Traverse naar Uitkijk tegenover de Zeven Bergjes

Traverse naar het Plateau tegenover de Zeven Bergjes

De Zeven Bergjes is ongetwijfeld samen met de Tafelberg de bekendste archeologische monument van ons Naerdincklant. Het zijn er meer dan zeven maar het getal verwijst naar hun bijzonderheid reeds in de oude volksmond. Er zijn wel meer constellaties van tumuli op de Gooise heide, maar zoals deze zich op de Zuiderheide van Laren zich schikken op de zuidflank van, wat we kunnen duiden als de St. Jansberg, spreek uitzonderlijk tot de verbeelding.

Historisch zijn er meer namen voor de St. Jansberg. Baerbergen verwijst wellicht naar de oude begraafplaats op St. Jan, zo niet naar de oude grafheuvels zelve. In de twintigste eeuw verschijnt de prozaïsche utilitaire naam van Grindberg op de kaart. De opbouwjaren hebben ons aldus de grote Kuil van Koppel gegeven. Grind en zand. De ons overgeleverde vondstmeldingen daar gedaan, getuigen dat in dit archeologisch kwetsbare gebied, er met die kuil veel verloren is gegaan. Gelukkig echter zijn, voor zover we dat kunnen overzien, geen grafheuvels verloren gegaan. In ieder geval geen heuvels van enig formaat. Men is gelukkig ook toen van de beroemde Gooise Zeven Bergjes afgebleven.

Omgeving Zeven Bergjes & Plateau (Hoogtekaart over Luchtfoto)

Deze lijken tezamen een soort hoorn vorm uit te teken. Ze zijn ook een cornucopia gebleken van onze archeologie. Ze verwijzen naar de oudste boeren, die zich hier permanent vestigden. Zij zijn zo beroemd en ons zo lief, dat zij zeker ooit Object van de Maand zullen worden. En meer dan dat. Wellicht als iets nieuws over te melden valt. Wie weet..

Een gewaardeerd en deskundige oudheidskundige merkte ooit op, of de weg die er tussendoor loopt, beginnend aan de punt van de hoorn, misschien niet één van de oudste wegen van Nederland is. Daar is wel wat voor te zeggen. Zo het huidige karrenspoor niet zo oud is, heeft er ongetwijfeld een voetpad gelopen. Dat is dan ook iets om onder de mensen te brengen.

Een probleem echter, om een stukje hieraan te wijden, is dat het nogal speculatief is er veel over te zeggen. Dat tenminste een voetpad tussen de tumuli heeft gelopen, in een tijd dat deze nog ‘vers’ waren, op de lijn van het huidige spoor, is niet onmogelijk. Zelfs waarschijnlijk. Maar dat is meer omdat het zo aanvoelt. En daar moet de oudheidskundige wetenschapper voorzichtig mee zijn.

Weg tussen de Bergjes door (naar de Punt toe)

Er is geen canon van hoornvormige tumuli constellaties, waarvan bewezen kan worden dat zo’n pad erbij hoort. Deze hoorn is lokaal specifiek en onze kennis en onderzoeksvermogen reiken niet zover zoiets vast te stellen. We mogen hopen dat ooit iets meer hierin mogelijk wordt, maar hoe?

Ook komt de huidige spoor niet als bijzonder oud voor. De gehele kennis van karrensporen staat in de archeologische kinderschoenen. Maar dit spoor lijkt niet tot de grote ouden te behoren die zich in onze Gooise bodem hebben ingegroefd. Deze is niet bijzonder breed en niet erg ingesleten,

We kunnen hier een hypothese wagen, dat de spoor pas laat in de geschiedenis van de Zeven Bergjes er is gekomen, juist omdat er een pad liep. Twee mooie sporenbundels laten zich op de hoogtekaart in de nabijheid van de Zeven Bergjes kennen. Vanuit Hilversum gaat de oude weg op Eemnes de heuveltjes net ten zuiden voorbij. Hiervan afgesplitst is een bundel, die de hoorn aansnijdt. Die route sloot aan op het Zevenend te Laren. Of deze naam dan weer een verwijzing naar de bergjes is, of naar zeven wegen die op St. Jan tezamen zouden komen, of naar de hoeveelheid hoeves of boerderijen aldaar, we weten het niet.

Maar goed, economisch was een karrenspoor vanaf de punt van de hoorn tussen de bergjes door niet nodig. Hij is er toch gekomen. Wellicht tot lust van vroege toeristen. Zou kunnen. Kan ook dat die toch teruggaat naar oeroude tijden. Dat die echt een functie had in dit bijzondere landschap. En alles ertussenin is mogelijk. We moeten niets dat mogelijk is uitsluiten, maar oppassen onze archeologische verbeelding teveel op zijn beloop te laten.

Als Naerdinklander of ieder ander persoon mag je je hart openen voor deze plek, maar om archeologisch iets over te stellen, begeef je je op glad ijs. Want een gewijde landschap is het stellig. Het betreft hier immers oude grafheuvels. Maar of het ook een ritueel landschap is, kun je als oudheidskundige wetenschapper niet zomaar roepen, zonder iets als bewijs hiervoor aan te dragen.

Er is echter in de nabijheid van de hoorn één klein ding, waarbij je jezelf kunt afvragen, of het erbij hoort en toch iets van een ritueel landschap suggereert.

Pad naar Uitkijkpunt (vanaf het Fietspad)

Iets ten zuiden van de Zeven Bergjes bevindt zich een oud duintje. Uit zichzelf is hier niets merkwaardigs aan dit duintje, maar door zijn ligging vormt de plateau bovenop een prachtige vista. Het GNR heeft er een bankje en een informatie bordje neergezet. En terecht. Vanaf het bankje heb je een fantastisch overzicht van het grote archeologische monument.

We kunnen vermoeden dat deze plaats generaties lang door Gooiers en bezoekers is opgezocht om van het uitzicht te genieten. Het maakt ook deel uit van het herstelde Voetstappenpad rond Hilversum, reeds in 1938 aangelegd om juist van dit soort hoogtepunten te kunnen genieten. Waarschijnlijk nog vele generaties terug kwam men weleens hier, om te mijmeren of met een kennis te keuvelen over ditjes & datjes, te fantaseren over vervlogen tijden of over de hogere zaken des levens.

Het Voetstappenpad loopt vanaf het fietspad, vlak bij de punt van de hoorn, aan op het duintje en vervolgt zijn weg aan de kop van het duintje noordoostwaarts. Het pad is goed uitgetrapt, mul zand. Het plateau ook, moet vroeger enkele decimeters hoger zijn geweest. Naast het losse zand hebben de ‘wanden’ van het pad het nodige grit. Er komt hier ook een pad uit het westen. Er loopt verder nog een karrenspoor zuidwaarts. Maar met het eerste pad, vanaf het fietspad, is iets merkwaardigs aan de hand. En misschien wel iets bijzonder.

Hoe moeilijk het in het algemeen is een pad te dateren, deze moet in oorsprong in elk geval ouder zijn dan het Voetstappenpad. Tot zover niets bijzonders, deze rondgang zal over reeds bestaande paden zijn aangelegd. Het huidige pad is het pendant zijn van de karrenspoor aan de achterkant. Nu is het aan deze voorzijde dermate uitgetrapt dat van spoor of beun niets meer te vinden is. Maar aan weerszijden van het pad getuigen afgeronde ‘wanden’ van enig grootte, dat hier tenminste een spoor heeft gelopen, die aansloot op de andere aan de achterzijde. Misschien ooit twee of zelfs drie sporen, waarbij de afgeronde wanden nog beunen (dijkje van het spoor) waren.

Het pad gaat dus terug naar een tijd, dat men met karren of wagentjes nog over de heide zich begaven. Naast de monumentale sporenbundels is de heide vol van losse spoortjes. Afsteekjes om eerder ergens te komen. Voor een enkel keer nauwelijks lonend maar als je er vaker komt en het beginnetje van een spoor er eenmaal ligt.. dan gaat het vanzelf. En niemand die je dan op dit gemeenschappelijk land tegenhield.

Oude Karrenspoor aan de achterkant van de Duin

Maar wat voor handigheid schuilde in een spoor over deze duin? Het spoor aan de achterzijde leidt nergens heen. Dat wil zeggen, tegenwoordig loopt dit dood op de hek van de stuifzanden naar het wasmeer, ooit sloot het aan bij een logische spoor ten zuiden van het rijtje duinen, dat liep naar de Oude Postweg. Men kon dus over het duintje vanaf dat zuidelijke spoor een stukje afsteken naar de Eemnesserweg op Hilversum. Dan was honderd en nog wat meter afstand uitgespaard. Maar dan moest je wel de duin helemaal naar boven en aan de andere zijde weer omlaag. Toch is het gebeurd, karrensporen groeien niet uit het niets!

Verder verbaast het des te meer, daar het spoor nog gemakkelijker voor de duin langs gelegd had gekund. Dit is wel gebeurt in de andere richting, vanaf de zuidelijke sluikroute naar de sporenbundel aansluitend op het Zevenend. Maar van enig spoor bij deze duin voorlangs is niets te vinden.

Rechts Doorsnijdt een Oud Spoor de Duin, Linker Spoor Bestijgt de Duin

Wel loopt er een oude spoor ten westen van de duin, dat de duinenrij doorsneed op een gunstige plaats. Daar was de duinenrij, waar onze duin een deel van is, het kleinst. Het pad loopt inmiddels haast rechtdoor door de duinwand, horizontaal en is dus welgebruikt geweest. Het heeft echter nog lang niet de prononce van het spoor over duin omhoog.

Heel merkwaardig, al die karren en wagens op & af. Economisch kan het niet geweest zijn. Aldus gaan onze archeologische gedachtes terug naar eigen bedenksels. Voor dezelfde lust als boven vermeldt. Om hier even te mijmeren of keuvelen. Mensen van hier of van verder.

Dit is op zich al leuk. Waar wij tegenwoordig kunnen gaan zitten om van het grote monument te genieten, heeft zelf reeds een langere geschiedenis en wordt daarmee ook iets monumentaals. Of misschien beter gezegd, hoort het bij het grote monument. Het landschap, zoals het zich toont, is het monument. En daar hoort de vista dus ook bij.

Drie Grafheuvels Die Uitkijken op De Uitkijkpunt (linksachter)

Hoe oud zou die vista dan kunnen zijn. Men kan zich voorstellen dat zolang het terrein tussen het duintje en de tumuli onbebost was, van tijd tot tijd mensen hier het gewijde landschap kwamen aanschouwen. Dat zal duizend jaar geleden in Hamalandse tijden geweest kunnen zijn, of in de Romeinse tijd, al zal er toen natuurlijk geen weg naar Eemnes geweest zijn.

Er is dan tot slot nog iets dat de aandacht vraagt. En dit detail is uiteindelijk dus zelfs het onderwerp deze maand in onze rubriek. Met de opgang naar de duin vanaf het fietspad. Niet slechts de wallen weerszijden van het pad, vroeger spoor. Dat is op zich al bijzonder. Het spoor aan de achterzijde heeft niets van die opsmuk. Daar is gewoon een spoor ingesneden in de grond.

Ook het spoor dat zich rechts door de duinrij snijdt is, hoe fors ook in zij effect, op gebruikelijke wijze ontstaan. Of de wallen naast het pad omhoog oude beunen zijn van parallelsporen is mogelijk. Maar een observatie hier doet ons afvragen óf dat wel zo is. Aan de achterzijde is er ook maar een enkel spoor (hetgeen bestaat uit twee sporen waartussen de beun). Maar er is nog iets anders aan de hand.

Kleuren Hoogtekaart over Luchtfoto geeft duidelijk Kunstwerk voor de Duin (onder) aan

Goed waar te nemen als de zon laag staat. Maar ook op de hier beetje gemanipuleerde hoogtekaart onomstotelijk wetenschappelijk vast te stellen. Het pad naar boven volgt niet de natuurlijke loop van de berg! En niet alleen omdat het zich in de duin insnijdt. Dat is gebruikelijk. Er is echter met enig moeite aan de voet van de duin een traverse aangebracht om de weg naar boven te verbeteren!

Dit is vrij uitzonderlijk. Heel af en toe is dit ook elders weleens gebeurd. In het verlengde van de Hessenweg achter het terrein van paleis Soestdijk is ook zoiets, ter hoogte van de zogenoemde Vossenberg. (Als u wilt gaan kijken: het rechter pad) Daar is dat ongetwijfeld gebeurd om indertijd zijn verkeersfunctie te helpen. Hier op deze duin lijkt dat dus uitgesloten. En om te zeggen dat dit de enige manier was om een kar naar boven te krijgen, lijkt weersproken door het eenvoudige spoor aan de achterkant. en je zou ook in een ander hoek omhoog hebben gekund. Of via het spoor die de duin doorsnijdt, een beetje achterom.

Maar ooit heeft één of enkelen besloten, dat je hier met wagen ‘koninklijk’ recht naar boven moest kunnen rijden. Het waarom is hier niet het probleem. Ongetwijfeld om de ervaring. Het uitzicht, mijmer en keuvel. Voor de lust, of tenminste iets van een gevoel van welbehagen.

Maar wie bedenkt zoiets. Het zal een inspanning hebben vereist vergelijkbaar met de bouw van een van de tumuli, waarop we hier uitkijken. Het vereiste natuurlijk wel een ander kunde. Op zich moet dit te overzien zijn geweest. En de bedenker hoeft niet de uitvoerder geweest te zijn. En de genieters van de inspanning konden weer anderen zijn. Ergens in de mist der tijden. Ergens in de karrensporen tijd, vermoedelijk.

Als de bedenker het niet zelf bouwde, zal die toch middelen en mankracht hebben moeten vrijmaken. Toen in de 19de eeuw de Tafelberg aandacht kreeg en later een uitkijk bovenop kwam, was dit ten faveure van de kiosk van Verver die erbij stond. Hier lijkt zoiets nooit geweest. In de 17de en vooral 18de eeuw liet de rijke elite zich misschien graag te buiten gaan aan landschapsverfraaiing. Spierkracht was relatief goedkoop. Maar dat hield meestal verband met meerwaarde voor hun bezit of landerijen. Iets voor op eigen land of misschien ook de weg ernaartoe.

Maar op de gemene heide was zoiets niet de norm, hoe mooi het uitzicht ook. Hierbij kwam, dat voor zoiets nog bijzondere toestemming nodig was van Stad en Lande van Gooiland, hoewel als je zover was, dat je zoiets wilde, ik me voorstel, dat dat ook wel te verkregen zou kunnen worden met enig goodwill en gezellige borrel. Maar voor de hand ligt dit niet.

Als we verder terug gaan, dan ligt het toch ook niet voor de hand, dat dit in de middeleeuwen is gebeurd, tenzij de plateau enig bijzondere functie moet hebben gehad. Dat kan, het is dus een bijzonder plek om voor iets afspreken. Maar ook zoiets is van deze duin volledig nog onbekend en speculatief. Maar enig speculatie geldt ieder ander tijdperk evenzo. De karrensporentijd is een zeer breed diffuus begrip.

Verschillende Karrensporen in het Gras bij het Fietspad

Theoretisch moeten we zelfs niet uitsluiten, dat het plateau en traverse erheen ouder is dan de tumuli, waar zij op uit kuikt. Wij zullen geneigd zijn te denken, dat die duin gebruikt werd om de tumuli te aanschouwen. Maar wie zegt mij niet dat die grafheuvels niet gebouwd zijn om die duin te kunnen aanschouwen. Stel dat hier een tempeltje of zoiets geweest is. Een houten stellage met cultus objecten of alleen een priesterstoel. Daar is dan misschien niets meer van over, behalve die traverse. Allemaal pure speculatie. Zou het wel verklaren. We zouden dan van wat nog van de grondplan over is, iets kunnen proberen te verklaren. Maar daar is vooralsnog geen bewijs voor, behalve een traverse met enkele wallen.

Maar ook als de duintop nooit zoiets heeft gehad en altijd alleen als vista voor de Zeven Bergjes gediend heeft, kan de werk aan de duin heel oud zijn. In een tijd dat een relatie met de grafheuvels voor de bezoeker nog persoonlijker werd gevoeld. En als het werk aan die duin zo ver zou blijken terug te gaan, spreken we wellicht niet slechts van een gewijd landschap, maar kunnen we hier wellicht spreken van een ritueel landschap!