februari 2023

de kano van Nigtevecht in 1987

de boomstamkano’s van de Vecht

inleiding

Toen in 2015 bij voorbereidingen voor de aanleg van het nieuwe sportpark Bredius in Muiden de resten van een boomstamkano uit de IJzertijd onverwachts tevoorschijn kwamen, was hier regionaal de nodige aandacht. Onverwachts is een relatief begrip. Natuurlijk wist niemand van tevoren dat naast het bosje aan de Maxisweg, enkele honderden meters van de Vecht er een prehistorische kano zou liggen. Maar als je een gebied zou moeten aanwijzen waar je zo’n kano zou moeten zoeken, zou het dit gebied zijn. Maar dan ook de gehele Vechtstreek, langs alle oude waterlopen tot enkele honderdenmeters ervandaan.

Het was dan ook niet de eerste boomstamkano die hier gevonden is. Bij verre niet zelfs.. Wellicht de beroemdste boomstamkano van de Vechtstreek is gevonden in de jaren ’80 van de vorige eeuw bij aanleg van de nieuwe wijk in Nigtevecht. Bij deze waren ook enkele bijvondsten en er was aan gerepareerd. Dit gaf de vondst een boven regionale belang. Deze was zelfs niet de eerste boomstamkano gevonden in In Nigtevecht. De Gooi- & Eemlander bericht over één in 1969. Er is zelfs een bericht over een kano gevonden bij Nieuwersluis in 1880!

De laatste twee zijn onvindbaar en naar wij mogen aannemen inmiddels vergaan. Mocht zo’n houten object de millennia toevallig in de anaerobe natte klei overleefd hebben, eenmaal aan de lucht blootgesteld valt onbewerkt het hout uit elkaar. We hebben er helaas ook geen foto’s of wetenschappelijke beschrijvingen ervan. Deze kunnen natuurlijk ook onverwachts ergens opduiken maar de objecten kunnen nauwelijks jarenlange opslag ergens in schuur of keet overleefd hebben.

Maar de twee ander kano’s hebben we nog. Ze liggen zelfs nog min of meer in situ waar ze gevonden zijn. Het zijn daarmee niet alleen archeologische objecten, zij vormen ook archeologische monumenten, geheel met informatiebordje. Nou ja, je kan zien waar ze liggen.

Ingekuild heet het. Heel goed bewaard op de plek waar die reeds duizenden jaren al lag maar klaar om, mocht men dat willen eventueel tevoorschijn te worden gebracht en geconserveerd en verder onderzocht te worden. Technisch is dit geen probleem. Het is gewoon een kwestie van geld. Het is voor de Rijksoverheid of universiteiten niet de moeite waard ze op te graven. Ze zijn reeds onderzocht en opgetekend. Er zijn reeds tientallen boomstamkano’s in ons land tevoorschijn gekomen, de oudste in Drenthe waar in Pesse een 8000 jaar oude gevonden is. Wat conservering aan inzichten zou opleveren, weegt niet op tegen de moeite, op nationaal niveau.

Voor een lokale overheid ligt dit genuanceerder. Het gaat hier om de eigen geschiedenis. De oudste spreekt altijd aan, of het om Gooise Meren, Nederland of Europa gaat. De mens wil zich kunnen spiegelen aan zijn omgeving, waarvan de archeologie zichtbaar of onzichtbaar deel vanuit maakt. Fijn is het als iemand het toch zichtbaar wil maken, al is het maar door een informatiebord.

Er zijn voor een lokale overheid sowieso kosten. Niet alleen dat bordje, dat moet worden neergezet maar op gegeven moment misschien weer vervanging eist. Zo’n archeologische monument eist instandhouding van een hoog grondwaterspiegel. Wellicht meer abstract vormen deze blijvend enig maatschappelijke kosten. En misschien niet dagelijkse maar toch duurzaam en ‘eeuwig’ enige aandacht.

Anderzijds is opgraven en prepareren ook alleen maar verantwoord als je er iets mee kunt. Niet slechts in stabiele toestand achter op zolder maar dan moet het museaal tentoongesteld kunnen worden in een gemeentelijk museum, op gemeentehuis of school. En dat vereist ook natuurlijk net zo duurzaam en doorlopende kosten. Je bent er maar behept mee met je geschiedenis!

Lokaal zijn vragen intrinsiek net zo belangrijk. Waar kwamen die kanoërs vandaan, wat kwamen ze doen. Waar komen die bomen vandaan. Woonden en werkten zij hier permanent of kwamen ze hier alleen zo af en toe? Hoe waren de relaties van die mensen, met de IJzertijd bewoners op de hoge zandgronden? Hoe waren de relaties van die mensen met mensen verderop in Laag Holland in het nat?

Deze en meer relevante vragen zijn onderdeel van voortgaand onderzoek en nieuwe vondsten en waarnemingen. De kano’s zijn voor de tijd waarin ze hier terechtkwamen sleutelobjecten. En zij worden door een groep liefhebbers in hun hart gedragen. Dat alleen verdient enig aandacht. Wij presenteren u daarom het verhaal van de boomstamkano’s van de Vecht en hun archeologische achtergrond.

de kano van Muiden

31 AUGUSTUS 2015 DE ERFGOEDSTEM

Boomstamkano gevonden in Muiden

“Afgelopen woensdag zijn in Muiden resten gevonden van een boomstamkano. Het vaartuig, dat vermoedelijk uit de ijzertijd stamt, werd aangetroffen tijdens archeologisch veldonderzoek op het Brediusterrein, in het kader van de voorbereidende werkzaamheden voor de zandophoging voor de voetbalvelden. De boot is 6.50 meter lang en 80 cm breed. Op de locatie is op dit moment niets te zien, archeologen hebben de vondst afgedekt om hem beter te kunnen conserveren.

De overblijfselen van de boot zijn aangetroffen in een groenstrook buiten het ontwikkelgebied van Bredius, naast de toekomstige zandophoging voor de voetbalvelden. Zoals het er nu naar uitziet kunnen alle werkzaamheden daarom volgens planning doorgaan. Het stukje grond met de archeologische vondst wordt dan onberoerd gelaten, totdat er meer bekend is over de herkomst.

De vondst van de kano mag uniek genoemd worden: In heel Nederland zijn er overblijfselen van slechts tien boomstamboten uit deze tijd bekend.

De gemeente Muiden en Rijkswaterstaat (eigenaar van deze grond) wachten nu de resultaten van het archeologisch onderzoek af, voordat besloten wordt wat er met deze vondst wordt gedaan. De gemeente meldt verder dat werkzaamheden voor de weguitbreiding A1/A6 geen vertraging oplopen vanwege deze vondst.” Gelukkig maar..

monument achter hekwerk in 2016

Bij NARCIS lezen we het volgende wat de kano betreft:

FYSIEKE BESCHERMING VAN EEN PREHISTORISCHE BOOMSTAMKANO IN PARK…

TitelFysieke bescherming van een prehistorische boomstamkano in Park Bredius te Muiden, gemeente Gooise Meren.
CreatorSchute, I.A. (RAAP)
Copyright holderRAAP
Date created2018-09-20
Date available2018-11-28
ToegangOpen Access
DoelgroepArchaeology
Archeologisch Basisregister PeriodeIJzertijd vroeg: 800 – 500 vC (IJZV)
Archeologisch Basisregister ComplexEconomie – Scheepvaart (ESCH)
TaalNederlands
TypeDataset
UitgeverData Archiving and Networked Services (DANS)
SamenvattingIn opdracht van de gemeente Gooise Meren heeft RAAP op 19 juli 2018 een prehistorische boomstamkano in de bodem van plangebied Park Bredius in Muiden, duurzaam beschermd door deze in te kuilen. Inkuilen is een methodiek waarbij een vaartuig beschermd wordt voor verdere degradatie door lokaal het grondwater hoog te houden. Dit duurzaam behoud in situ volgde op de ontdekking van de boot door Synthegra in 2015. Besloten werd de boot niet op te graven, maar ter plekke te laten liggen. Het deel van park Bredius waar de boot ligt, wordt ingericht als park, waardoor de boot verder niet door bodemingrepen bedreigd wordt. Voor duurzaam behoud waren echter aanvullende beschermingsmaatregelen noodzakelijk die nu zijn uitgevoerd en waar dit rapport verslag van doet. Het inkuilen van de boomstamkano volgde een aantal logische stappen. In eerste instantie is de begroeiing verwijderd van de afdekkende door Synthegra opgeworpen heuvel, en in een ruime zone om de heuvel. Het heuvellichaam bleek uit bouwzand te bestaan. Dit is afgegraven en de locatie aangevuld met een eerste ophogingslaag van gebiedseigen grond. In deze ophoging is een overlangse sleuf gevormd (het afschot), licht aflopend. Hierna kon het feitelijke inkuilen een aanvang nemen. Met een 30 cm smalle bak is een sleuf tot circa 15 cm onder het grondwaterniveau gegraven, tot op een diepte van bijna 2,5 m -NAP. Vervolgens is het plastic aangebracht over de eerste afhoging met afschot, en ingesneden over een breedte van circa 15 cm ingesneden om de toevoer van hemelwater mogelijk te maken. Tenslotte is met grond van de winlocatie, tezamen met het bouwzand, de sleuf gedicht en de tweede ophoging aangebracht. De boomstamkano van Muiden dateert in de Vroege IJzertijd (800-500 v. Chr.), en is aangetroffen nabij de Vecht, klaarblijkelijk achtergelaten in een open rustig water waar hij langzaam in klei en veen ingebed raakte, tot aan de ontdekking in 2015. Zoals gesteld werd besloten de boot in situ te beschermen. Daarmee is een bijzondere en belangwekkende vondst duurzaam beschermd. Maarleveld schreef in 2008: “Dat boomstamboten zo’n ondergeschikte rol spelen in Nederlandse archeologische discussies is vreemd als je bedenkt hoe belangrijk het water en transport over water steeds zijn geweest. Dat geldt zelfs voor meertjes, vennetjes en riviertjes in het Pleistocene gebied. Maar het geldt zeker langs de rivieren, in de Delta en eigenlijk in heel ‘Holoceen’ Nederland.” Dit geeft maar aan dat het van groot belang is dat vondsten als de boomstamkano van Muiden beschermd worden tot ooit het moment daar is deze op te graven. Mocht dat gebeuren, dan is het bijzonder raadzaam grote aandacht te besteden aan de landschappelijke inbedding van de boomstamkano.
ingepakt voor de toekomst..

Dan is het de kwestie hoe de lokale overheid met zijn archeologische monument wil omgaan.

Alexander Luijten, wethouder van de gemeente Gooise Meren in Schatrijk, een uitgave van Steunpunt Monumenten en Archeologie Noord-Holland over de kano van Muiden:

‘Bij het verleden van Gooise Meren, denk ik eerst aan de historische monumenten die je vandaag de dag nog ziet, zoals het Muiderslot en de Naarder Vesting. Maar de vondst van een boomstamkano uit de ijzertijd, een paar jaar geleden, spreekt ook tot de verbeelding. Volgens ons archeologiebeleid is de kano in de grond bewaard, voor de beste bescherming. Bovengronds is de kano indirect zichtbaar gemaakt, door een mooi informatiebord.

Gooise Meren kent verscheidene bloeiende historische verenigingen, die het verleden levend houden. Wij zijn een fusiegemeente. Het lijkt alsof de inwoners door de fusie nog meer gehecht zijn aan hun eigen kern. Waarbij ze het verleden ook heel belangrijk vinden, als onderdeel van hun identiteit…

…We willen het grote verhaal van ons verleden vertellen, van zowel het bovengrondse als het ondergrondse erfgoed. We stellen nu een historische biografie op die onderdeel zal uitmaken van de Omgevingsvisie. Ook het archeologiebeleid wordt herzien. Het is belangrijk om die link van het verleden naar het heden te hebben, om ruimtelijke structuren en historische en economische ontwikkelingen te kunnen verklaren. We wonen in een prachtig gebied waar het fantastisch is om te wonen, zowel nu als in het verleden.’

Een mooi en groot informatiebord staat er, langs het pad achter de voetbalvelden…

de kano van Nigtevecht

(met dank aan Ronald van Nigtevecht)

de Nieuwe Weesper, Donderdag 26 Februari 1987.

Kano uit ijzertijd in grond Nigtevecht.

De-opgegraven-boomstamkano-in-Nigtevecht-overzicht-van-achter-naar-voorschip-25-februari-1987-foto-R.IJ_.P-Oosting-Rijksdienst-voor-het-Cultureel-Erfgoed


Nigtevecht – Twee broers uit Nigtevecht, Marc en Remco van der Aa hebben vorige week in hun woonplaats een historisch belangrijke vondst gedaan op het terrein bestemmingsplan Klei-Muiden.
Zo’n anderhalve meter onder de grond stuitten de broers op een bootje, dat na onderzoek een zogenaamde boomstamkano blijkt te zijn uit de ijzertijd. De kano is volgens archeologen minstens 2.500 jaar oud.

Nadat de broers melding maakten van hun ontdekking is de kano bloot gelegd. Het blijkt een boomstamkano te zijn van zes meter lengte. in de buurt van de boot werden scherven gevonden van een ronde zwarte pot die stamt uit de tweede tot vierde eeuw voor Christus.
Volgens gemeentesecretaris van der Aa (de vader van de vinders), kan de kano nog ouder zijn. ”De archeologen zijn afgegaan op de ouderdom van de pot die in de buurt werd gevonden. Die kan er echter ook later terecht zijn gekomen zodat de kano nog ouder zou kunnen zijn.”

De rijksdienst voor oudheidkundig bodem onderzoek houdt zich met de kano bezig. Een bepaalde onderzoeks-methode (de zogenaamde c14-methode die onderzoekt op radio-actieve straling) moet uitwijzen uit welke tijd de kano precies stamt.

De Telegraaf , Donderdag 26 Februari 1987.

Tweeduizend jaar oude kano blootgelegd

Langs het fietspad van Nigtevecht naar Weesp is een ruim 2000 jaar oude boomstamkano bloot komen te liggen.
De twee zoons van loco-gemeentesecretaris de heer J. van der Aa zagen in een net gegraven sloot de contouren van de kano, waar-op onmiddellijk een onderzoek werd ingesteld.
Gisteren bogen vijf archeologen van het Museum voor Scheepsarcheologie zich over de goed geconserveerde ruim zes meter lange kano.
Er werden delen van ronde potten in de kano gevonden.
Volgens loco-gemeentesecretaris de heer J. van der Aa zal de vondst met plastic afgedekt worden en weer onder zand verdwijnen.
“Momenteel is het te duur om de hele uitgeholde boomstam te bergen”.

Aldus de Telegraaf. Velen hadden in het dorp het gezien en nog meer ervan vernomen. Er kwam actie op gang om de kano te bergen:

de Nieuwe Weesper, 5 Maart 1987.

Stichting ijvert voor behoud kano Nigtevecht.

Nigtevecht – Er is een stichting tot behoud van de boomstamkano in Nigtevecht in het leven geroepen.
Initiatiefnemer is de gemeentesecretaris de heer J. van der Aa van Nigtevecht.
De boomstamkano die enkele weken geleden in de grond in Nigtevecht is gevonden blijkt een bijzonder exemplaar te zijn.
Met zijn leeftijd van ongeveer 2500 jaar staat de kano uit de ijzertijd volgens van der Aa op de tweede plaats van de wereldranglijst.
Enkele jaren geleden werd een boot gevonden in Pesse in Drenthe van maar liefst 8000 jaar oud.
Voor zover bekend is dat het oudst bewaarde vaartuig van de wereld.

De historische vondst in Nigtevecht werd gedaan door twee zoons van de gemeentesecretaris , Remco en Marc van der Aa. Het is een uitgeholde boomstam van het soort waarmee de Batavieren de Rijn afzakten. Volgens van der Aa is het bijna zeker dat in de buurt waar de kano is gevonden (het bestemmingsplan Klein-Muiden) ook een nederzetting moet zijn geweest. “Er moeten bijna zeker mensen in die buurt hebben gewoond. Wanneer in de loop der jaren scherven worden gevonden, bijvoorbeeld wanneer sloten worden uitgebaggerd, krijgen we daar zekerheid over”, verteld van der Aa.

De Nigtevechtse kano is acht meter zestig lang, een meter breed en zevenenveertig centimeter diep. Nu het historische vaartuig aan de buitenlucht is blootgesteld moet het geconserveerd worden, wil het niet aan verrotting tem prooi vallen. Dat conserveren is echter een kostbare geschiedenis : het gaat ongeveer 50.000 gulden kosten om de kano te behouden.

Sleutelstukje-met-deze-methode-was-een-scheur-in-de-boomstamboot-gerepareerd.-foto-met-dank-aan-de-heer-E.-Roukens-Groove-Graphics

Vandaar dat is besloten een stichting te vormen om aan het benodigde geld te komen. Van der Aa :”We willen proberen via bedrijven en particulieren geld bij elkaar te krijgen. Eén bedrijf heeft al een donatie van 250 gulden toegezegd en drie andere bedrijven hebben er honderd gulden voor over om de kano te behouden. We gaan komend weekend op de Hiswa in de RAI via folders mensen warm proberen te maken ons financieel te steunen. Dat kan op ons bankrekeningnummer bij de Rabo-bank in Weesp :34.31.82.777″.

De boot is onderzocht door mensen van de Rijksdienst IJsselmeerpolders van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat dat verantwoordelijk is voor het opgraven van wrakken in polders. De kano is daarna afgedekt met plastic waarin gaten zijn gemaakt om vocht door te laten. Morgen gaat van de Aa praten met deskundigen van het Archeologisch Scheepvaartmuseum in Ketelhaven over de kano.

Het eerste onderzoek stond onder auspiciën van de provinciale archeoloog de heer van Tent. Ook hij spreekt van een zeer interessante vondst. “De kano is met name zo interessant omdat de datering vrij goed is vast te stellen. Op de bodem van de kano lagen enkele potscherven uit de ijzertijd. We kunnen met grote zekerheid aannemen dat die pot daar niet toevallig lag en dat we die tijd ook als leidraad kunnen nemen voor datering van de boot”.

Wanneer begonnen wordt met conserveren van het vaartuig hangt af van de donaties die bij de stichting binnen komen.”

Als Batavieren er voor erbij gehaald moeten worden, gaat het er echt om. 250 gulden was een behoorlijke donatie in ’87. Helaas was de halve ton niet bereikbaar. Dus ook deze kano ligt er ingekuild.

Bij NARCIS staat het volgende het volgende over deze kano.

PUBLICATIE OPGRAVINGSDOCUMENTATIE SCHEEPSWRAK NIGTEVECHT

TitelOpgravingsdocumentatie scheepswrak Nigtevecht
CreatorBatavialand te Lelystad, Maritiem Archeologisch Depot
Research team memberKnol, A. (Batavialand); Smale, J. (Batavialand)
Copyright holderBatavialand
Date created2019-11-25
Date available2021-01-01
ToegangOpen Access
Trefwoord(en)scheepsopgraving, scheepswrak, Temporal coverage: 600 vC
DoelgroepArchaeology
Archeologisch Basisregister PeriodeIJzertijd: 800 – 12 vC (IJZ)
Archeologisch Basisregister ComplexEconomie – Scheepvaart (ESCH)
TaalNederlands
TypeDataset
UitgeverBatavialand
SamenvattingScheepstype: boomstamkano. In 1987 werd een boomstamboot van eikenhout uit de vroege ijzertijd blootgelegd en gedocumenteerd. Enkele fragmenten van de kano en andere vondsten zoals scherven zijn opgenomen in de maritieme rijkscollectie. De kano is na de opgraving blijven liggen en afgedekt met folie, maar werd in 2001 opnieuw verkend naar aanleiding van een voorgenomen peilverlaging in de aangrenzende Aetsveldsche Polder (provincie Noord-Holland), die van invloed zou kunnen zijn op de grondwaterstand ter plaatse van de kano. Het object betreft een boomstamboot van eikenhout uit de vroege ijzertijd. De lengte van het bewaard gebleven gedeelte bedraagt 8,5 m, terwijl de breedte circa 1 m is. Over de oorspronkelijke vorm bestaat weinig zekerheid vanwege de uitgezakte zijden. De bodem was waarschijnlijk plat. De romp werd versterkt door twee ribben, die men tijdens het uithollen van de boom had laten staan. De uiteinden waren waarschijnlijk afgesloten dooreen massief gedeelte van de boomstam. Opmerkelijk was de reparatie van een scheur met een sleutelvormig stukje hout. De radiokoolstofdateringen geven een ouderdom aan tussen 880 (hout boomstamschip) en 472 (houtskool in boomstamboot) cal BC. In de boomstamboot zijn aardewerkscherven en stukjes tefriet aangetroffen. Het aardewerk is typologisch te plaatsen in de West-Nederlandse ijzertijd en vertoont sterke overeenkomsten met aardewerk afkomstig van vindplaatsen in de Assendelverpolders, die ook uit de vroege ijzertijd dateren (500-800 v. Chr.). Het aardewerk uit de boomstamboot kan zelfs nog iets preciezer worden gedateerd: omstreeks 600 v. Chr. Tefriet is een gesteente, gewonnen in de Eifel, dat werd gebruikt voor de vervaardiging van maalstenen. Het aanwezige aardewerk maakt een scherpe datering van de ondergang mogelijk; samen met het tefriet kan het aardewerk een indicatie vormen voor de route die de boomstamboot heeft gevolgd. Het schip kan natuurlijk ook bij een in de buurt gelegen nederzetting horen. In de nabijheid van Nigtevecht bevinden zich op verschillende plaatsen bewoningssporen uit de ijzertijd, onder andere richting Weesp (op twee plaatsen) en bij Baambrugge. De bodemopbouw ter plaatse wijst er op dat de kano op de oever van een kreek is achtergelaten, die later is opgevuld met zand.

Hoe gaat de lokale overheid dit monument uitdragen? In 2015 kreeg een een samenwerkingsverband tussen lokale bedrijfsleven en overheid zijn glorieuze bestand in een informatie bord. Met een mooie foto in de krant met de betrokkenen.

onthulling-informatiebord-v.l.n.r.-wethouder-Zivkovic-Laurenta-Erik-Roukens-Raymond-Vonk-Peer-Vrakking-en-Arie-van-de-Meent-nov.-2016-foto-S.-Griffioen

“In een plantsoentje aan de Garstenstraat in Nigtevecht staat sinds november 2016 een informatiebord dat werd onthuld door wethouder Živković- Laurenta van gemeente Stichtse Vecht. Het idee voor het bord ontstond naar aanleiding van werkzaamheden aan een tocht (sloot), een jaar eerder. De aandrager van dit idee was de heer Erik Roukens; zijn bedrijf Groove Graphics nam ook de vormgeving van het bord voor zijn rekening. Nabij de tocht ligt namelijk een archeologisch voorwerp dat hier in 1987 werd onderzocht en goed ingepakt, in de ondergrond bewaard is gebleven. Dit bijzondere archeologische erfgoed is echter bij het grote publiek vrijwel onbekend. Door de werkzaamheden in 2015 vatte het idee post om de ligging van het voorwerp boven de grond vorm te geven. Dit gebeurde door het aanplanten van lage struiken. Het informatiebord belicht kort de resultaten van het archeologische onderzoek.”

In 2023 is het bordje in het gras tegenover nummer 27 nog prima te vinden. Echter zal het de archeologische toerist tegenvallen, zich ter plaatse een beeld te vormen van hoe bijzonder deze plek is. Zes jaar en enkele maanden na onthulling is het bordje ernstig aan vervanging toe. Dat het een bordje is over de boomstamkano is gelukkig nog wel te lezen!

informatiebord februari 2023

archeologische perspectief van de kano’s

In ons jaarverslag van 2008 heeft Ruurd Kok als provinciaal archeoloog van Utrecht naar aanleiding van een inventarisatie gemaakt van de vondsten en vindplaatsen uit de IJzertijd en Romeinse tijd in de Vechtstreek het volgende uiteengezet:

“De vroegste sporen van menselijke bewoning in de Vechtstreek dateren uit de IJzertijd,

de periode 800-12 voor Chr. De inventarisatie uit 2007 heeft negen IJzertijd-vindplaatsen

opgeleverd (Tabel 1)…

..In 1992 concludeerde provinciaal archeoloog Van Tent naar aanleiding van de vondst van de kano bij Nigtevecht en van de aardewerkvondst bij Nieuwer-Ter-Aa: ‘Geleidelijk wordt duidelijk dat de Vecht-stroomgordel in de IJzertijd een misschien niet zeer intensieve, maar ook weer niet onbetekende bewoning heeft gekend. Wij moeten ons daarbij waarschijnlijk kleine nederzettingen voorstellen, gelegen op de smalle, merendeels kleiige oeverwallen van de verschillende Vechtarmen’ (Van Tent 1992, p. 29)…

…Over Nigtevecht schrijft ene H. Poolman het volgende, intrigerende bericht in de Gooi en Eemlander van zaterdag 8 februari 1969: ‘De historie zelf van dit dorp is, evenals van andere plaatsen langs de Vecht, tot zeer ver in het verleden terug te voeren. ’t Is daarom dan ook zeer te betreuren, dat men enige jaren geleden verzuimde – waarschijnlijk door onwetendheid – een vondst te melden, welke bij grondwerkzaamheden in het dorp te voorschijn kwam. Het had er alle schijn van dat het hier – naar de beschrijvingen te oordelen – een overblijfsel van een primitief vaartuig betrof.’ Over de vindplaats en vondstomstandigheden zijn vooralsnog helaas geen nadere gegevens bekend. 5 Een datering in de IJzertijd is niet zeker maar wel goed mogelijk, aangezien in Nigtevecht eerder een boomstamkano uit deze periode is gevonden…

…Conclusies IJzertijd: Op basis van de aard, ligging en datering van de bekende IJzertijd-vindplaatsen kunnen voorzichtig enkele uitspraken worden gedaan. Op dit moment zijn in de Vechtstreek vijf vindplaatsen bekend met aanwijzingen voor (de nabijheid van) een nederzettingsterrein. De vindplaatsen in de Breukelerwaard, Baambrugge, Abcoude en in de Aetsveldsche polder bij Abcoude liggen op de stroomrug van de oorspronkelijke loop van de Vecht/Angstel die rond 800 voor Chr. is ontstaan doordat de Rijn haar loop deels verlegde bij de huidige stad Utrecht (Weerts, Cleveringa & Gouw 2002).

De vijfde vindplaats ligt op een zogenaamde crevasserug. Deze crevasse is gevormd in een groot veenmeer dat ten zuiden van het huidige Weesp lag en in de loop van de IJzertijd opgevuld raakte met crevasseafzettingen (Feiken 2005). Ook twee van de andere nederzettingsterreinen liggen nabij dit crevassecomplex: Abcoude, Kerkstraat en Abcoude, Aetsveldsche polder. Pas na de opvulling van dit meer aan het einde van de Midden IJzertijd (circa 300 voor Chr.) was deze omgeving geschikt voor bewoning. Eerder waagde men zich al wel per boot in dit gebied, getuige de vondst van een boomstamkano in Nigtevecht die op basis van de erin aangetroffen aardewerkscherven kan worden gedateerd omstreeks 600 voor Chr., in de Vroege IJzertijd. Vraag blijft waar de inzittenden van de kano vandaan kwamen.

Wat betreft de herkomst van de IJzertijd-bewoners is gedacht aan kolonisatie vanuit het Gooi en/of de Utrechtse Heuvelrug, gebieden die vanaf het Neolithicum bewoond zijn geweest (Van Wijngaarden-Bakker 1985, p. 13). Verondersteld wordt dat de kolonisten de Vechtstreek al kenden als vis- en jachtgebied en als zomerweidegebied. Van de vijf bekende nederzettingsterreinen is de nederzetting in de Breukelerwaard de enige met aanwijzingen voor bewoning in de Vroege IJzertijd (800-500 voor Chr.). Zolang dit in de Vechtstreek de enige Vroege IJzertijd-nederzetting is, kunnen op basis van de vindplaatsspreiding vooralsnog geen zinnige uitspraken worden gedaan over de herkomst van de bewoners van de Vechtstreek. Op basis van het vondstmateriaal kunnen echter wel relaties worden gelegd met andere gebieden. In de boomstamkano die in 1987 in Nigtevecht is blootgelegd, zijn scherven gevonden die overeenkomsten vertonen met aardewerk uit Assendelft (Van Heeringen 1992, p. 268).

Ook de stijlkenmerken van het aardewerk van de vindplaats in de Breukelerwaard wijzen op contacten met het Oer-IJ gebied in de Vroege IJzertijd (Van der Velde 2003). Die contacten liepen ongetwijfeld via de Vecht. Deze rivier liep ter hoogte van Amsterdam via het Flevomeer uit in het Oer-IJ, dat via een zeegat bij Castricum uitmondde in de Noordzee. Interessant is in dit kader de opgraving van een Ijzertijdnederzetting bij Vleuten met bewoningsfasen uit het einde van de Midden IJzertijd (circa 3e eeuw voor Chr.) en de Late IJzertijd (Blom 2005). Op basis van het aardewerk lijkt ‘te mogen worden afgeleid dat de nederzetting althans tussen de derde en de eerst eeuw v.Chr. bewoond werd door mensen die cultureel verwant waren of in contact stonden met de bewoners van de westelijke kuststreek’ (Blom 2005, p. 62). Ook de twee blootgelegde drieschepige huisplattegronden passen in een noordelijke bouwtraditie. De Vecht moet in deze contacten een cruciale rol hebben gespeeld. Naar aanleiding van de opgraving in de Breukelerwaard werd al gesuggereerd dat de Vechtstreek in de IJzertijd een belangrijke verbindingszone vormde tussen het Midden en Zuid Nederlandse rivierengebied enerzijds en het Oer-IJ en de Noord-Hollandse strandwallen anderzijds (Van der Velde 2003, p. 32).

Het is zeer verleidelijk hierbij te denken aan handel in zeezout (zie bijv. Van den Broeke 1986), maar het voor zouthandel kenmerkende kustaardewerk is uit de Vechtstreek nog niet bekend. De grote vraag blijft natuurlijk of contacten met het kustgebied ook wijzen op een herkomst van de Vechtstreekbewoners uit dit gebied.

De suggestie van Van Wijngaarden-Bakker dat de bewoners uit het Gooi kwamen en dat ze de Vechtstreek al kenden als vis- en jachtgebied of als zomerweidegebied kan vooralsnog niet op basis van vondsten worden bevestigd. Interessant is een opmerking over magering van steengruis in aardewerk uit de opgraving van een huis uit de Vroege IJzertijd in Assendelft: ‘Steengruis manifesteert zich als fijne tot grove brokjes kwarts, veldspaat en glimmer […]. Dit materiaal wijst op het gebruik van metamorfe of stollingsgesteenten. Een aantal stenen van deze aard werd bij de opgraving gevonden. De dichtstbijzijnde plaats, waar afzettingen die dergelijke zwerfstenen bevatten aan de oppervlakte voorkomen is het Gooi’ (Hallewas 1971, p. 26). Contacten tussen het Gooi en Assendelft zullen waarschijnlijk grotendeels via de Vecht hebben plaats gevonden.

Voor de verbinding tussen het Gooi en de Vechtstreek kan worden gedacht aan twee grote veenmeren die bij Vreeland en bij Weesp lagen en mogelijk doorliepen tot aan de hogere zandgronden (Weerts, Cleveringa & Gouw 2002; Feiken 2005). Juist ter hoogte van Vreeland en Weesp komt ook dekzand voor nabij het oppervlak, al zal dat in de IJzertijd (waarschijnlijk) overgroeid zijn geweest met veen (Feiken 2005, p. 67). Het veenmeer bij Weesp liep tot aan de zandgronden van het Gooi (Feiken 2005, p. 55). Ook het veenriviertje de Drecht kan een verbinding hebben gevormd tussen beide gebieden.”

Dit was allemaal toen we nog niets wisten van de kano van Muiden. Echt fundamenteel zijn onze inzichten over de IJzertijd er niet door veranderd. Wel draagt het bij aan het reliëf geven aan onze IJzertijd rond de Vecht. Tezamen met de vermelding van een kano uit Nieuwersluis uit 1880, bewijst het dat niet alle kano’s uit Nigtevecht komen.

begin inkuiling Muiden

Uit 2021 Impuls archeologisch erfgoedbewustzijn AWN:

“Zo’n 800 jaar v.Chr. was de Vechtstreek een moerassig gebied. Behalve de wat drogere rivieroevers, was het een natte bedoening. Veenkussens en moerasbos doorsneden met waterloopjes en grote meren, zo zag het landschap er ongeveer uit. Op de drogere stukken woonden de boeren die er graan en andere gewassen verbouwden. Behalve tarwe was dit ook gerst, pluimgierst, vlas, raapzaad en huttentut. De laatste drie planten waren belangrijk omdat de geperste zaden plantaardige olie opleverden. Vlas kon ook worden gebruikt om linnen stof van te maken. De koeien graasden op de drassige veenweides. Verder hadden de boeren ook wat schapen en geiten, paarden en varkens en er liep op menig erf een hond rond, of misschien wel meer dan één. Daarnaast werden er ook planten uit het wild verzameld. Het waterrijke gebied leende zich bovendien bij uitstek voor de jacht op vogels en het vangen van vis. Dan was het wel handig als je over een boot beschikte. Daarmee kon je niet alleen je visfuiken checken, maar ook over de vele stroompjes op bezoek bij je familie of vrienden verderop. Misschien wel met een mootje vis. Brasem, paling, baars, pos en snoek maar ook kwabaal, een zoetwater-familielid van de kabeljauw, stonden geregeld op het menu. Met fuiken, vissperen en een hengel, kwam je al een heel eind. Op de grotere rivieren werd ook gevist op steur, een grote en lekkere trekvis die vanuit zee de grotere rivieren opzwom om te paaien.

Om het natte land te doorkruisen, gebruikten de boeren boomstamboten of boomstamkano’s. Via de Vecht en de Angstel kon je van de Rijn, via het Flevomeer, richting het Oer-IJ varen. Als je ver genoeg doorpeddelde of roeide, kwam je uit bij zee. De discussie over hoe ze werden voortbewogen is nog gaande; specialisten denken aan peddels maar ook aan het gebruik van kleine zeilen en losse roeiriemen. Daarom wordt zowel gesproken van kano’s als van boten. Langs de Vecht zijn twee boomstamboten gevonden uit de vroege ijzertijd: één in Nigtevecht en één in Muiden. Die van Nigtevecht was zo’n 8,50m lang met een breedte van circa 1 meter. Die in Muiden was wat kleiner: 6,50m met een breedte van 80 cm. De uiteinden waren waarschijnlijk enigszins aangepunt. Voor deze boten werden eiken gebruikt. Het moeten forse bomen zijn geweest die niet uit de Vechtstreek afkomstig waren. Zulke grote bomen groeiden er niet in het drassige land. De bossen op de drogere zandgronden komen in aanmerking als leverancier. Een dergelijke boom werd met zorg gekozen, van takken ontdaan, gekliefd en uitgehold. Dat vereiste nogal wat vakmanschap en speciaal gereedschap. In de kano van Nigtevecht heeft men op de bodem nog opstaande randen, ribben, laten zitten, waarschijnlijk voor de stevigheid. De boot in Muiden is aan het eind van zijn leven letterlijk in een rustiger vaarwater terecht gekomen. Hij werd in een zijriviertje achtergelaten. Van lieverlee zakte de boot in de klei weg om pas zo’n kleine drieduizend jaar daarna te worden ontdekt. De beide boten zijn nog, veilig ingepakt, in de grond aanwezig. Daar liggen ze het best en in hun oorspronkelijke omgeving. Op beide plekken is een bord aanwezig dat herinnert aan deze vondst en de betekenis ervan. Een mooie combinatie van onderzoek, beleid (behoud in situ) en publiekscommunicatie. ◊”

Handgevormd-potje-uit-de-IJzertijd-in-1983-gevonden-Isotopenweg-te-Utrecht-hoogte-114-cm-diameter-145-cm-foto-Hans-Lagers

tenslotte

Als we dan uiteindelijk uitfocussen op de betekenis van de boomstamkano’s van de Vecht, dan valt het volgende op. Van de vier meldingen kunnen wij slechts van twee iets meer zeggen. Deze blijken een paar honderd jaar ouder dan enkele bewoningskernen langs het Vecht/Angstel systeem.

Dat de twee onderzochte kano’s bij elkaar in tijd te plaatsen lijken, wil uiteraard niet zeggen dat de andere kano’s ook uit die tijd stammen. De technologie was hier te lande reeds millennia oud en nog tot in de Romeinse tijd komen boomstamboten nog voor. Hoewel ze statistisch de absolute meerderheid vertegenwoordigen, is hun late vroeg-ijzertijd oorsprong net zo min als typologisch te duiden als dat boomstamkano’s juist in Nigtevecht vaker zouden voorkomen.

Het lijkt ondenkbaar dat de latere bewoners niet van boomstam technologie gebruikt zullen hebben gemaakt. Maar ook de neolithische visweer bouwers in Almere hebben, naar we mogen aannemen deze technologie gekend.

Er lijken twee dingen uiterst waarschijnlijk. Dat er uit verschillende perioden in het gebied meer boten kunnen liggen. Alle vondsten en waarnemingen dragen bij aan het reliëf van ons inzicht, meerdere boten des temeer. Maar ook, als er twee boten uit dezelfde tijd toevallig gevonden worden, er in die tijd toch wel meer activiteit geweest moet zijn. Dat we met de vondst van twee boomstamkano’s het verhaal van de Vechtstreek voor die periode af is, lijkt uitgesloten.

De ijzertijd op de hoge zandgronden van ’t Gooi heeft heel wat activiteit gekend. Dat onze Vechtstreek dat ook heeft gehad, is langzaam duidelijker geworden. Alle verstoring van bodemarchief kan de archeologie raken. Nieuwe ontdekking liggen waarschijnlijk overal op de loer.

En de kennis die dit kan toevoegen is ook heel reëel. Maar het is ook gewoon zo dat er meer boomstamkano’s liggen om ontdekt te worden. En die objecten brengen ons terug naar oude tijden. Ze gaan velen aan het hart. Dus kijk uit naar sporen. U zal er geen spijt van hebben..

feedback of nieuwe kano’s melden?

yjk.