Januari 2021

Vijf Stenen aan de Weg over de Hei van Bussum op Laren

Veldkeien lijken te passen op de heide. Zoals de krentenboom en vliegeden. Reeën en konijnen en het vosje tegen zonsonder, als je geluk hebt. Mensen hebben er oude waterputten, karrensporen en grafheuvels achtergelaten. En de grote stenen zijn achtergelaten door het grote ijs, zwerfkeien. Lagen er al toen de eerste boeren zich vestigden, al of niet ondergestoven. Zij waren autochtoon toen wij kwamen koloniseren.

Ze gaan zo goed op in hun landschap dat ze eigenlijk niet opvallen. Menig steen ziet tallozen aan zich voorbij trekken zonder opgemerkt te worden. Ze zijn niet onzichtbaar, worden wel gezien, zijn door de mensen wel honderd keer gezien. Maar ze lijken dan inmiddels zo gewoon dat ze nog nauwelijks kunnen opvallen. Ja, wie voor het eerst op deze heide is, kinderen, honden, een enkel schaap.

Voor wie iets van zijn of haar oorspronkelijke nieuwsgierigheid weet te behouden zijn deze zwervers eminente vriendjes die in hun oudheid ongekende geschiedenissen in zich meedragen. Als die eens konden spreken. Maar dat kan natuurlijk niet. En als zij op een keer niet meer op hun plek stonden, zouden we ze missen..

Als er langs een pad een aantal stenen staan, zijn het geen losse zwervers meer. Dan delen die stenen een familiale band. Dit suggereert dat deze stenen waarschijnlijk door mensen hierheen zijn verplaatst. De zwervers hebben dan emplooi gevonden, een eigen plaats verworven en een functie in de samenleving gekregen.

Van de stenen aan de Bussummer Doodweg zijn drie stuks reeds generaties een baken aan hun pad. De nog grotendeels oorspronkelijke landweg is één van de meest bekende doorsteekjes over de heide. Duizenden Bussummers te fiets of te voet, met hond of kinderen, die hierover de heide oversteken naar la Place of verder naar het Bluk of misschien museum Hofland. Met de fiets ben je zo in het centrum van Laren. Ook van uit Laren is het een populaire route naar Bussum. Dat op deze route aan de zuidzijde van de weg steen 1, 4 & 5 staan, hebben ze allemaal gezien, of ze het bewust waren of niet.

Steen nummer 1 aan de Lange Heul
Steen nummer 1 terugkijkend op de Westerg van Bussum

Ze zijn groot genoeg om niet zomaar verplaatst te worden. Ze zijn ook, wellicht gelukkig, niet groot genoeg om als trofee naar één of ander pleintje gesleept te worden. Of, zoals met menig hunebed gebeurd is, met explosieven tot bruikbare blokken gemaakt.

Ach, een enkeling zal zeggen ’toeval’. Sommigen zullen denken ‘gewoon normaal’. Maar velen zullen het zien en denken dat het in de boeken staat of dat er tenminste kans is dat we er ooit achter komen, het waarom. Dan zijn er ook de oudheidkundige liefhebbers die drie stippen op een kaart noteren, voor het geval dat.

In principe zie je als oudheidkundige liefhebber alleen dingen verdwijnen en afslijten. Paaltjes verdwijnen, reliëfs worden minder. Nieuwe wijken komen waar het verleden onzichtbaar wordt. Brokken openbaar oudheid verliezen hun onderlinge verband en het landschap wordt minder leesbaar. Maar soms komt onverwachts iets van het verdwenen verleden onverwachts tevoorschijn. En stenen hebben die mogelijkheid. Strikt gesproken is dat slechts geologie. Maar in heel bijzondere gevallen vult het de geschiedenis aan. Dan wordt een verloren gegaan verband hersteld.

Steen nummer 2 is onverwachts een aantal jaren geleden tevoorschijn gekomen aan de zuidzijde van het pad. Daar deze nog maar net zijn kopje weer boven de grond heeft, heeft het nog geen imposant voorkomen. Wel verdiende het al dadelijk, door zijn positie aan de zuidzijde van het pad, een stip op de kaart.

Drie stippen op een lijn zegt nog niet zoveel. Dat ze op een lijn liggen. Of de afstand tussen de twee het dichtst bij elkaar iets met de afstand tot de ene verderop te maken heeft? Wie weet? Nogal speculatief. Maar met een vierde stip, hoe bescheiden ook, leek er iets van systeem in te komen.

Je kon tussen nummer 1 en 2 & 4 en 5 in gedachte nummer 3 al plaatsen. Maar daar was vooralsnog geen steen te vinden. Niet aan de zuidzijde van het pad, niet aan de noordzijde. Dat zegt dan niet dat die er nooit was geweest. Er leek alleen plaats voor een steen, die er ooit had kunnen zijn, nu verdwenen. Dus naast vier harde datapunten een ontbrekende vijfde met potlood ingevuld. Je weet maar nooit.

Steen op de Kapelstraat, Larenseweg op de achtergrond

Aan het begin de Bussumse Kapelstraat blijkt er ook een steen te vinden. Ook deze steen blijkt aan de zuidzijde van de straat te liggen. Weliswaar minder imposant, vroeg de schrijver van dit rubriek zich af of deze toch ook bij de reeks stenen kon horen. De Kapelstraat is met een beetje goede wil te beschrijven als een uitloper van de Larense Weg. Die weg loopt uit op de Weg van Bussum op Laren, tezamen vanouds de Laarderweg. Maar iedereen weet dat dit niet zomaar een weg was naar de buurgemeente. Deze was de Doodweg.

Een aantal van de wegen geraaid op St. Jan heten Doodweg. Daar lagen doden en dus was die naam acceptabel. Later ging men hieromheen van alles fantaseren. De reden dat zoveel wegen op St. Jan uitkomen, is dat tot aan de 16de eeuw het oude Laren hierbij lag. Het terrein buiten het oude kerkhof was een brink en klaarblijkelijk een centrum van het oude dorp. Toen het dorp richting Koeswaarde werd verplaatst aan het begin van die eeuw en er ook een nieuw kerk gebouwd werd, kwam de begraaf functie van die plaats op de voorgrond te staan.

Steen nummer 2; op de achtergrond het Gebed Zonder End
Steen nummer 2; Lange Heul op de achtergrond

Toen op St. Jan nog de parochiekerk stond van de omgevende dorpen, waren wegen hiernaartoe doodweg, de laatste weg die de doden aflegden. De Bussummers woonden tot het begin van de 16de eeuw nog op Hoog of Oud Bussum, rond Oud-Bussem en Crailo, op vrij korte afstand van Oud Laren. Of zij ook in die tijd, voor 1500 kerkten te Laren staat niet vast. Hoewel Bussum tot het noorden van ’t Gooi hoorde en dus wellicht te Naarden, later Huizen waarschijnlijk hoorden te kerken, was de afstand tot Laren nog zo aantrekkelijk kort dat dit wel mogelijk lijkt.

Het is gebleken dat voor historische tijden waarover we nog documenten hebben, slechts de Bussummer Doodweg als doodweg echt gefunctioneerd heeft. Wellicht zal de traditie hierbij hebben meegespeeld. Maar in de 17de & 18de eeuw verkozen ongeveer de helft van de Bussumse katholieken zich over de heide op St. Jan te laten begraven. Laag Bussum, ontstaan aan de weg tussen Hilversum en Naarden, had geen eigen kerk of begraafplaats. Een kapel, daar moesten ze het mee doen.

Steen nummer 3 in de richting van St. Jan
Steen nummer 3 bij het Gebed Zonder End

Eigenlijk moest men zich in Naarden laten begraven, penningen naar de protestantse kerk en hun dominee. En dit stond de goede katholieke Bussummer tegen. Zoveel tegen dat 50% zich liever illegaal, in de randen van de nacht naar men zegt, over de heide naar de gewijde grond van St. Jan liet brengen. Onder anonieme veldkeien kwamen ze te liggen, de burgerlijke maar in hun ogen ‘heidense’ overheid ontglipt.

Naar aanleiding van die steen aan de Kapelstraat kreeg ik een inval. Met mijn vier stippen op mijn kaart probeerde ik vanaf die steen aan de Kapelstraat een reeks stenen te reconstrueren tot aan St. Jan. Ik kwam uit op dertien stippen. 13 stenen aan een doodweg. Ik dacht, die Bussumse katholieken hebben mystiek in stenen.

In de katholieke kerk wordt het lijden van hun verlosser herdacht in dertien kruiswegstaties. Wat Jezus meemaakte onderweg naar zijn kruisiging.

Ik zag de oude Bussummers, op weg naar hun eigen veldsteen, in de randen van de nacht vanaf hun kapel naar de oude gewijde begraafplaats, met hun broeders en zusters onder leiding van hun priester de gang van Jezus herdenkend. Ik had de code gekraakt! Die boertjes hadden in deze stenen hun spirituele identiteit gestopt, hun rotsvaste geloof. Het was een daad van verzet, zonder dat iemand ervan wist of er wat tegen kon doen. Niet vaak dat de oudheidkundig vorsing tot zo’n elegante, dramatische oplossing voor een puzzel komt.

Helaas! Harry van der Voort is een groot kenner van de Gooise oudheid. Hij is ook, nog belangrijker hier, kenner van de geschiedenis van de katholieke kerk. Feit is dat die dertien staties liturgisch pas hun vorm kregen in de 19de eeuw. Mochten nog enige Bussummers zich over de heide in Laren laten begraven, het kon inmiddels ook op de gewijde begraafplaats in Bussum. Ook was de vrijheid van godsdienst formeel hersteld. Geen reden tot stiekem of de randen van de nacht.

Alles paste zo goed, behalve dat het niet gebeurd is. Die steen in de Kapelstraat kan bij de stenen op de hei horen, maar dat die bij de functie van die weg als doodweg horen, lijkt uitgesloten.

Zuiderhei, links is de Oude Postweg, eethuis Het Bluk in driehoek (B)

Een andere hypothese zou kunnen, dat ze bij de Laarderweg in de functie van postweg dienden. In het verlengde van deze weg loopt over de Zuiderhei een weg met die naam, De Oude Postweg. En deze heeft ook een steen. Ook staan er twee stenen net ten oosten hiervan bij Het Bluk. Deze staan nu allemaal aan de noordzijde van het pad. Dus van alle stenen tot nu genoemd, kunnen we stellen dat je ze naar St. Jan toe rechts liggen en vanaf St. Jan links liggen. Een mooi patroon.

Al die stenen lagen op een kruispunt. Stenen lagen veelal bij het begin van wegen en bij splitsingen. Het is denkbaar dat deze stenen aan een zo’n belangrijke route kruispunten duiden. Toen steen nummer 2 tevoorschijn kwam leek deze hierin een uitzondering. Hij lijkt niet aan een kruising te liggen. Echter hebben wij tegenwoordig de beschikking over hoogtekaarten van AHN. Op deze zien wij wat de huidige begroeiing verbergt. Enkele oude karresporen kruisen hier de oude weg! Achter de bebossing noordwaarts snijden de sporen diep door de Lange Heul.

Op de Zuiderhei is dit echter niet evident. De steen aan de Oude Postweg en de steen aan het hek van het eethuisje staan wel op een lijn, maar die lijkt een lijn te zijn die het terrein afbakent. Aan de Oude Postweg loopt weliswaar langs die lijn een pad door het zand (inmiddels achter een hek) deze en die naast het eethuis lijken het terrein af te bakenen van Het Bluk. Een bluk is een afgescheiden terrein, een blok. Voor het eethuisje was een camping van die naam hier. Wellicht gaat de geschiedenis van het Bluk nog verder terug. Die stenen lijken aan te geven waar het terrein van het bluk begon. Zo die stenen bij het functioneren van de weg kunnen horen, ze lijken dan tenminste een dubbele functie te hebben.

Alleen die derde steen, verder aan het fietspad lijkt een duidelijk verkeersfunctie te hebben, al is die steen het kleinst. Die steen geeft naar de berg toe het punt aan dat je (langs het tegenwoordige fietspad) rechtdoor naar de kaarsrechte helling van de Oude Postweg kon, of wel nog naar rechts (deze route is inmiddels al lang overgroeid) een ietwat slingerende en daarmee wellicht gemakkelijker route de zelfde kant uit kon nemen. Om hoog lijkt mij nog niet zo’n probleem. Vanaf St. Jan naar beneden lijkt eerder een hachelijke zaak. Maar daar staan genoeg stenen, maar niet welke je voor een behouden vaart diende te volgen. Wellicht vroeger nog wel.

Tolhuizen aan de Postweg van Amersfoot op Apeldoorn

Hier dient een kort woord over het wezen van postwegen gesproken te worden. Men is gewend van wat men gewoon is terug te redeneren. Vaak is het echter juist andersom. Die wegen zijn niet genoemd naar die brieven die eroverheen vervoerd werden. Die brieven hebben ook nooit een substantieel deel uitgemaakt van wat erover vervoerd werd.

De postweg is vernoemd naar de posten die erlangs lagen. Dit waren goede wegen en voor een groot deel mogen we aan tolhuizen denken. Er was ook ander controle op het vervoer denkbaar zoals douanefunctie nabij grenzen en in tijd van oorlog militaire controle. Van belang waren de wisselposten voor de paarden. Langs deze ontstond het netwerk waar brieven afgegeven konden worden. Aldus werden dit poststukken.

Oorspronkelijk werden brieven meegegeven aan een particuliere vervoerder die toch die kant op moest. De ontvanger betaalde dan bij aflevering de vervoerder. Na verloop van tijd ontstaat meer de behoefte bij overheden om geregelde vervoersdiensten met omgevende plaatsen en plaatsen verder weg. Tarieven konden objectief worden overeengekomen en men kon rekenen op een regelmatig voorspoedige verzending. Net als het heen en weer over het water hadden deze verbindingen over de weg de naam ‘veer’. De wagen- of karrenveer.

Er bestond dus bijvoorbeeld geregeld karrenveer tussen Amersfoort en Hilversum. Uit de ordonnantie van 1740 weten we dat woensdag en zaterdag deze om 7.00 uit Amersfoort vertrok en nog dezelfde dag ’s zomers om 4.00, ’s winters 3.00 terugging. De tarieven geven informatie over wat er zoal vervoerd werd. Een hoop wol en garen. en direct hierna het tarief voor diverse hoeveelheden geld in een zak. Hierna het tarief voor een gewone brief, 1 stuiver acht penning. Hierbij staat aangetekend “Dog een brief van een Drapier aan een Spinder/ en van een Spinder aan een Drapier sal vry syn.”.

Verder wordt van alles uiteengezet. Een half en kwart wit laken en nog meer confectie allemaal uitgesplitst. Haver, erwten, bonen of boekweit. Een kist of koffer. Wijn en bier en een schapenvel of koeienhuid. Boter, zeep en honig. Het gaat maar door. U begrijpt wel, een gedetailleerd en betrouwbare dienst verlening.

Of Naarden ook met Hilversum zo’n dienst heeft gehad is nog niet achterhaald. Mogelijk, maar dan zullen wel andere tarieven en uitzonderingen zijn opgesteld, die andere onderlinge prioriteiten en gevoeligheden uitdrukten. Het waren bilateraaltjes tussen lokale overheden. Aan de andere kant van het spectrum was er de wagenveer van Naarden op Hamburg die sinds de 17de eeuw geëxploiteerd werd. En er was van alles tussenin dat zich over geposte wegen begaf.

In verband met deze posten is het wellicht van belang de merkwaardige afgeplatte grafheuvel aan de Oude Postweg te noemen. Van het functioneren van deze grafheuvel als post, als gewone of militaire, is niets bekend. Maar dat deze weg een postweg was, wordt door niemand weersproken. Dan is het voor te stellen dat deze weg vernoemd is naar een post hierlangs, wellicht deze grafheuvel.

Maar mogen wij er wel vanuit gaan dat onze Bussummer Doodweg ook een postweg was? Het geeft bijvoorbeeld te denken dat deze weg ontbreekt op de grote 18de-eeuwse kaarten van ’t Gooi! Is deze rechte weg over de heide wellicht slechts een relatief moderne toevoeging?

Er zijn echter oudere kaarten, zoals de kaart van Utrecht door Frederic de Wit in Amsterdam uitgegeven rond 1670, waar als bijvangst verschillende routes door het aangrenzende Gooiland zijn aangegeven. Hierop is de rechte weg, geraaid op St. Jan aangegeven en de knik die je over de oude Westereng van Hoog Bussum naar het dorp van Bussum bracht. Dit laatste stuk liep over de herenweg naar Naarden, die tussen oostelijk van Hilversum uit het sticht van Utrecht kwam.

Bussummerdoodweg door het Gooiland op een Kaart van Utrecht +- 1670 (let op verschil huidige Naarden)

Oorzaak van het ontbreken van onze route op latere kaart, is waarschijnlijk het verlies van zijn belang aan het einde van de 17de eeuw. Toch is het waarschijnlijk dat deze doodweg enkele eeuwen tevens postweg was. Vanaf 1350, toen de stad Naarden is verplaatst naar zijn huidige plaats. Tot 1687, toen is de hoofdpoort van de stad verplaatst van het zuiden naar het oosten.

(De omwalling die u rond die knik kunt zien, aan de rand van oude heide met de Westereng van Bussum, linksboven op de hoogtekaart, wordt sinds de inventarisatie van Wimmers en van Zweden eind vorig eeuw gezien als deel van de stelling van Bussum, rond 1900 of in de WOI gebouwd. Echter zeer goed mogelijk is het dat hier op de kruising van enkele belangrijke wegen dit een post was. Deze zou dan er al gelegen hebben en zou dan gemakkelijk geïntegreerd kunnen zijn in de latere defensiewerken.)

Na die tijd zal een route over Crailo naar Naarden hebben gelopen. Maar hiervóór lijkt inderdaad de Bussummer Doodweg deel te hebben uitgemaakt van de snelle verbinding met Amersfoort, ruim drie eeuwen lang. Doodweg was postweg.

Steen nummer 4 in de richting van St. Jan
Steen nummer 4 terugkijkend op het Gebed Zonder End

Dit leek lange tijd alles wat erover te zeggen was. Echter eind 2020 werd ik plotseling verrast op een wandeling over de oude landweg. Net voorbij het Gebed zonder End stak in een plas water in eens een steen zijn kop op. Steen nummer 3 was terecht.

Ach, u heeft het natuurlijk al kunnen zien op het kaartje boven. Hij ligt ongeveer precies waar ik het ooit met potlood had ingevuld. Echter niet ten zuiden van het pad. De hoogtekaart bevestigde de enig juiste conclusie hier. Het hoofdpad van de weg was hier inmiddels iets zuidwaarts verschoven. Dus ten opzichte van de oude weg ligt die wel aan de zuidzijde van de weg.

Ooit weggezakt, heeft die een tijd onzichtbaar onder het zand gelegen. Toen later een tweede wagenpad zich vormde, reed men eroverheen. Later sleet deze spoor steeds verder uit, tot dat de steen weer tevoorschijn kwam.

Hoe omvangrijk steen nummer 3 is, is nog onduidelijk. Maar het heeft wel wat weg mogelijk een knoepert te zijn! (Hoeft, nu eenmaal ontdekt, niet direct ontgraven te worden. Als we maar weten dat die er ligt.)

Maar ik dacht “Is dit niet een beetje overkill?”. De vier overige stenen staan allemaal op kruispunten, van meer en minder belang. Dat er op zo’n korte afstand van elkaar op kruispunten stenen staan is merkwaardig genoeg. We komen ze beslist niet langs alle postwegen tegen. Maar als we vroeger over deze stenen lokaal beschikten, is er geen bezwaar aan te nemen dat we deze konden gebruiken.

Het probleem van steen 3 is dat hij op de juiste plaats ligt voor de verkeerde hypothese. De 13 staties was een fantasie dat niet bleek te kloppen. De postweg hypothese laat deze stenen kruispunten aanduiden. Maar een blik op de hoogtekaart toont dat steen 3 hiervan afwijkt. Niet alleen op het oog, zoals bij steen 2. Nee, deze steen 3 staat eerder precies tussen twee zijwegen in!

De grote slinger die u op de hoogtekaart direct onder steen 3 kunt waarnemen, is niet een reuze karrenspoor. Het is een souvenir van laat twintigste-eeuwse mechanische plagcampagne. Enkele centimeters grond weggehaald om de bodem schraal te maken. Een bedenkelijke ‘zegen’ voor de archeologie. Weliswaar komen een hoop anders onzichtbare scherfjes en wat nog meer aan de oppervlakte, die dan geraapt kunnen worden. Anderzijds is het een grote aanslag op het eeuwen lang opgebouwde microreliëf.

Steen nummer 5 richting St. Jan
Steen nummer 5 richting Bussum

Maar de positie van steen 3 is wel problematisch. Hij ligt ten opzicht van de andere stenen op een regelmatige afstand. Maar ligt ten opzichte van een zijpad nergens. Mochten de plagwerkzaamheden de sporen van een oude zijpad hebben doen vervagen, we zien er niets meer van. Dan is het veronderstellen van zo’n pad ook speculatief.

En dat in ’t Gooi langs een bijzondere weg er niet alleen op de kruispunten stenen kwamen maar ook ertussenin, lijkt alweer een stuk minder waarschijnlijk. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat langs de gehele weg op regelmatige afstand stenen geplaatst zijn(, zonder dat dat met begrafenissen te maken hadden). En dan kunnen ze allemaal verdwenen zijn behalve deze vijf. We weten natuurlijk nog niet of er meerdere nog onder de grond op hun herontdekking liggen te wachten.

Op het moment hebben we een serie van vijf op regelmatig afstand van elkaar gepositioneerde stenen. Een relatie tussen deze de stenen en die op de Zuiderhei en de steen op de Kapelstraat staat beslist niet vast. Daarvoor is de context te los.

Twee Stenen aan het fietspad langs Het Bluk

We moeten met ons oudheidkundig hart uitgaan van wat we hebben. En hier is dat een voor onze streken unieke serie van stenen langs een oud landweg over de hei. En beschouwen wij deze weg, dan valt nog meer op.

Toen de gemeenschap van Bussum zich rond 1500 rond de weg tussen Naarden en Hilversum vestigden, hebben zij geen rechtstreekse weg naar Laren (St. Jan) aangelegd. Ook Naarden had, toen het op zijn huidige plaats werd gevestigd, zonder probleem een rechte weg op Laren kunnen bewerkstelligen. De Bussummer Doodweg loopt naar de rand van de oude eng en maakt bij de engdijk een knik.

Oude optekening terrein waar de Boerderij werd gevonden

De enige goede reden om dit na te laten, is als er al een goede verbinding lag. De Weg van Bussum op Laren is vooral de weg van de oude eng, de Luttele of Kleine Eng van Hoog Bussum op Laren. En naar metingen gaat deze eng minstens zo’n duizend jaar terug. Dan zijn wij al verder in de tijd terug.

Begin vorig eeuw is op de Lange Heul een boerderij vastgesteld uit die Eltense tijden. Op de Aardjesberg zijn nog oudere scherven gevonden, van een nederzetting uit de vroege middeleeuwen. Deze lijken deel uit te maken van een gebied dat later als Wegelsbergen bekend stond. De kern van deze nederzetting is in de vorige eeuw, in verschillende fases voor het zand afgegraven. Wellicht resten nog sporen rond de Bussummergrindweg. Er zijn op de Westerhei mogelijk ook plekken het onderzoeken waard.

Als we de Kaart van de heiden rond de Bussummer Doodweg in zijn volle glorie beschouwen, een projectie van het grondreliëf op een luchtfoto, valt op wat een rijkdom valt waar te nemen aan sporen uit allerlei tijden. Zonder dat u alles hoeft te kunnen duiden, is de grote variëteit evident. Van recente beplagging tot millennia oude grafheuvels. Neanderthaller scherven en veel kleine relicten zullen niet eens op de hoogtekaart zich tonen. Wat dacht u van van het aanzienlijke urnenheuvelcomplex, elk heuvel net te klein om op de kaart te registreren.

Een deel van die sporen behelst akkers en gronden van die vroegmiddeleeuwse nederzetting. De oudheid van deze weg, en de meeste anderen op de kaart, is nog onbepaald. Zou de reeks stenen, allen aan de zuidzijde van de weg, op regelmatige afstanden geplaatst, kunnen overeenkomen met de grens van de gronden van die vroegmiddeleeuwse nederzetting Wegelsberg met die van Laren, hun noordelijke buren?

Steen aan de Oude Postweg

Is het zelfs mogelijk dat de reeks stenen nog verder teruggaat, naar prehistorische tijden, waarbij een voor ons niet meer precies te achterhalen landscheiding heeft plaatsgevonden? Het zal nog wel enig tijd hebben gevergd voordat de eerste boeren een duidelijk gevoel van ‘Mijn en Dijn’ hebben ontwikkeld. Een afbakenen met grote zware stenen lijkt nog een volgend stap in deze ontwikkeling.

Maar betreft het hier wel eigendom, al of niet collectief van de grond? Wellicht was deze reeks stenen nog een ander soort scheiding. Sacraal? Symbolisch? Het is allemaal zeer speculatief. Op dit moment is uw suggestie evenveel waard als de mijne.

oorspronkelijke nieuwsgierigheid

We kunnen op het moment niet uitsluiten dat er toekomstig nog meer stenen langs deze weg naar boven zullen komen. U moet goed blijven opletten. Het blijft wel gek dat zulke stenen allen langs deze weg staan.

Het zou uiterst interessant zijn als buiten onze regio meer van dit soort reeksen van stenen staan. Dan zou, vergelijkende wijs, wellicht meer duidelijkheid in de zaak kunnen komen. Mocht u ze tegenkomen, wij horen het graag van u..