden als de begrenzing hiervan.

Maar tussen de verschillende Stichtse stakeholders was ook geen overeenstemming over wie recht op wat had. Aan de ene hand claimde de eigenaren van de opstrekkende heerden het recht hiervan tot aan de horizon, in deze tot aan de oude Laapersweg. Maar het leek de eigenaar (eigenlijk erfpachter, maar inmiddels waren die gebruiksrechten waar het om ging, geworden tot de facto eigenaren) van de Vuursche wel zo logisch dat de grens van de heerlijkheid met die van de graafschap daar zou samenvallen. De wildernis was namelijk nog niet ontgonnen en theoretische eigendom van onontgonnen gebied gold niet als opstrekking. Als zij het gebruik zouden nemen, stonden zij daarover in hun recht, volgens hun advocaten.

.

Uiteindelijk hebben de opstrekkende heerden het pleit hier toch gewonnen. Maar voor het zover was, moest de eigenaar van de heerlijkheid weten wie de verschillende eigenaren waren tegen wie zij hun claim wilden maken. Vandaar dat al in 1545 een lijst is opgesteld van alle eigenaren tegen wie zij in principe wilden procederen. Vandaar dat de eigenaren worden vermeld op de kaart van 1597, opgesteld door schout Francois de Lattre van de Vuursche en dat deze lijst is aangevuld op de kaart van de verkoop van 1625.

Maar diezelfde eigenaren waren ook niet één blok. Het laatste te verdelen gedeelte van hun claim liep naar het noorden behoorlijk smal toe. Hoe moest dit onderling verdeeld worden? Hier was geen overeenstemming over. Alle heerden zouden eenvoudig recht doorgetrokken kunnen worden. Men had ook de heerden ter hoogte van de Vuursche allen gelijkmatig naar hun deel van de totale breedte gelijkmatig kunnen laten inschikken. Maar de werkelijkheid was dat niet alle eigenaren op dezelfde wijze erin stonden. Sommige waren blijkbaar meer gemotiveerd het hogere land in te trekken, anderen zagen het minder zitten dit moeilijke land bij het hunne te trekken. Hierbij kwam dat ook verschillende gerechten met hun eigen idee deel uitmaakten van het te claimen gebied.

wal op de Vierdels

Het resultaat was een opbreken van de oude regelmaat. Ieder bocht, hoek of inschinkeling heeft een eigen verhaal te vertellen. Of we ooit achter die verhalen zullen komen, is maar de vraag. Maar dat de verschillende spelers initiatief namen en soms zichzelf wat ruimer bedeelde dan wellicht redelijk lijkt, is wel duidelijk. Hoe dit, stukje voor stukje geregeld is, valt bijna geheel buiten ons zichtveld.

Met dus haast ononderbroken regelmatige stroken vanuit het zuiden en westen, ruim 25 meter breed, vertrokken de vierdels de wildernis in. Met een maximale lengte van bijna 12½ Km van het begin van het oude gerecht Herbertskop naar de taartpunt aan de oude Laapersweg, met alle erfpachters met recht van opstrek, is het zeker een nationaal cultuurhistorisch monument.

Een doorsnee vierdel blijkt echter bij de Vuursche nog maar een meter of 20 breed. Door goed geluk of niet of (on)handig politiek en ondernemerschap zitten er nabij de Vuursche behoorlijke verschillen tussen de breedtes van verschillende vierdels, tussen 11 tot 28 meter. De twee hoeven brede strook van het gerecht Overdevecht bijvoorbeeld bereikten bij de Bunten maar liefst een breedte van 262 meters oftewel 32,75(!) meter per vierdel.

De tegenstelling met de ondanks de wildernis schitterende wiskundige precisie waarmee de ontginningsblokken zijn uitgezet, vorige maand behandeld & hoe deze grillige onderverdeling door particulieren is uitgewerkt, is op zichzelf een prachtig stukje historische geografie. Het is in deze jaren, de theorie in de zestiende eeuw, de praktijk in de zeventiende dat al dit schoons heeft plaats gevonden.

De Vierdels op de Kaarten

De plaats van de verschillende vierdels op de kaarten is niet evident. Hoewel op de 1597 kaart de twee vierdels van den beckerd seuster direct lijkt aan te sluiten bij de westzijde van Drakensteyn/de Inham, blijken deze feitelijk iets ten oosten op de Koudelaan uit te komen. En waarom de opsomming met deze is begonnen, blijft onzeker. Maar voor het verschil tussen plaats op de kaart en in het veld hebben wij nog geen goede reden gevonden.

Ook de reden van de meest westelijke vermelding op de ±1625 kaart, Jan Gotten (of Gallen) als laatste vermelding is onzeker. Het hangt in elk geval niet af van de gerechtsgrenzen waaronder deze vielen. Deze gerechten worden bij de vierdels in tegenstelling tot andere aangrenzende gebieden rond de Vuursche hier niet genoemd. Het betreft hier de namen van de eigenaren, pachters en een enkel gebruiker. Nog niet alle namen kunnen worden verbonden aan een historisch bekend persoon. Wel staat op de 1597 kaart bij de oostelijk van den beckerd seuster gelegen anonieme vierdels de Bilt vermeld als gerecht.

Wel worden de aantallen vierdels van de eigenaren op de de Lattre kaart keurig benoemd, behalve bij de laatste. Hij heeft dit enigszins tot uitdrukking gebracht in de grootte van de ruimte tussen de lijnen, hoewel niet geheel consequent. Hij laat bij de vierdels de lijnen van hiervan op twee plaatsen verspringen. Hoewel deze komen niet overeen met de teruggevonden tiendpaden. Hij lijkt echter wel hiermee de tiendpaden als landschapskenmerk hiermee te suggereren.

ontginning_kaartje-1.jpgmediaclass-fancybox-big-img.5a17fc1f47109709397ae88813c748b421ef8e41

De betekenis van enkele lijnen op de 1597 kaart dwars over de vierdels getrokken, direct ten noorden van de geschreven namen is onduidelijk. Deze zouden kunnen duiden op één van twee parallel lopende wegen, of beiden, die de vierdels tussen Kloosterlaan (oude Hilversumseweg) en Berkenlaan (Oude Laapersweg), de oude noordelijkste vierdels, het tegenwoordige terrein van de golfclub doorkruisten. Het betreft hier de Zwarte Weg en een iets zuidelijker gelegen weg. Deze lopot tegenwoordig dwars over de banen en is op de actuele hoogtekaart redelijk goed terug te vinden, tussen G.H.Cronebos en Beukenwoud, oorspronkelijk beginnend bij de grafheuvels aan de Hoge Vuurscheweg.

Bij de namen op de ± 1625 kaart ontbreekt iedere aanduiding van grootte. Hierdoor is bij de reconstructie van de vierdels een kleine onzekerheid over de precieze ligging en verdeling in 1625. Met behulp van andere bronnen, vooral het Hisgis-project is de meest logische reconstructie gemaakt. Wel hebben wij op een overzichtskaart de verschillende vierdels daarom hier één voor één omlijnd. Hoewel ook hier niet alle namen kunnen worden verbonden aan een historisch bekend persoon, is een enkel naam mede diagnostisch gebleken voor de datering van de kaart. Tezamen met de op de kaart vermelde lengtes en oppervlakten, duiden ze op het onstaan van de kaart rond 1625.

De streepjes op deze kaart lijken geen nadere betekenis te hebben. Ook de stippellijnen lijken geen extra informatie te geven. Hier is bij de meer oostelijke gelegen vierdels de Riddervenen genoemd als ontginningsnaam.

Beide kaarten besluiten de lijst met een aantekening. De één is zeer moeilijk leesbaar. Beiden zijn moeilijk te interpreteren.

De Vierdels van de Lattre

.

Hier volgen de vermelde namen en grootten op deze kaart:

den beckerd seuster …………………………………II vierdel

de erffgenaem van bert pertes ……………………..II vierdel

Rick verhoeff …………………………………………..I vierdel

helcken ………………………………………………….I vierdel

Wttemyent ………………………………………………I vierdel

Lamswert ……………………………………………….een hoeven

Lieu off dierick Seur …………………………………..ij verdel

beverWert ……………………………………………….IJ vierdel

den Abdieen van oestbrouck ………………………..IJ hoeven

lanswert …………………………………………………ij hoven

vecht …………………………………………………….een hoeven

bedelem …………………………………………………J vierdel

heelig kruis ……………………………………………..j hoeven

vrericks Senrens (Swaens / Swienss) ……………..J vierdel

die heeren vanden dom……………………………….j hoeven

henrick Wiellems ………………………………………j vierdel

Audewick ……………………………………………….J vierdel

Senteservois cloester ………………………………..J vierdel

berkucks viercks ………………………………………I vierdel

Jacob(us) giesens …………………………………….I vierdel

mester Heubert pauwen ……………………………..I vierdel

Willem neff

De eerste acht vielen onder het gerecht Oostbroek

Het land van de abdij van Oostbroek viel echter on het gerecht Overdevecht.

De rest viel onder het gerecht Oostveen.

Het is niet uit te sluiten dat de transcriptie een enkel fout heeft. Maar het staat ook vast dat Francois de Lattre verschillende namen verschreven heeft. Hieruit blijkt wellicht zijn Franse tong. Waarschijnlijk heeft hij de namen op het gehoor overgeschreven.

den beckerd seuster : moet zijn het St. Maria Magdalena convent van de bekeerde zusteren te Utrecht. Het convent van de bekeerde susteren was volger van de Moderne Devotie.

bert pertes : moet Bernt Proeijs zijn. Proeijs is een oude Utrechtse patriciërsfamilie. Zij had hier al zeer lang bezit. Over deze familie valt nog meer te vertellen, hetgeen hieronder zal gebeuren..

De oudste bouw van Eyckenstein zal van kort na 1600 zijn, www.eykenstein.nl

Lamswert : Dit is Joris van Lamsweerde. Het nabij gelegen landgoed Eyckenstein was tot 1627 in bezit van een familie Lamsweerde. De oudste bouw van Eyckenstein zou uit de tijd van de kaart dateren en was waarschijnlijk nog het niet meer dan een herenboerderij. Een Johan van Lamsweerde was in 1545 secretaris van de bisschop en het Domkapittel van Utrecht. Joris van Lamsweerde is geboren rond 1546, was student te Leuven, vicaris ten Dom, zijdelakenverkoper en burger te Utrecht. Hij werd beleend met losrente uit land met hofstee in ’t Goy. De familie heeft vele hoge functies bekleed in Utrecht en daarbuiten.

Joris van Lamsweerde, zoon van Jan van Lamsweerde en Elisabeth van Bommel. overleed 30-4-1627 Utrecht. Vader was ook secretaris van het domkapittel van Utrecht. Joris zoon Alexander was viceplebaan van het kapittel van St. Jan te ’s Hertogenbosch, student te Leiden, advocaat, vice-dekaan van het Domkapittel, heemraad van de Lekdijk te Utrecht & domheer te Utrecht.

grafsteen te Utrecht Joris Strijt Alexander van Lamsweerde

Lieu off dierick Seur : Op een contemporaine lijst staat hier De Lewens

Vecht : Op een contemporaine lijst is dit Jorijan van de Vechdt. Er is een niet adellijke maar vermogende familie Van der Vecht oorspronkelijk uit Kampen afkomstig, Een Jan was burgemeester van Kampen. Deze kreeg een zoon, mr. Herman van der Vecht, overleden 10 December, 1610 die burgemeester van Utrecht is geweest. Een zoon van Herman was ook weer Jan, wellicht opgetekend met een koosnaam Jorijan op onze lijst. Dan was zijn moeder Sophia Willemsdochter de van Waell van Vianen, weduwe van Pallaes. Een van haar broers, Hendrik was Domkanunnink in Utrecht. Johan was getrouwd met Margaretha van Zuijlen van Nijevelt, uit een zeer voorname familie in deze streek. Zij kregen een dochter, Theodora van der Vecht (1602-1672). Een Jorijan of Joriaan is niet teruggevonden.

BeverWert : Beverweerd is een van oorsprong 13e-eeuws kasteel, en voormalige ridderhofstad, dat zich op een eilandje langs de Kromme Rijn bij het dorp Werkhoven bevindt. Later is deze familie gelieerd geraakt aan de van Nassaus. Welke telg precies hier bedoeld wordt, is niet duidelijk. Wanneer ermee bedoeld is het goederencomplex van kasteel en heerlijkheid Beverweerd, is er sprake van hoog adellijke eigenaars.

De naam Beverweerd wordt voor het eerst genoemd in het jaar 1277 en komt dan voor als familienaam. Het betreft dan Zweder van Beverweerd, maarschalk van de elect Jan van Nassau. Van het huis met dezelfde naam wordt eerst melding gemaakt in 1296, wanneer bisschop Willem Berthout van Mechelen, na het overlijden van Zweder van Beverweerd, Nicolaas van den Velde beleent met het castrum de Beverwerde, met 40 morgen land daaromheen en met de rechtsmacht over dit gebied.

Wanneer Johanna van Vianen, dochter van Gijsbrecht van Vianen en Clementia van Poeke, in 1465 huwt met Johan van Bouchout komt Beverweerd in de familie Van Bouchout. Hun zoon Daniel wordt met het goed beleend in 1502. Daarna wordt in 1527 zijn oudste dochter Maria van Bouchout, die gehuwd was met Hugo de Lannoy, heer van Roulencourt, vrouwe van Beverweerd. Hun dochter Françoise van Lannoy huwde met Maximiliaan van Egmond.

Uit dit huwelijk werd een dochter geboren namelijk Anna. Deze Anna van Egmond is de latere vrouw van prins Willem van Oranje-Nassau. Door het overlijden van Françoise van Lannoy in 1562 en Maria van Bouchout in 1564 kwam het goed Beverweerd in handen van de oudste zoon van Prins Willem van Oranje-Nassau, prins Philips Willem van Nassau.

Als deze Philips Willem in 1618 kinderloos overlijdt ontstaat er een conflict over het eigendomsrecht van Beverweerd tussen Prins Maurits, broer van Philips Willem en Philips van Merode, een nazaat van een jongere zuster van eerder genoemde Maria van Boechout. Tenslotte doet Philips van Merode afstand van zijn recht op de Beverweerdse leengoederen zodat Prins Maurits Beverweerd erft.

Bedelem : Het Ceciliaklooster was een klooster in de binnenstad van Utrecht. In 1423 werd buiten Utrecht een hieraan verbonden buitenhof gesticht dat later zou uitgroeien tot het klooster Bethlehem. Beide kloosters waren aangesloten bij het tertiarissenkapittel in Utrecht.

zegel van het heilig-kruis-gasthuis te Utrecht

heelig kruis :Het Heilig Kruisgasthuis bevond zich even buiten de Wittevrouwenpoort en herbergde een vereringsobject in verband met het H. Kruis, waarschijnlijk in de gasthuiskapel. Het gasthuis is gesloopt in 1834.

die heeren vanden dom : Het dom kapittel te Utrecht.

Audewick : In 1131 werd de St. Stevensabdij door Machteld, burggravin van Utrecht, voor een twintigtal dames van adellijke afkomst gesticht. De abdij staat ook bekend als Abdij Altwijck. Het Benedictinessenklooster werd na de Reformatie gesloten en in 1584 grotendeels afgebroken, waarna het een buitenplaats werd.

Senteservois cloester :De Sint-Servaasabdij was een vrouwenklooster te Utrecht. Het klooster werd in het eerste kwart van de 13e eeuw opgericht vanuit de St. Janskerk voor de adellijke nonnen. Zij traden toe tot de cisterciënzersorde waarbij het klooster een abdij werd.

mester Heubert pauwen : eind 16de eeuw is mr. Hubert Pauw, raad voor het Hof van Utrecht. Deze is waarschijnlijk in 1597 reeds overleden. Het betreft hier mogelijk een zoon. In 1631 worden de erven van mr. Hubert Pauw genoemd als eigenaren van land in het Oostveen.

Willem neff : Op een contemporaine lijst staat hier willem Aertszn.

Bij deze Willem Aertszn Neff staat, voor zover we uit kunnen maken het volgende:

Willem neff paess(ch?)en ontzen

Wat betekent dit en waarop duidt dit? De ssduidt op een afkorting. Er zou zoiets kunnen staan als “met Pasen bij ons”. Dit lijkt een weinig bevredigende verklaring. De familienaam Neef komt wel voor in de omgeving. Deze Willem Neff is, behalve op de andere kaart en een lijstje van eigenaren van rond dezelfde tijd, tot nog toe nergens terug te vinden.

De aantekening hieronder is moeilijk leesbaar maar er staat zoiets als:

dit is de ghene naest de Vuurse gelegen, gecommen van Vurese g(e)da:(an) Willem voirn(oemt)

toenmael heeft zoo die opden naem van Vuursen geteeckent staet

Maar het is ook mogelijk dat er staat : gecommen van Ranes gda: Willem voirn. Het is ook mogelijk dat er staat : gecommen van Ranes Sa:(liger) Willem voirn.

Het een en ander kan geïnterpreteerd worden als dat Willen gekomen van Ranes bij hun was met Pasen en net overleden is. Ranes was een boerderij bij Scherpenzeel dat onlangs gesloopt is. Het is goed mogelijk dat het in die jaren reeds onder die naam bestond.

Wel lijkt vast te staan dat hij of zijn land diegene was naast de Vuursche gelegen.

Wellicht is het belangrijkste hier niet de persoon maar het strookje land dat hier gelegen is..

De Vierdels van de 1625 kaart

.

Hier volgen de vermelde namen op deze kaart:

Ranesr ay ahar(???) Willem noef

Ss Witte vrouwen

St Catharijnen

Jacob Gysbertzen

Jan van Werkhoven

Jan Arienszen in 18 hoven

Raetsheer Woda(?)

Convent van Outwijck

Jan Gotten

Deze vierdels vielen onder het gerecht Oostveen.

Ranesr ay ahar(???) Willem noef : Het ligt voor de hand ervan uit te gaan dat deze dezelfde Willem is als in 1597, hoewel dat natuurlijk niet hoeft. Wat het voorafgaande betreft mogen we geen pretentie hebben dat de transcriptie juist is. Maar wat er nu echt moet staan, is onduidelijk. Waarom Ranes dan zowel in 1597 als 1625 van belang zou zijn, is dan ook vooralsnog onbekend. Ieder is uitgenodigd hier chocola van te maken. Een addendum is altijd welkom

Hoe jammer ook, zoals boven gesteld, is de betreffende vierdel waarschijnlijk het belangrijkst hier en niet de persoon.

Ss Witte vrouwen : Het Wittevrouwenklooster te Utrecht werd in het tweede kwart van de 13e eeuw opgericht. Het behoorde tot de St. Maria Magdalena-orde voor boetvaardige ex-prostituees en werd binnen de stadsmuren gevestigd in de noordoosthoek van de stad. In de 14e eeuw is het overgegaan naar de premonstratenzers- of norbertijnenorde, waarbij na 1350 vooral adellijke vrouwen tot de kloostergemeenschap gingen toetrden. Na de Reformatie bleef het klooster lange tijd gehandhaafd.

St Catharijnen : Het Catharijneconvent of (Sint-)Catharijneklooster was een klooster der Johannieters in Utrecht. In de hoge middeleeuwen ontstaan vanuit Johannieters die met hulp van de Utrechtse bisschop een klooster stichtten ter hoogte van het huidige plein Vredenburg.

Op het Vredenburg startte in 1529 de bouw van een dwangburcht, waardoor de kloostergemeenschap diende te verhuizen naar het Karmelietenklooster aan de Nieuwegracht/Lange Nieuwstraat. Met de Reformatie (circa 1580) kwam een verbod op nieuwe aanwas, waardoor het convent begin 17e eeuw uitstierf. Hier bevindt zich tegenwoordig het Museum Catharijneconvent.

Jacob Gysbertzen : In het Repertorium op de lenen en tijnsen van de Proosdij van Oudmunster staat vermeld onder Oostveen 65C :

20-11-1617: Jacob Gijsbertsz. bij overdracht door Arnout Gillisz. voor Anton Vermolen

Joostenz., (3 fol. 185-186v.)

11-8-1632: Eelgis Gerardsz. voor Cornelis Jacobsz., onmondig, bij dode van Jacob Gijsbertsz.,

diens vader, (3 fol. 336.)

De kaart kan hiermee gedateerd worden tussen 1617 en 1632.

Jan Arienszen in 18 hoven : Jan Arienszen van Rosendaal was afkomstig uit Lunteren, Hij is geboren rond 1568. Naar alle waarschijnlijkheid is hij naamgever van de hofstede en latere buitenplaats Rosendaal te Achttienhoven.

Zijn kleindochter is nog geboren in 1622 in Lunteren. Hij is zelf te Achttienhoven in 1629 overleden. Zijn twee zoons en kleinkinderen wonen dan allemaal in Achttienhoven.

Hiermee kan de kaart nader worden gedateerd als waarschijnlijk na 1622 en in elk geval voor 1630.

Convent van Outwijck : Dit is dezelfde St. Stevensabdij van Utrecht als boven vermeld.

.

De aantekening hierboven kan als volgt gelezen worden:

Somijge dijngen zyn op dat

scarpste nyet gereeckent over

mijls dye lymyte wsthuys

zyn

Een evenzeer intrigerend als ondoorgrondelijke aanduiding. Sommige dingen zijn dus niet op de kaart. Hiermee is echter niet duidelijk wat wel op de kaart staat.

Met het bovenstaande is wel vastgesteld de periode waarin de kaart ontstaan kan zijn. Het moet ontstaan zijn tussen 1617 en 1630, naar alle waarschijnlijkheid na 1622. De enige aanleiding voor het maken van deze kaart in deze periode is de verkoop van de heerlijkheid in 1625.

Bovendien bestaat er een akte gedateerd 10 november 1629 betreffend deze verkoop waarin een kaart van de Vuursche overlegd wordt. Naar alle waarschijnlijkheid deze kaart.

De Vierdel van Willem Neff

Bij deze persoon of familienaam is niet de oplossing van de puzzel te vinden waarom de kaarten hier vervolgens ophouden en beginnen bij de opsomming van de vierdels. De puzzel wie is vast de moeite waard maar niet voor deze vraag.

De kaarten maken voor wat die opsomming betreft, zijn er een paar lijstjes zijn terug te vinden in het huisarchief van de Vuursche. De bovengenoemde contemporaine lijst betreft dezelfde vierdels als op de 1597 kaart, van de bekeerde zusters tot onze Willem Neff, op ons lijstje Aerts. Het is mogelijk iets ouder. Het verklaart een lijst te zijn van eigendommen vanaf Maartensdijk strekkende naar de limieten van de Vuursche. Er staan alleen namen vermeld.

.

Er is dus ook een ouder lijst, die uit 1545 moet stammen, de tijd van de overdracht van de heerlijkheid van de van Drakenborgs aan van Culemborgh. Deze lijst is veel uitgebreider, nog langer dan de twee kaarten samen, zowel qua namen als aantallen vierdels. Hier is ook steeds de grootte bijgeschreven. Soms zijn dit in hoeven, soms vierdels en soms zelfs in roeden. Af en toe noteert men één stuk breet veens of stuk veens noch geen divisie. De lijst verklaart te behelzen Eigendommen van de venen beginnende van de hollandse rayen leggende tusschen goylandt ende tnedersticht van Uuytrecht streckende aen Lapers Wech toe

Met deze lijst heb is de overzichtskaart van de vierdels aangevuld. Er zijn dus uit drie verschillende periodes vierdelstroken in opgenomen. Dit kan eigenlijk niet maar geeft toch een aardig idee van de onderverdeling van de vierdels. De lijst begint in het westen voorbij het uiterste van het Gooiersbos en eindigt onder Wernaars Hofstee in het oosten.

Bij de vierdel van Willem Neff is hier als eigenaar aangegeven Willem van Dorsen. De van Dorschens worden ook in 1536 genoemd, de grondbelasting het Oudschildgeld (OSG). Deze vierdel heeft dus een hele rits Willems als eigenaar gehad.

Maar wat hierna op de lijst geschreven staat, is van belang:

Desen naevescreven moeten onder die vuerse

Indien zij van achteeh graven willen

Achteeh moet Achtienhoven zijn. De implicatie hiervan mag duidelijk zijn.

.

Vanuit Achtienhoven wil men de vierdels bij de Vuursche in 1545 gaan vervenen. Of de blokken al toen waren uitgezet, blijkt hier niet uit maar de vervening is dan dus nog niet begonnen.

Vanuit de Vuursche wil men dit niet per se tegenhouden maar wil men wel erkend hebben dat vanaf die bepaalde vierdel de grond tot het territorium van de Vuursche moest behoren. Zij zetten een claim uit dat dit stuk van de wildernis tot de Vuursche gerekend moet worden. Dit was toen blijkbaar niet erkend en blijkens de latere grenzen is dit ook nooit erkend. Men eiste niet de gehele taartpunt op maar slechts dit deel.

Ook blijkt dat eigenaren eigenaar al waren voordat zij de eerste spade in de grond hadden gestoken. Het oeroude recht van opstrek zorgde hiervoor. Het toekomstige eigendom was al duidelijk, al was het nog niet duidelijk onder welk gerecht zij die eigendom zouden houden.

Dit is het belang van de smalle strook, ongeveer 12 meter breed. Dit moest de nieuwe grens vormen van de heerlijkheid. Hiermee worden de aantekening op de kaarten ook enigszins duidelijk, behalve dat met Ranes.

.

Slechts een eeuw later, in 1645 zou een groot deel van de viedels worden aangeduid met de formulering: onland in het gemene veld. Ook is er een kaart uit 1641 van het gehele gerecht van Oostveen die eeuwen in de raadszaal van Maartensdijk gehangen moet hebben, vol van namen van eigenaren. Tegenwoordig is het bij het regionaal historisch centrum. Daarop zijn enkele forse inschinkelingen in de opstrekkende heerden aangegeven. Het land tussen de Vuursche en het Gooiland is daarop nog eigenlijk een grote leegte, terwijl de rest van het gerecht uiterst gedetailleerd is uitgewerkt. De vierdels aan de Vuursche moeten dus maar een kortstondige bloei hebben gehad van economische activiteit.

de familie Proeijs en het Sticht

De familie Proeys waren mistrialen oorspronkelijk afkomstig uit Beieren. Zij kan zich terug traceren naar de tijd van Karel de Grote. Voor het eerst vertoont de familie zich in Utrecht met Otto anno 1108, als liber, een vrije man getuige is bij schenking door bisschop Burchard van de kerk van Limmen aan het kapittel van Sint-Marie.

foto: ropjop@gmail.com

Hierna is een Conradus Proeys anno 1145 pincera, schenker van Roomskoning Koenraad III, een zeer voorname functie, als getuige aanwezig als deze bisschop Hartbert bevestigt in het bezit van het graafschap Oostergo en Westergo, Friesland. Eén of twee generaties later is Otto Proeys anno 1208 als leek, een niet-geestelijke dus, getuige als bisschop Dirk van Are het recht op een tiende deel van de opbrengst van nieuw ontgonnen land de novale tienden aan het kapittel van Sint-Marie schenkt.

Dan meldt zich een Bernhard Proeys anno 1227. Samen met Otto, Willem en Gerard Proeys ministeriaal en getuige van bisschop Otto II van Lippe in een geschil tussen het kapittel van Sint-Marie en de graaf van Goye over ontgonnen gebieden.

Bernt Proeys huwt anno 1264 Gloria Borre van Amerongen, dochter van ridder Aernoud Borre van Amerongen. Aernoud Proeys huwt Elisabeth van Overdevecht dochter van ridder Herbert van Overdevecht en Mechtelt van Noortdijck. Hiermee wordt een binding met de grote ontginningen in het Noorderkwatier bevestigd, zo deze niet reeds bestond. Hij is burgemeester van Utrecht in 1326 en 1331 & schepen in 1337. De archieven vertellen dat de pachtsom die Arnoud moest betalen, voor een deel uit geld bestaat en voor een ander deel in natura in de vorm van honderd kippen. In 1335 komt hij in aanvaring met het Domkapittel omdat hij de kippen nog niet heeft betaald. Het komt hem duur te staan, want in 1336 ontneemt het kapittel Arnoud het recht op Oostveen omdat hij zijn schulden niet heeft betaald. Hij is gestorven voor 1353.

Bernt Proeys pacht Herbertskop en Oostveen en wordt knape genoemd. Hij wordt verbannen voor honderd jaar en een dag in 1346 wegens een vechtpartij en is gestorven tussen 1357-1365.

Moord_op_de_Utrechtse_burgemeester_Proys_in_1425_door_leden_van_het_Vleeshouwersgild

Een ander Bernt Proeys is schepen en burgemeester van Utrecht. Hij huwt voor het eerst in 1382 met Gode van Lanscroon, dochter van Roetart van Lanscroon, ook burgemeester en schepen van Utrecht en Alfarda van Lichtenberg. Later huwt hij nogmaals, met Goede van Lichtenberg, dochter van Jan van Lichtenberg. Hij werd vermoord in zijn bed te Utrecht op 21 augustus 1425.

Op www.utrechtvroeger.com vind je verhalen en achtergrondinformatie van Andy Palmen over de Utrechtse stadsgeschiedenis in de veertiende en begin vijftiende eeuw. En over de familie Proeys die een vooraanstaande rol speelt in die tijd.

De moord op Bernt in 1425 is rechtstreeks verbonden met de Hoekse en Kabeljauwse twisten en met de strijd om de bisschopszetel in Utrecht die heeft kunnen uitgroeien tot een machtsfactor van belang.

De familie was nog niet uitgespeeld op het Utrechts toneel. Bij Gode van Lanscroon kreeg hij een zoon Aelbert Proeys, schepen en burgemeester van Utrecht overleden in 1463 en begraven in de Regulierenkerk Utrecht. Deze trouwde Braem van de Velde, overleden in1483. Hun zoon Beernt Proeys (1437 – 1515) was weer schepen en burgemeester van Utrecht. In die jaren is nog sprake van ‘Beernt Proess Janssoen goltsmyt’. Deze telg was actief als muntmeester van Gelre tussen 1479 en 1497.

Het archief in Utrecht bezit tenslotte nog een stuk, een sententie van het Hof van Utrecht in een proces tussen Peter Zoudenbalch namens zijn echtgenote Johanna Proys en Christina Proys inzake de nalatenschap van hun vader Berend Proys, gedateerd december 19 1609. Deze zal naar alle waarschijnlijkheid de bedoelde Proys zijn.

De moord op Bernt in 1425 is rechtstreeks verbonden met de Hoekse en Kabeljauwse twisten en met de strijd om de bisschopszetel in Utrecht die heeft kunnen uitgroeien tot een machtsfactor van belang.

Als graaf Willem III in 1337 sterft, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Willem IV. Deze is een geharde ridder die leeft voor de strijd. Zijn militaire expedities wisselt hij af met toernooien en feesten. In 1336 gaat hij voor het eerst op expeditie naar Pruisen. Deze zomerkruistocht is religieus gemotiveerd en gericht tegen de heidense Litouwers en Pruisen die aan de rand van het Duitse Rijk in de buurt van de Oostzee leven. Willem is een echte ijzervreter die niks liever doet dan vechten en reizen. Dit levert hem de bijnaam ‘le comte fou’ op: de waanzinnige graaf.

In het vaderland wordt Willem aangesteld als momber, regent van het Sticht Utrecht. Op 1 juni 1340 sterft de zwakke bisschop Jan van Diest en net als zijn vader is Willem IV erop gebrand zijn eigen bisschopkandidaat op de vacante zetel benoemd te krijgen. Hij werkt daarom samen met graaf Reinoud II van Gelre, waarmee hij in 1342 zelfs een verdrag sluit waarin ze de invloedsfeer van het Sticht verdelen. De rivier de IJssel vormt de scheidslijnen tussen beide gebieden.

De nieuwe bisschop wordt gevonden in de persoon van Jan van Arkel. Van Arkel, ongeveer 26 jaar oud, is theologisch geschoold aan de Sorbonne universiteit in Parijs en kanunnik van de Dom in Utrecht. Zijn broer, die verwarrend genoeg ook Jan van Arkel heet, is namens Willem IV Hollands stadhouder in Utrecht. Beide broers zweren trouw aan Willem IV, nog voordat Paus Clemens VI Jan van Arkel in 1342 tot nieuwe bisschop benoemt.

Het bisdom wordt niet alleen politiek overvleugeld door Holland en Gelre, ook de vijf kapittels in de stad gedragen zich onafhankelijk van hun bisschop. Verder steven de Stichtse edelen naar meer zelfstandigheid en zoeken steun bij de graaf van Holland. Jan van Diest had bezittingen verpand om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen en op die manier is zelfs kasteel Vreeland in handen van de Hollandse graaf gekomen en daarmee controle over de Vecht. En met het ten zuiden van Utrecht gelegen kasteel IJsselstein beheerst Willem de rivier de IJssel. Al met al zit het bisdom ook financieel aan de grond.

Tot Willems verrassing gaat de nieuwe bisschop politiek voeren die juist de invloed van de graaf vermindert en stelt financieel orde op zaken. Hij verhuist daarvoor zelfs naar Grenoble in Frankrijk, omdat hij daar goedkoper kan leven. In zijn afwezigheid stelt hij zijn broer Robert van Arkel aan als regen. Zeer tegen de zin van zijn broer heer Jan van Arkel, die zoals we net zagen eerder namens Willem IV Hollands stadhouder in Utrecht is geweest. De bisschop wordt gesteund door de stad Utrecht, die een sterke bisschop wel ziet zitten om de invloed van de ambitieuze edelen in het Sticht tegen te gaan. Die kunnen namelijk een bedreiging vormen voor de handel van de stad. Op november 1344 sluiten de stad en de bisschop daarom een verdrag waarin ze beloven elkaar in tijde van oorlog bij te staan.

Akte-van-verbintenis-met-bisschop-Jan-van-Arkel.-Bron-HuA-218-1-431

Aanleiding wordt een ruzie over wie het nieuwe hoofd, proost van de proosdij van Sint Jan wordt. In deze kwestie staan twee voorname Utrechtse families en hun aanhang recht tegenover elkaar: de facties, partijen van de Gunterlingen en de Lichtenbergers. De kandidaat van de Gunterlingen wordt gesteund door Willem IV, maar verliest desondanks de strijd en wordt met zijn aanhang door de Lichtenbergers uit de stad verbannen. Willem IV ziet zijn invloed op het bisdom en de stad afnemen en grijpt militair in.

Nadat Utrecht is omsingeld, valt het leger van Willem IV op woensdag 8 juni 1345 aan. De aanval komt niet als een verrassing. De stevige stadspoorten zijn gesloten. Zes weken lang duurt de belegering. Een spectaculair gezicht was het om de banieren van de ridders van adellijke geslachten uit Zeeland, Holland en Henegouwen te zien wapperen. Begin juli sluit ook de beroemde oom van Willem IV, Jan de Beaumont, zich bij de strijd aan. De Beaumont staat bekend als één van de grootste ridders van zijn tijd. Ook de troepen van het kind hertog Reinoud III van Gelre die zijn vader is opgevolgd doen mee aan de strijd. De broer van bisschop van Arkel, Jan heer van Arkel is aanvoerder van de Utrechtse troepen.

Utrecht wordt belegerd en voelt zich uiteindelijk zich over te geven. Van Arkel is door zijn broer Robert op de hoogte gebracht van het beleg en teruggekeerd uit Grenoble. Hij ziet in dat hij de strijd niet kan winnen en op 22 juli wordt, na bemiddeling door Jan van Beaumont, een bestand gesloten. Onderdeel van het bestand is de vernederende eis dat vierhonderd Utrechtse burgers “in ijdelen rocken, ongeghordt, bloetshoefts ende baervoet” om vergiffenis moeten smeken. En dat de Gunterlingen weer in hun oude posities worden hersteld.

Utrechters-vragen-vergiffenis-aan-Willem-IV-na-beleg-van-Utrecht.-Bron-Nationaal-Archief-Den-Haag-Graven-van-Holland-circa-1450

Na de belegering en overgave van Utrecht, gaat Willem IV direct door naar Friesland. Proviand vordert hij uit zijn graafschap, koeien en varkens uit Noord-Holland, brood uit Amsterdam en Haarlem. Scheveningen levert kabeljauw en vijfhonderd vaten bier uit Hamburg. Ook wordt het volk opgeroepen troepen te leveren. West Friesland wijfelt en komen hun koggeschuld niet na. Na afloop betalen zij hiervoor flinke boetes. Hoewel de Friezen bereid zijn stevige concessies te doen om een oorlog te voorkomen, zet Willem IV door. Hij zal vlak na aankomst bij Stavoren sneuvelen, zonder directe troonopvolger.

Als Keizer Lodewijk zijn vrouw Margaretha begin 1346 met het graafschap Holland beleend, is het stadsbestuur van Utrecht helemaal op de hand van bisschop Jan van Arkel. Nu Willem IV dood is, weet van Arkel zijn macht uit te breiden. Zeven leiders en hun knechten, in totaal meer dan negentig personen – worden verbannen. Onze Bernt is een van die zeven leiders. Hij maakt dankbaar gebruik van de verzwakte positie van het graafschap Holland. Als de strijd tussen de Lichtenbergers en de Gunterlingen weer oplaait en op de Plaats in de Utrecht, de huidige stadhuisbrug een massale vechtpartij uitbreekt, worden de Gunterlingen opnieuw uit de stad verbannen. In totaal zeshonderd tegenstanders van de Lichtenbergers en van Van Arkel worden verbannen wegens verzet tegen de bisschop en de gilden, omdat ze de raad wilden afzetten en zelf het bestuur in handen wilden nemen.

Na een kort bestand zou de inmiddels zelfverzekerd stadsmilitie de bisschop via de slag op het Lapersveld de stad Eemnes doen toekomen. De stad Utrecht had alle belang bij kasteel Ter Eem, om via de Eem met Friesland en de rest van het noorden te kunnen bereiken.

Bernt hoeft zijn straf niet te ondergaan, want in november bemiddelt bisschop van Arkel tussen de ballingen en de stad. De stad accepteert de uitkomst van de bemiddeling een paar weken later. Het precieze jaar van overlijden van grootvader Arnoud is onbekend, maar in ieder geval voor het jaar 1353. Want in dat jaar krijgt zijn zoon Bernt het gerecht Oostveen van Van Arkel in pacht en in 1357 Herbertskop. De bisschop lijkt dus geen wrok tegen Bernt, maar deze was rijk en machtig. Wat er buiten ons zichtveld afspeelt is niet geheel duidelijk maar straffen werden wel meer herroepen.

De naam Herbertskop verwijst overigens naar de Domproost Hartbert, die in 1139 de bisschopszetel van Utrecht beklom. Het is in 1404 opgegaan in Oostveen.

.

In 1422 worden Lambert Proeys Gheronxsoen en diens broer Proys Proeys gearresteerd. zij hebben zich namelijk ‘onsedich’ gedragen en daarvoor zijn ze in de gevangenis in het vleeshuis gegooid. ‘Onsedich’, ze hebben gevochten en iemand mishandeld. Het slachtoffer is Jan Knijff, ouderman in de stadsraad voor het snijdersgilde. De stadsraad wil duidelijk korte metten maken met het gedrag van de broers en laat een stevig dreigement optekenen in de boeken. Als ze nog een keer vechten, betekent dit dat ze “een half jaer beneden in den roden toorn leggen sellen ende eeten water ende broet”. Dat Aernt borg staat voor de zijn familieleden.

In 1425 wordt de vader, Bernt Proeys vermoord door aanhangers van zijn politieke aartsvijanden, de Lokhorsten. Dat heeft alles te maken met de strijd om de bisschopszetel tussen Zweder van Culemborg en Rudolf van Diepholt. Als Zweder lijkt te winnen, worden de Lichtenbergers verbannen uit de stad Utrecht. Ook Aernt en Jan Proeys-van Lichtenberg worden de stad uitgegooid. In 1426 als bisschop Zweder van Culemborg in Amersfoort is, maken de Lichtenbergers van die gelegenheid gebruik en nemen de stad en hun posities weer in. Ook Aernt, zijn broers en zijn halfbroer Jan Proeys van Lichtenberg komen weer de Domstad binnen. Op 24 mei 1426 zweren ze plechtig “met onse hande op desen brief … en naar het oordeel van de raad” geen wraak te zullen nemen op de moordenaars van hun vader en de “achtenswaardige raad” van de stad te eerbiedigen.

In 1427 worden de Lokhorsten weer de stad uitgejaagd. Aernt zal met deze mannen het volgend jaar een couppoging wagen. Waarom? Is hij omgekocht of zijn er persoonlijke redenen de oorzaak? Zeker is dat op vrijdag 9 april 1428 Aernt met zijn nieuwe vrienden naar de Stadhuisbrug gaat. Hij steekt daar Claes van Zoelen dood. Ook Proys Proeys Gheronxsoen stond daarbij. De oversten van de stad, Dirk Grauwert en Ernst van Groenewoude Janszoon als burgemeesters en Lodewijk de Wael en weer Jan Knijff als overste-oudermannen komen kijken. Ooit waren Jan Knijff en Dirk Grauwert bondgenoten Bernt. Nu komt Jan zijn aanvaller Proys Gheronxsoen weer op de brug tegen.

Als twee jaar later Aernt in opstand komt tegen de raad, valt hij een voormalige bondgenoot aan. Hij had al een man vermoord. Er moest een hoge prijs op zijn hoofd worden gezet. Hij wordt veroordeeld voor moord en hoogverraad. Wie hem levend te pakken mocht krijgen, mag een beloning van 200 schilden tegemoet zien. In januari 1429 wordt dit verhoogd tot duizend Beierse guldens. Dat Aernt, zoals Proys Proeys zich tegen zijn eigen Lichtenberger bloed had gekeerd en zich als leider van de Lokhorsten ontpopte, was voor zijn vroegere bondgenoten blijkbaar moeilijk te verteren.

Op 10 augustus 1429 wordt in de raadsnotulen opgetekend dat “Aernt weder heimelic binnen onser stat gecomen is daer omme salmen dat rechten mitten sweerde an siin liiff”. Dit zou er uiteindelijk toe leiden dat hij onthoofd wordt door Herman van Culen, sinds 1422 de beul van de Utrecht, ofwel ‘onser stat meyster vanden hoechsten recht’. Dat moet zijn voltrokken of op de Neude of op de Stadhuisbrug.

Op dat moment is zijn halfbroer Jan Proeys van Lichtenberg burgemeester namens de raad die hem ter dood veroordeeld. En zijn neef Jacob Proeys is dan ouderman namens het leerlooiers gilde. Het was weliswaar de zogenaamde vive die hem veroordeelde, een speciale raadscommissie, die dan een bindend advies aan de raad gaven over de berechting van misdrijven in principe zonder aanzien des persoons.

Gang van zaken moet toch gestoken hebben. Want reeds op 12 augustus wordt besloten dat burgemeester Jan Proeys van Lichtenberg en Jacob Lichtenberg twee mannen zullen aanwijzen die de familie Proeys 1300 Fransche guldens schadevergoeding zullen doen ter compensatie van de moord op vader Bernt Proeys in 1425. Het zal worden opgebracht uit de geconfisqueerde goederen van bannelingen.. Het stadsbestuur wil hiermee ‘ruste, vrede en eendrachte maken in de stad en onder onze burgers’ Daarmee komt een der meest saillante hoofdstukken uit het openbaar leven van de stad Utrecht in deze periode teneinde.

.

Klik hier als u feedback heeft.

YJK

.