Februari 2021

De Zanderij Crailo tussen Hilversum & Bussum eo.

De Zanderij Crailo is voor de leden van AWN Naerdincklant een zeer bekende locatie. Daar bevindt zich de Infoschuur waar de vereniging haar activiteiten houdt. Daar zullen we dus geen archeologie kunnen aantreffen. Want de olifant, die zich niet meer in de kamer bevindt, is hier evident.

Een groot stuk land tussen Hilversum en Bussum is niet slechts vergraven. In verschillende fasen is hier zand als grondstof gewonnen. Nog begin jaren 1970 is een oostelijke gedeelte door een cementfabriek te Huizen te gelde gemaakt. Waar nu de golfclub zit, vlakbij de in de jaren ’40 opgegraven middeleeuws boerderij (± 1000-1200). De fabriek had hiervoor reeds de Huizer zijde van de Woensberg verwerkt, een voor ’t Gooi unieke klif landschap achterlatend. En de golfclub, zoals daarvoor nog enkele voetbalclubs een tijd lang dat mochten, mogen die ook dankbaar zijn.

Een grondstof zo kostbaar, zo goedkoop. Zo nuttig en alom aanwezig. Het neemt een belangrijker plaats in in de globale economie dan waar wij bij stilstaan. De kunst blijkt de juiste soort op de juiste plek te krijgen. En dat heeft heel wat voeten in de aarde.

Begin ’70er jaren is de laatste strook weggehaald, vrijwel zonder enig archeologische onderzoek. Alleen de melding ervan in een oud Westerheem. Geen foto’s of tekeningen of aantekeningen. Ook van de in andere fasen opgegraven terreinen weten wij vrijwel niets, wat voor menselijke sporen zich erop bevonden.

Over waar wij niets weten, zouden we met Wittgenstein moeten zwijgen. Inderdaad zijn mijmeringen over van alles wat had kunnen wezen een enigszins verloren zaak. Letterlijk. Feit is dat vlak waar nu de ecoduct aansluit op de Bussummerhei, de restanten van een boerderij zijn gevonden uit een periode vóór de archieven ons iets melden. Op de nabije Aardjesberg zijn nog oudere middeleeuwse scherven gevonden.

Velen hebben dus gespeculeerd dat deze deel uitmaakten van een oude, verdwenen vroegmiddeleeuwse nederzetting. Uit die tijd zijn geen archiefstukken overgeleverd. Enkele hebben deze, naar een uit later tijd overgeleverd veldnaam wel geduid als Wegelsbergen. Wat verdwenen is zullen we wellicht nooit meer ontdekken. Helpt geen LIDAR of geavanceerd chemische elementen analyse tegen. Wie weet zit er nog wat materiaal verstopt in vergeten mappen op zolder of in oude familiefotoalbums? Wie weet? Je weet niet wat je niet weet..

Wandelkaart

Op een mooie toeristische wandelkaart uit het einde van de 19de eeuw kunnen wij een beeld krijgen van een periode waarin de vergravingen nog maar pas waren ingezet. Op de kaart bevindt zich een ijsbaan, waar later het zwembad kwam, waaruit nog Olympische medaillewinnaars zijn voortgekomen. Hier ten noorden laat de nabije toekomst van het gebied zich reeds kennen, de zanderij.

De Franse Kampweg loopt nog door over de Bussummerhei als het ’s Gravelandse Pad. Een oude weg, lopende uit St. Jan, een doodweg op Ankeveen zo u wilt, sloot hierop aan, maar was toen reeds geblokkeerd door De Kamphoeve. Deze weg kruiste een waarschijnlijk onverharde bovengrondse voorganger van de huidige Naarderweg, deze loopt nog niet door naar Bussum. Een ander noord/zuid lopend weggetje zal ook wel niet zo oud zijn geweest. Over het spoor is de voortzetting van de Noorderweg gedeeltelijk, waar die de spoorlijn niet volgt, waarschijnlijk wel wat ouder. Het is vandaag allemaal weg.

Waar het korte fietspad over het oude overgebleven terrein van De Zanderij loopt, heet het Nieuwe Meent weg. Dit dankzij de aansluiting op de Hoge Meentweg, die toen nog als één grote rechte weg het Spanderswoud doorsneed. De Melkweg maakt reeds een knik bij de Bantam linksboven. Die knik is van later.

Schuilbunker uit 1918

Tegenover dit aantal oude noord/noordwest lopende wegen staat de Weg door ’t Kamp, die met zijn noord/noordoost oriëntatie voorbeeld is van een ander aantal anonieme weggetjes. In het zuiden is de ’s Gravelandse Doodweg vanaf de spoorlijn tot aan de kruising met de Nieuwe Craailoseweg inmiddels onderbroken. Een vanaf het het treinspoor rechtlopend pad noordoostwaarts doet modern aan. Wellicht waar bezoekers van de paardenraces op deze heide hun gang vonden. Er is in elk geval niets meer van terug te vinden.. Op de kaart is de Lange Heul wat noordelijker aangegeven dan waar nu de scherpe rug zich op heide bevindt. We kunnen maar moeilijk oordelen of dit een vrijheid van de kaartenmaker was of dat het inmiddels weggegraven terrein hiertoe aanleiding gaf.

De trein heeft de exploitatie van de zanderij mogelijk gemaakt. De Bussummer Grindweg uit de eerste helft van de 19de eeuw heeft de aanleg van het Spanderswoud in de tweede helft hiervan min of meer mogelijk gemaakt. Oorspronkelijk was er één grote heidelandschap van af de hoge Looberg bij de Tafelberg, liep deze af tot aan de polders van Kortenhoef. Nog op onze plattegrond loopt de heide tot aan de Bantam. De Bussummer Grindweg moet in de eerste helft van de 19de eeuw aangelegd zijn. Zij vormde de achterzijde van de vanuit ’s Graveland begonnen bebossing. Als park moest het aan aantrekkingskracht op bezoekers uitoefenen, terwijl bosbouw enig inkomsten moest kunnen genereren.

De Melkweg in 1925

Na WOII is op het Spanderswoud een grote herbebossingscampagne gestart. Een luchtfoto van rond 1925 toont echter aan dat vóór de oorlog het beslist geen gesloten woud was. De plattegrond geeft echter wel aan dat het ten westen van de Bussummer Grindweg eerder bos dan heide was. Ten oosten van die weg bevindt zich het terrein van de Zanderij. Een gedeelte van het terrein, tegen de weg aan, is gelukkig niet weggegraven. Het zuidelijke gedeelte van het terrein is wel bebost en er zijn nog twee kuilen erbij gegraven. Eén voor het gebouw van de Wereldomroep, één voor de imposante televisietoren. Maar een klein gedeelte van het terrein is niet bebost. En dit zal niet het minst interessante gedeelte van het terrein blijken, oudheidkundig beschouwd.

Het Spanderswoud was uiteraard geen tabula rasa waarop nieuw natuur geplant werd. En het oudheidkundige verhaal van het gebied hield ook niet hiermee op. In het zuiden, tegen Hilversum aan zijn cultuurhistorisch waardevolle restanten van de Stelling van Hilversum uit de WOII nog te vinden, waar enkelen van de oudsten onder ons nog verhaal van mogen doen. Op De Kamphoeve richting Bussum liggen een aantal schuilplaatsbunkers uit het eind van WOI, deel van de Stelling van Naarden. Daar iets ten westen hebben we wat rest van de kamp van Nederlandse soldaten van Napoleons leger.

Neanderthallers

De Zanderij en omgeving op de archeologische kaart

Maar oudere, ‘echte’ archeologie is in dit gebied ook aanwezig. En het vergeten stukje heide van De Zanderij en haar directe omgeving nemen daar zelfs een saillante plaats hierin. Een blik op de archeologische kaart van het gebied bij Wimmers en van Zweden toont enkele nummers. Bij nummer 85 staat het volgende te lezen: coll. A.W.N. (Arch. Doc. Centrum); 1 afslag, laat Midden-Paleolithisch (Noordelijk vuursteen); In situ gevonden in uitgegraven brandgang op 75 diepte in grindrijke afzetting.

Ach, het Archeologisch Documentatie Centrum. nog maar een generatie geleden het vlaggenschip van onze afdeling. We hadden het bij Siem Pos gewoon kunnen gaan fotograferen. Nu ligt het in het provinciaal depot. Daar hebben ze het druk genoeg met nog meer vragen, niet de minste betreffende dat A.D.C.. Dit brengt ons terug naar een tijd van voorouders van wie wij alle enkele procenten DNA van hebben geërfd.

Brandgang” waar Neanderthaller scherf zat; op achtergrond uitloper van de Lange Heul

Overblijfselen van Neanderthalers zijn híér in Nederland niet als eerste gevonden, maar de brokken eerst in het Corverbos door onze Johnny Offerman sinds de jaren ’70 verzameld vormden een doorbraak in het denken over deze voorouders in ons gebied. Het is een beetje geluk hebben dat we ze hier aantreffen. Niet alles ligt diep onder de grond. Omhoog gewoeld op oude akkers. En wat dacht u van nummer 87. Gewoon aan het begin van het fietspad aan de grote weg opgeraapt, ook midden-paleolitisch.

Minstens 35.000 jaar oud. Mogelijk dubbel. Zijn ook in de nabijheid, op het Nimrod park gevonden. Teken van mogelijk tijdelijke kampementen. Over deze wezens, zo dicht bij ons en zover weg en hun verblijf hier, weten wij nog maar weinig. Of zij duizenden malen met kleine groepen hier kort verbleven of enkele malen met een grotere groep hier verbleven en een uitvalsbasis hielden? Hoe het landschap er toen uitzag? Wat voor ideeën zij hadden?

Gelukkig hebben wij al wel de foto’s van een mooie afslag gevonden door Ruud van Minnen toen de afdeling in 2012 hier veldonderzoek deed. In Spanderswoud Onderzoek AWN Naerdincklant 2012 kunt u ook kort lezen hoe een door mens bewerkt vuursteen ertussenuit te halen. Als u twijfelt, kunt u altijd het voorleggen aan onze deskundige vondstcoördinator. Wie weet wat eruit voort kan komen.

Veel jonger zal de vuurstenen mes zijn die schuil gaat achter nummer 76. Maar toch, wat een mooie vondst. Houdt uw ogen dus maar goed gespitst als u deze omgeving bezoekt. En laat geen grond gewoeld zonder nieuwsgierige blik. En beslist geen laag grond afgevoerd zonder dat uit te zeven.

Vlakbij vindplaats 87 is ook de randscherf gevonden, die de fenotype werd van alle Hilversum aardewerk. Het mooie speculaasachtig gebakken klei uit de late bronstijd, waarvan ’t Gooi perifeer in het verspreidingsgebied ligt, toch hier als eerste gevonden en net als bij het Drakensteinsche aardewerk, daarmee de naam eraan gegeven.

Ook hier in de buurt heeft er, waar nu het Vivaldi park ligt, een “schapen”kamp gelegen, Hilversum 1. Het lag op het land van de beroemde Hilversumse historicus Albertus Perk. Het is echter ook de enige in de serie kampen waarvan wij geen tekening hebben. Maar dit is nog niet eens het meest saillante stukje oudheid dat op zijn land hier direct in de buurt is verloren gegaan.

Beelden van Perk

Opmerkelijk was de vondst vlakbij ons terrein gedaan rond 1850. Janssen vermeldt in zijn Hilversumsche Oudheden het volgende. “Aan de weg van Hilversum naar Naarden, ongeveer tien minuten ten noorden van den Trompenberg, tusschen den nieuwen kraailooschen weg en het naarderpad, werd voor eenige jaren door werklieden van den heer Perk, op diens hooge heide, ter diepte van twee voet onder den beganen zandgrond, een steengevaarte ontdekt, dat zich tot de diepte van p. m. twee el uitstrekte en uit zeven of acht groote brokken lichtgelen kalksteen bestond.”

Algauw begonnen sommigen er voorchristelijke godenbeelden in te zien. Enkele hielden het voor zuiver door de natuur gevormd. Dr. E. M. Beima van ’s Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie duidt het als calcaire grossier, Grosskalk en daarmee van buiten ’t Gooi hier aangevoerd. Daarmee behoort het tenminste de archeologie toe.

Albertus Perk heeft de plaatselijke kunstenaar Ravenswaaij jr. er een tekening van laten vervaardigen. Janssen laat bij P. van Rossem in Naarden hiervan een lithografie maken, die hij in zijn boek publiceert.

Begin van de Nieuwe Meentweg

Men was het erover eens dat het een raadselachtig, vreemd geheel vormde. Janssens aandacht wordt met name getrokken door aanwezige gaten, sleuven en geulen, die hij voor een groot deel zeker door mensenhand vervaardigd houdt. Het moet volgens hem in de Romeinse tijd zijn aangevoerd. Wellicht door de plaatselijke bevolking hier neergezet. Janssen weet van een te Drenthe aangetroffen Romeinse torso, “in het veen (in een uit steenen opgezet keldertje) gevonden”

Met de stijl kan hij hier niet uit de voeten. In tegenstelling met het Drents beeldje ziet hij er weinig Romeins in. Met die slijpsporen weet hij ook geen raad. Hij dacht oorspronkelijk dat stenen wapens erop geslepen konden geweest zijn. Maar post-romeins sloot dit min of meer uit.

Janssen vermeldt nog enkele brokken die in de directe nabijheid tevoorschijn gekomen waren. Eén ovale stuk met een middenlijn van 96 duim lengte, 76 breedte em 23 dikte met een gat in het midden van 12 duim, gevonden bij het ploegen van de bosachtige heidebodem op vijf minuten afstand. Ook deze leek hem sporen van bewerking te hebben.

Twee anderen bevonden zich op korte afstand “sedert onheugelijke tijden aan den ouden bussemer weg van Hilversum op Naarden, en dienen daar thans nog als grenssteenen van akkerland.” Eén “een veelzijdigen blok, glad afgeschuurd of bewerkt, doch gedeelte nog in de grond zittende; de andere heeft min of meer de gedaante van de helft van een dikken hand-molensteen, terwijl hij 84 duim lang en 50 breed is.” Ook daar zit een bewerkte geul bovenop.

Reeds als het boek in 1856 uitkomt is het beeldhouwwerk “door veelvuldig bezoek en aanraking, deels ten gevolge van vergravingen, in vele stukken gebroken en zoo geschonden, dat zijn de oorspronkelijke toestand onkenbaar geworden is”. Van grote invloed zal echter ook geweest zijn de door hem opgemerkte broosheid van de kalksteen.

Ons gedachten gaan uit naar de later ontdekte, nog aanwezige formatie aan de Crailoseweg te Huizen, die oorspronkelijk ook nog voor van alles werd aangezien, doch tegenwoordig als natuurlijke curiosa is erkend en bewonderd.

Mochten deze vondsten op één of andere manier toch Romeinse of Germaanse voorbeelden zijn geweest, zij zijn verdwenen. Perk heeft ze niet geborgen. Deze potentieel uiterst waardevolle stukken zijn geheel teniet gegaan. Gelukkig hebben we de tekening nog.

aan de Bussummer Grindweg

Wegelsbergen

In 1428 wordt een Wegelsberg genoemd in het document, waarin Splinter van Nyenrode verslag doet van het door hem aangebrachte banscheiding. Het tekstgedeelte is als volgt.

dair off voirt op aertges berch gelegen op lange hulle

dair off voirt op Wegelsberch gelegen tusschen nairden en hilfersomer sant

dair off voirt op cruysbergen

Aldus kunnen we vaststellen dat de Aardjesberg, Lange Heul en Cruysbergen in 1428 als bekend worden verondersteld. Ook in onze tijd leveren deze geen problemen op. De Aardjesberg had ooit het laatste toevluchtsoord van de korhoen moeten zijn, later een algemeen rustgebied voor fauna. Bekend van onder andere vroegmiddeleeuwse scherven en de hele mooie steen. Op de plaats van Cruysbergen staat het huis & landgoed Oud Cruysbergen. Een naam die ongetwijfeld te danken is aan de noordzuidgaande wegen die hier de oude oostwestlopende weg, nu Franse Kampweg hier op licht geaccidenteerde terrein kruisten. En de Lange Heul, hoe kun je hem missen?

Met de Wegelsberg was en is dat anders. Waar in dat stuk bijvoorbeeld eerder Baerbergen genoemd wordt, wordt dit ook toegelicht, als liggende tussen Laren(kerk) en Hilversum. Het zou als banscheiding tussen dezelfde plaatsen ook niet anders kunnen. Maar op de weg tussen die twee plaatsen kwam je ter hoogte van die bergjes aan de grens tussen deze.

Wegelsberg suggereert een discreet bergje. De nadere omschrijving suggereert dat het toch uitleg behoefde. Dat het in elk geval niet evident was of algemeen bekend. Waar die berg precies geweest moet zijn, is simpel na te gaan. De grens met Naarden liep blijkbaar over die Franskampweg, over Cruysbergen. Het nog bestaande gedeelte van de banscheiding liep rechtdoor tot op de plaats waar deze het verlengde van de Frans Kampweg kruist. Ergens, enkele meters boven de parkeerplaats van van Monkey Town aan de Zanderijweg moet een Wegelsberg hebben gestaan. Veel zal het niet hebben voorgesteld. Het is later niet meer gebruikt.

Tegenwoordig gebruikt men Wegelsberg als veldnaam voor de voormalige Kamphoeve, op de hoek Franse Kampweg en Bussummer Grindweg. Dat is op zich prima, een oude veldnaam niet verloren te laten gaan. Of de één, anderhalve meter hoge strekduin op het terrein deze naam verdient? In ’t Gooi mag dat misschien.

Later, veel later is een grens tussen Hilversum en Bussum getrokken met een knik aan de Bussummer Grindweg aan de rand van de Zanderij. We hebben een schitterend 19de-eeuws grenspaaltje eraan overgehouden. Een weergave van gemeentelijke trots van de toen nog nieuwe gemeente Bussum. Conventie is dat de naam de gemeente inkijkt. Dus als je Bussum kon lezen, stond je in Bussum.

De Zanderij

Het overgebleven, niet vergraven stuk van de natuurgebied De Zanderij behelst slechts een fractie van de gehele zanderij. Het is een vergeten stuk, zo u wilt. Het is echter, vergeten en wel, een klein stukje van het best bewaarde land, oorspronkelijk structuur, veldarcheologisch leesbaar.

Het terrein valt uit één in een bebost zuidelijk gedeelte en over het fietspad een stukje open heideveld. Op de heide vallen twee oude wallen duidelijk in het veld waar te nemen. Geen sinecure deze duidelijk te fotograferen, maar ze zijn gemakkelijk waar te nemen, als vingerwijzing naar een oud verhaal van dit gebied.

Een oude wal (rechter)

Men is er nog niet over uit of enkele grafheuvelvormige heuvels in het Spanderswoud ook daadwerkelijk grafheuvels zijn. Van de heuvel op De Zanderij achter het fietspad zal niemand twijfelen. Het is geen grafheuvel. Hij is wel opgeworpen. Duidelijk om op te kunnen staan. Het moge prozaïsch lijken, wat is een vage opwerping wáár overal Neanderthaller sporen zich kunnen bevinden. Toch moet er een reden achter de heuvel schuilgaan. Zelfs in een gebied waar zoveel grond is weggehaald, een heuvel opwerpen, al was het maar om op te staan, is toch een bepaalde moeite mee gevergd. En al kunnen wij aan de gaten eromheen zien hoe hij hier is gemaakt, wanneer en waarom mogen wij ons rustig afvragen. Er staan namelijk ook niet overal zomaar opgeworpen bergjes waar je op kunt gaan staan. Hij valt op.

de berg op de Zanderij

Voor de rest kunnen bij een bezoek verschillende kleine sporen en karrensporen worden waargenomen. Daar op de grond kun je er nog niet zoveel mee. De moeite waar om een keer goed in kaart te brengen. Dan gaan de gedachten uit naar nieuwe, moderne sporen, die langzaam in het landschap ooit zullen oplossen. Nieuwe wallen om fauna, en verderop in het woud fietsers en andere recreanten in goede banen te leiden. Greppels om water af te voeren en soms om de kleinere diertjes de weg helpen oversteken.

Van een kleine wetering in het bos onder de TV toren is het duidelijk waartoe die dient. Deze helpt het water af te voeren, dat anders in de kuil van de TV toren zou stromen. Maar wat? Als we toch oplettend ons hier rond begeven.. Een heuvel kun je opwerpen om op te staan of er iets op te zetten. Je kunt er van alles bij bedenken. Maar waarom men een hoge toren midden in een groot gat bouwt, het is pas een echt mysterie. Waarom niet alleen fundamenten de grond in? Maar een hele grote, diepe kuil graven om juist dáárin een toren te bouwen, het tart mijn ratio. Een voordeur aan het souterrain? En of de officiële hoogte van de toren gemeten is naar de bodem van de put of naar het niveau van het maaiveld eromheen?

De AHN Hoogtekaart

De Zanderij, luchtfoto met Hillshade filtet

Met de komst van de digitale hoogtekaarten is alles veranderd. Wat eerst met moeite waargenomen, misschien ingemeten moest worden, vallen dan in eens in een context. Je kunt gewoon zien waar je naar zocht. Je hoeft slechts een plaatje te selecteren. De AHN biedt allerlei filters. In feite gaat het om, naar keuze de filter met hoogtekleur (kies altijd relatief) en de digitale strijklicht vanuit het noordwesten, de zogenaamde hillshade. Je kiest hoe transparant of niet je ze wil projecteren over de luchtfoto of topografische kaart. Als je nog meer wil kun je een AHN kaart nog projecteren op een luchtfoto via GoogleEarth Pro. Kun je meteen alle lengtes en oppervlakten meten. Alleen verschillen de de coördinatenstelsels. Kleinigheid, je legt het gewoon passend erop. Ach, die verleden jaren, waar we ons voornamen ooit een heel gebied te gaan inmeten!

Als we van bos en hei van De Zanderij de hillshade over de luchtfoto projecteren, komt de archeologie tot leven. Een woeste, onregelmatige sporenbundel domineert het terrein. De bundel heeft gestrekt tot over het weggegraven terrein.

Een oude weg blijkt te lopen direct ten zuiden van, wat hier een uitloper blijkt van de Lange Heul. Op de Bussummerhei is deze weg gedeeltelijk nog als mooi discrete sporenbundel terug te vinden. Deze blijkt een heel eind het Spanderswoud in te lopen, haast tot aan ’s Graveland. We mogen hier dus spreken van de oude weg van Kortenhoef op Craailo.

De twee op de grond goed waarneembare wallen, komen zeer mooi uit. De linker wal van de twee op de heide blijkt dwars erop inderdaad aan te sluiten een door karrensporen ernstig beschadigde wal in het bos zuidelijk, daar slechts met veel moeite in het veld te zien. Maar deze wallen blijken deel uit te maken van een groter complex. Op een overzichtskaart van het gebied is wat zeker bij het complex hoort aangegeven.

omgeving zanderij

Het zal u wellicht opvallen dat het incompleet lijkt. Ook dat sommige structuren in het veld er ook toe gerekend hadden kunnen worden. Ik ben geneigd u hierin te volgen. Maar die ruggetjes zijn, hoe mooi de hillshade filter ze uit laat komen, zo weinig substantieel en zo talrijk. Kunnen ook door natuurlijke processen ontstaan zijn. Nader onderzoek zou verder inzicht nog kunnen brengen. De min of meer gelijke oriëntatie met de duidelijke walrelicten geeft te denken.

Ook de oude wegen door het gebied lijken met hun twee hoofd oriëntaties, samenhang te tonen met het wallencomplex. Ook een natuurlijk aandoende wal langs de Melkweg lijkt dan wat nadere studie te verdienen. Het lijkt ook zeker dat het wallencomplex door heeft gelopen over het gat van De Zanderij. Het levert voorlopig allemaal veel meer vragen op dan antwoorden. Maar de twee wallen op onze kleine heide zijn wel relatief goed bewaarde stukken.

Als we nu weer even infocussen op dit stukje van het terrein, dan blijkt daar nog wat bijzonders. Laten we constateren dat hier tenminste vijf cultuurlagen te lezen zijn. We mogen ervan uitgaan dat in de tijd dat de oude wallen gemaakt zijn, het niet de bedoeling was dat dat karren en wagens zomaar daaroverheen reden. In hoeverre er voor die tijd karrensporen het terrein doorsneden en hoe karren en wagens gelijktijdig met de wallen functioneerden, is niet evident.

zuidelijk gedeelte van de heide

Duidelijk is wel dat in een latere periode, toen de wallen hun functie verloren hadden, die karren en wagens hier, letterlijk ruim baan hadden. Vooral bij de zuidelijke wal in het bos blijkt dit. Maar voor een belangrijke periode hebben deze karen en wagens, ongetwijfeld na 1350 onderweg tussen Hilversum en Naarden, na 1500 naar Bussum, voor zover ze niet verder trokken, bij het begin van de rechter wal op onze heide eromheen moeten rijden. De wal, die hier een bocht maakt, dwingt een aantal karrensporen ook een bocht te maken. Dat zouden ze niet doen indien er toen niet nog iets was.

Iets moest zijn overgebleven zijn van een veel ruimer gebied dat in onbruik geraakte. In een latere tijd moet ook het overblijfsel achter de rechter wal verlaten zijn en konden wagens of karren hier gewoon rechtdoor. Gezien de veel mindere sporen eroverheen dan erlangs, zou dit een kortere tijd kunnen zijn geweest. Het één en ander moet zich hebben afgespeeld voor de aanleg van de Bussummer Grindweg, aanleg van het Spanderswoud en het ontstaan van de Zanderij.

Over hoe de wallen en karrensporen zich direct ten oosten van hier boven het gat zich voortzetten, kunnen we slechts speculeren. Maar wat hier nog over is, lijkt tot nader onderzoek te velde uit te nodigen. En de vragen die we hier zouden kunnen beantwoorden, zullen waarschijnlijk belangrijk zijn voor onze kennis van het ruimere gebied, het Spanderswoud. En of en indien wat de relatie is met de boerderij aan de Lange Heul en de Aardjesberg.

Er zijn ook tal van kleinere sporen in het gebied. Daar zitten vele moderne toevoegingen bij, maar een heel aantal gaat in elk geval terug voor de aanleg van het bos. En tot nu kenden we ze niet, we konden er niets mee. Parallelle lijnen met een bepaald regelmaat onderbroken, bijvoorbeeld. In het noorden van onze kleine heide aanwezig, echter met de AHN nog mooier terug te vinden in het bos aan de overkant van de weg. Gedachtes gaan dan uit naar eventuele raatakkers maar dat hoeft niet zo te zijn. We weten alleen dat ze hier ouder lijken dan het bos zelf.

kleinere sporen bij de Kamphoeve

Raatakkers vertonen zich het best door middel van de Local Relief Model filter op LIDAR opnames, die juist het aller subtielste landschapsreliëf naar voren brengt. Die opnames zijn voor ’t Gooi wel gemaakt maar nog niet vrijgegeven voor het grote publiek. Ook tal van andere interacties van de mens met zijn omgeving komen hierop uit. Maar met al hetgeen we nu al in het landschap kunnen lezen, kunnen we nu al een stuk vooruit. Zo zie je maar, er blijkt heel wat toekomst in ons verleden te zitten.

De naam ‘Wegelsberg’ is een beetje vreemd. Voor zover het iets betekent, en ongetwijfeld betekent het iets, betekent het letterlijk ‘berg met wegels’, weggetjes. De middeleeuwers hielden van letterlijk. De naam ‘wegel’ leeft voort buiten onze streken maar is bij ons, behalve hier, verdwenen.

Erg substantieel is die eventuele berg tussen Naarden en het Hilversumse Zand waarschijnlijk dus nooit geweest. Voor dat deze werd opgegraven, was die niemand verder opgevallen. Nu weten we dat in elk geval één belangrijke weg erover voer, het latere ’s Gravelandse Pad, de verlengde Franse Kampweg. Het is ook zeer wel mogelijk dat hier een weg, naar Naarden deze weg kruiste. De oude Heerweg op Naarden, die tussen Hilversum en Laren door liep, kan dit geweest zijn.

nieuwe wal

In dat geval zou het een typisch vorm van oude Gooise humor zijn. Twee belangrijke wegen kruisen op een weinig zeggend duintje en dat noemen ze dan ‘de berg van de weggetjes’. Een beetje analoog aan de Zeedijk in Hilversum, die het regenwater vanaf de Kerkbrink naar greppeltjes leidde ten voordele van de Groest bewoners. Het ware top, dat Splinter van Nyenrode in die humor meeging.

Misschien waren het echt een paar onbeduidende paadjes die hier de oude weg naderden, en dan dus letterlijk weggetjes. Op het moment kunnen we er weinig mee. We kunnen het stukje woeste heide niet meer terug halen.

Het substantieel gebied dat door het wallencomplex wordt omvat, is pas digitaal in zicht gekomen. Hoever het zich oostwaarts uitstrekte en dáár weer noordelijk, zullen wij nooit te weten komen. Wellicht komen we ooit nog wel wat te weten over het overgebleven omwald gebied en de relatie met het gebied eromheen, voor zover die nog bestaat.

Hoe zouden wij deze tot nu toe nog onbekende, mogelijk middeleeuwse nederzetting moeten noemen? Zanderij kan niet! Het is al pijnlijk genoeg.. Lange Heul zou kunnen, maar het terrein strekt zich verder uit dan de Lange Heul. Deze Lange Heul bevond zich, zeker gedeeltelijk in deze nederzetting. Spanderswoud zou qua locatie nog het meest correct zijn, maar is nogal anachronistisch.

Als we op zoek zijn naar een naam voor deze verdwenen nederzetting op het Hilversumse Zand, hebben wij nog een mogelijkheid.

Het is mogelijk dat Splinter in zijn stuk Wegelsberg schreef, maar dat er Wegelsbergen er hadden moeten of kunnen staan. Niets moest uiteindelijk. Als het maar begrepen werd. In een ander stuk uit die dagen wordt Hilversum wel op zes verschillende manieren geschreven, terwijl het over Hilversum ging! Niemand die dat bezwaarde. Er was waarschijnlijk zelfs niet het geloof dat er maar één juiste schrijfwijze was. Het lijkt er in elk geval niet op.

Terwijl ‘Wegelsberg’ voor een niemendalletje van een heuvel vreemd is, zou ‘Wegelsbergen’ als een veldnaam prima kunnen. ‘Bergen’ is de duiding van een klein beetje geaccidenteerd terrein, zoals Baerbergen. Anderen van buiten ’t Gooi zien er maar weinig van, maar wij telden alle groot uitgevallen molshopen mee. Dan betekende ‘Wegelsbergen’ ‘een geaccidenteerd terrein waar verschillende wegen door elkaar lopen’. Een beetje zoals in de oude dorpen, maar dan buiten het dorp.

Nu treffen wij hier op het voormalige Hilversumse Zand een wallencomplex aan, die lijkt te duiden op een op een middeleeuwse nederzetting. De complexiteit van die wallen wordt verhoogt doordat tal van oude wegen verband ermee lijken houden. Ze lijken tezamen deel uit te maken van een geheel. En dit geheel lijkt als een netwerk te liggen over een groot stuk van het Hilversumse Zand. Een netwerk van walletjes en weggetjes, wegels.

Ik zou graag voor deze nederzetting, doorkruist met wallen en weggetjes, de werknaam Wegelsbergen willen meegeven. Totdat er een betere komt. Eén hoekje van het zand heet al (bijna precies) zo..