juni 2022

Ruyschdael (1)

twee stukken bewerkt leer gevonden te Ruyschdael onder Blaricum

Lang waren we bijna alles kwijt van wat de grootste opgraving in de geschiedenis van onze club is geweest. Reeds in 1970 vonden de eerste proefboringen plaats. In 1986 zag de publicatie van de opgraving het licht, door Siem Pos in een oplage van 75 exemplaren. Een voorlopig verslag, zoals Pos hierin toegeeft. Het was even niet anders. Sinds lange tijd was dit verslagje alles dat wij nog hadden.

De vaste volgers van deze reeks kennen het verhaal. Alle informatie van deze opgraving werd zoals ons gehele archief ondergebracht door Siem Pos in het Archeologisch Documentatie Centrum, het ADC.

Toen hij overleed, lag de afdeling op zijn gat. Enkele belangrijke stukken gingen naar het museum en kwamen later bij het provinciaal depot in Castricum, het Huis van Hilde. Hier zijn verschillende dossiers onlangs weer bovengekomen. Men is daar bezig het één en ander te digitaliseren en Jean Roefstra heeft ons een pakket Ruyschdael doen toekomen. Wij zijn hem en zijn collegae ten zeerste dankbaar hiervoor. Hoewel we alles Ruyschdael nog niet compleet hebben, kunnen we inmiddels een veel completer beeld maken van ons onderzoek over die jaren. Alles binnenkort digitaal toegankelijk, nu alvast een kleine schat uit die de opgraving.

Siem heeft één van de twee stukjes leer vermeld in zijn verslag. Als allerlaatste object vermeldt hij een fragment van een leren boekband met ingedrukt reliëf versiering. Ook is foto 24 eraan gewijd, “leerfragment van een boekband met voorstelling in reliëfdruk – wapen met speren en vlaggen”. De kwaliteit van de foto in het boekje was al niet al te goed, de gedigitaliseerde versie is nog minder. Onder het pakket uit Castricum zaten enkele foto’s die ons hier verder kunnen helpen. Er blijkt een klein maar alleraardigst verhaal in te schuilen.

Dus bij deze als apéritif, twee stukken bewerkt leer gevonden te Ruyschdael onder Blaricum.

Pos vermeldt het tweede fragment niet. Toch lijken beiden stukken echt bij elkaar te horen. Op beiden zien we de afdruk van waar ooit een riem zat. Ook wat materiaal en verdere bewerking betreft lijken beide stukken bij elkaar te horen.

Of het hier om een boekband gaat, zouden wij hier niet kunnen bevestigen. Oude bijbels en gebedenboekjes bezaten somtijds wel sloten of riemen om hun kostbare bladen te beschermen. Maar of het hier delen van een boek betreft, valt niet meer te constateren.

Zo’n godsdienstig boekje had vaak indien versierd dan ook een navenante voorstelling. Hier is sprake van een profane voorstelling. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat zo’n boek een gepersonaliseerde versiering zou krijgen. Ook ander soort boeken kenden dat. Als iemand dat wilde hebben, kon dat gemaakt worden.

Maar hoewel je misschien eerst aan een boek denkt waren er ook andere objecten waar een getalenteerde leerwerker zich op kon uitleven. We kunnen hierbij dan nog eerder denken aan een etui, portefeuille of portemonnee. Wat het geweest is, het was zeker een kostbaar ding en past in het beeld die Pos schept van een tamelijk chique bedoening daar op Ruyschdael.

We gaan er maar vanuit dat de afgebeelde persoon op het paard de persoon is wiens wapenschild is afgebeeld. Van lang niet iedereen is uit vroeger tijd bekend hoe ze eruit zagen. De meeste mensen zijn nooit afgebeeld. Vele portretten lijken een enig unieke afbeelding van een persoon. Hiertegenover zijn enkele personen zeer vaak afgebeeld.

Over waar deze leren stukken precies gevonden zijn, valt bij het ontbreken van dagrapporten niet te achterhalen. Wel is een kaart teruggevonden waarop aangegeven wordt waar wat voor vondstmateriaal gevonden is. Ergens bij de ledervondsten dus. Over het waarom van het liggen daar, waarom het als bijzonderheid toch is weggeraakt, kom je hier weer nooit uit waarschijnlijk. Onbedoeld, denken we algauw.

Wat we wel kunnen doen is proberen na te gaan wanneer het gemaakt is en wat erop staat. Door wie en voor wie, gaat ons onderzoekvermogen waarschijnlijk te boven. Maar de aanleiding tot de afbeelding lijkt toch binnen ons bereik.

De PDF van het verslag, zoals die op het moment (juni 2022) in onze digitale bibliotheek zich bevindt, kan ons niet verder helpen. Maar ook een nieuw, uit het verslag ingescande plaatje is niet echt scherp genoeg. Gelukkig zijn er de kleurenfoto’s die gemaakt zijn destijds. Die hebben genoeg detail om mee aan de slag te gaan.

Ten eerste moet de afbeelding van het wapen gedraaid worden ten opzichte van 1986. We draaien het zo, dat de plaats van de riem tegenover dezelfde op de leder met de ridder. Als het een boek zou zijn, bevindt de wapenschild op de voorkant en zit de persoon op de achterzijde.

Oude foto’s, nog uit de jaren ’70 zijn vaak een beetje vaag. Met de moderne tekenprogramma kunnen ze worden ‘opgepoetst’. Dan komen de details weer beter naar voren. We kunnen dit digitaal oppoetsen overdrijven. Het is slechts digitaal, dus het kan geen kwaad. Wel is het daarmee mogelijk details, verkleuringen en schaduwen nog extremer naar voren te halen.

Het plaatje is dan niet meer realistisch maar allerlei vaagheden, in het echt nauwelijks waar te nemen, kunnen met een beetje geluk toch ontward worden. En ontwarren is hier nodig. Wel moet je oppassen allerlei dingen erin te gaan zien, die uiteindelijk maar speling van het licht waren. Het is echter voor de wetenschap dus moeten wij maar dapper, met beleid doorzetten.

Soms is het handig in zwart/wit verder te gaan.

Nu kunnen wij het gehele scala van Nêerlands heraldiek over de 15de tot 18de eeuw in ogenschouw nemen, om een passende wapenschild te vinden. Vervolgens zouden we kunnen kijken of de eigenaar hiervan in enig verband stond met het huis Ruyschdael. Een behoorlijke onderneming om een stukje leer thuis te brengen.

Maar niet alle wapens zijn hetzelfde. Als stuk heraldiek zijn dat ze wel. Allen hebben natuurlijk precies dezelfde functie. Ze zijn symbool van een persoon, gelijk ook van de familie die degene vertegenwoordigt. Soms vertegenwoordigt een enkel symbool een heel geslacht, zoals de Hollandse leeuw bij de graven uit het Hollandse huis dit doet. De complexere wapenschilden zijn meestal opgebouwd uit de verschillende eigendommen die een persoon had.

Bijna geen enkele wapenschild is uniek. Zeker eenvoudige wapenschilden komen bij verschillende individuen voor. En van vele individuen is maar één enkel wapenschild bekend. Voor de tijd van voor de burgerlijke stand kennen we doop- en begraafboeken. Voor de noordelijke Nederlanden zijn die pas vanaf de 17de eeuw overgeleverd. Aldus kan een wapenschild voorzien van de naam van de eigenaar een genealoog helpen een verwantschap tussen twee personen aannemelijk te maken, hoewel dit op zich, op zichzelf geen harde bewijs vormt.

Ook kan een persoonlijke wapenschild tijdens het leven van een persoon om verschillende redenen wijzigen. Ook kunnen sommige mensen meerdere wapenschilden tegelijk voeren. Dit is echter wel een elite verschijnsel. Aldus kan het koppelen van een wapenschild aan een bepaald persoon een hachelijke zaak blijken. Vele wapenschilden blijven daarom obscuur voor ons.

Van de families die iets met Ruyschdael te maken hebben gehad, eigenaren, vrienden of bekenden, zouden we kunnen onderzoeken of daarvan wapenschilden bekend zijn. Hoewel dit moeilijk genoeg zou zijn enigszins compleet te onderzoeken, zou een enkel overeenkomst voldoende zijn ons etui aan iemand of een familie te koppelen.

Maar sommige wapenschilden zijn bekender dan anderen. Sommigen zijn beroemd. Het geluk wil dat de op onze leder weergegeven wapenschild, hoewel beschadigd, overeen blijkt te komen met die, voor het eerst gevoerd door een beroemde Nederlander. Zelfs de beroemdste, Vader des Vaderlands, Willem de Zwijger.

Wij herkennen op het schild onder een klein schildje met zigzag tanden. Dat heet eigenlijk ‘gekeperd’. Echter wat bedoeld moet zijn is een zogenoemde Arkelse ladder, afkomstig van het huis Buren. Stadhouder Willem de eerste voerde die na zijn huwelijk met de rijke Anna van Buren. De afwijking mogen we toeschrijven aan het te veel gepriegel om een formeel juiste ladder op zo’n kleine schaal af te beelden.

Tegenwoordig is het eigenlijk niet meer dan van symbolisch belang maar nog steeds is de leenregister van het huis Buren het boek waarin de talloze Nederlandse hoogwaardigheden van de monarch in Nederland zijn ondergebracht, zoals heer van de beiden Eemnessen, Ter Eem of Baarn. Ook vele uitgegeven lenen zoals bijvoorbeeld de Vrouwe van Drakenstein die houdt, zijn in de leenkamer van Buren ondergebracht. Ooit hield dit ook allerlei economische of juridische voorrechten in, zoals het jachtrecht of het recht op sommige boetes. Tegenwoordig is het meer een erezaak, waar de vereerde families echter vaak onderling nog veel prijs op stellen.

De Zwijger huwde in 1551met Anna van Egmond. Na de toestemming van keizer Karel V laat hij het huwelijk in een testament vastleggen. Het jonge stel – beide zijn achttien jaar – trouwt op 8 juli in de Sint Lambertuskerk in Buren. Anna is de schatrijke erfdochter van Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren. Door dit huwelijk werd Willem ook graaf van Buren.

Wij zien nog een schildje bovenin, een pendant hiervan, zo je wilt. Het is horizontaal in drieën verdeeld. Dit heet een balk. In 1581 verkreeg Willem het markizaat Veere en Vlissingen. Hier is dit afkomstig van. Willem I voerde zijn wapenschild zo tot aan zijn moord in 1584.

Op de schild zien wij rechts boven nog zo ongeveer een klimmende leeuw, een lion rampante. Deze is afkomstig van het graafschap Katzenelnbogen. Overigens zit die op het schild links, zoals jouw rechter arm voor mij links is, als ik tegenover jou sta. Een wapenschild kijkt de wereld in als ware het de persoon zelve. Tegenover zit boven rechts de leeuw van Nassau, later gebruikt voor het koninkrijk op de munten en andere uitingen. Rechtsonder is nog een balk van het graafschap Vianden, linksonder twee leeuwen passante van het graafschap Diez.

Wij zien tenslotte verder een schild in het midden, op onze leder met ietwat onduidelijke details. Dit heet een hartschild. Linksboven en rechtsonder vertegenwoordigd de hoorn het prinsdom Orange, rechtsboven en linksonder de schuine balk van het graafschap Chalon. Daar dan helemaal in het midden zit een in negen blokken verdeeld schildje van het graafschap Genève.

Wellicht bent u nog niet geheel overtuigd. Kunnen de vage details geen aanleiding geven tot alternatieve lezingen? Op zich heeft u daar gelijk in. Er is echter nog meer.

Willem I was niet de enige die dit wapenschild voerde. Toevallig komt het overeen met het wapenschild die zijn kleinzoon bij Frederik Hendrik voerde en de zoon van deze. Dit waren de stadhouders Willem II en Willem III. Het toeval schuilt erin dat gelijke voornaam niets met het wapenschild van doen heeft. Het is slechts de speling van het lot.

Wie van de drie? We zullen buiten het eigenlijke wapenschild naar een aanwijzing moeten kijken. We zien dat er om het wapenschild een band loopt met tekst, een omloop tekst. Deze is natuurlijk maar ten dele nog aanwezig en nauwelijks leesbaar. Maar toch geeft deze genoeg informatie om het één en ander te duiden. Links zijn de letters Q en U te lezen. Dat is een begin.. Wanneer we hiertegenover gaan kijken, kunnen we, als we een beetje ons best doen, de letters M en A onderscheiden en wat lijkt op een L of een I.

The Most Noble Order of the Garter is een ridderorde door Edward III van Engeland in 1348 ingesteld. In het Nederlands is het bekend als de Orde van de Kousenband, het enigszins archaïsche kledingstuk niet de groente. Hier hoort een band bij waarop het devies te lezen is: HONI SOIT QUI MAL Y PENSE, in het oude Normandische Frans van het hof uit die dagen ‘Schande wie er kwaad van denkt’.

Er kunnen slechts 24 personen lid zijn van deze eliteclub op één enkel moment. Meer dan duizend sinds 1348, waaronder talloze Oranjes. Willem I echter niet. Blijven er twee over. Hiermee is het directe heraldische bewijs op. Formeel kunnen we te maken hebben met Willem II of zijn zoon Willem III. Hoewel we dus met absolute zekerheid de afgebeelde niet kunnen bepalen, kunnen we wel met een zeer grote waarschijnlijkheid het toeschrijven.

Willem II voerde een wapen dat sterk leek op dat van zijn grootvader Willem I. Het schildje van Veere, een witte balk in een zwart veld was echter vervangen door dat van het graafschap Mörs, een gouden balk op een zwart veld. Daar we hier niet met kleur te maken hebben, nemen we dit voor kennisgeving aan.

Willem II (Den Haag, 27 mei 1626 – aldaar, 6 november 1650), prins van Oranje en graaf van Nassau-Oranje, was tussen 1647 en 1650 stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Gelre en Zutphen, Groningen en Drenthe. Hij was de zoon van stadhouder en prins Frederik Hendrik van Oranje en diens achternicht Amalia van Solms. Hij trouwde op 14-jarige leeftijd met de negenjarige Maria Henriëtte Stuart, de oudste dochter van koning Karel I van Engeland. Hij ontving van zijn schoonvader in 1645 zijn kouseband.

Willem was een ambitieuze en niet steeds diplomatieke man. Hij had nog als laatste der stadhouders oog voor alle zeventien Nederlanden en had daarmee voor de tijd waarin hij aantrad grote plannen. Hij zag in de Republiek der Verenigde Nederlanden in zijn ogen te veel particularisme en verdeeldheid en wilde het land tot een meer gecentraliseerd, calvinistisch land te maken met hemzelf in een spilfunctie, mogelijk als monarch. Hij steunde daarbij op de orthodoxe calvinisten en bestreed de in zijn ogen op financiële belangen gerichte staatsgezinden.

Deze nieuwe staat had net een vrijheidsoorlog tegen een monarch na tientallen jaren gewonnen en in Staatsgezinde ogen was het offer niet gebracht om slechts aan een nieuw monarch onderworpen te worden.

Willem II was het in toenemende mate oneens met de politiek van religieuze tolerantie die zijn vader had toegepst voor de veroverde Generaliteitslanden, waar de bevolking grotendeels rooms-katholiek wenste te blijven.

Willem II komt aan bij Welna aan de Amstel

Willem droeg zijn steentje bij tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waarbij de Hinderlaag bij Bergen op Zoom (1643) zijn eerste wapenfeit was. De vredesbesprekingen met de Spaanse koning waren geheel niet naar zijn zin, maar zij waren al te ver gevorderd om nog tot staan gebracht te worden toen zijn vader in 1647 stierf. Ook zijn moeder speelde daarbij een rol. Zij werd voor derving van inkomsten bij vrede schadeloos gesteld. Oppositie tegen de ratificatie van de Vrede van Münster kwam van Zeeland. Willem adviseerde tevergeefs de andere gewesten ook tegen te stemmen. Daarna verliet hij Den Haag om vooral zijn onmacht tegenover het gewest Holland te verbergen. De onderhandelingen, die tevens aan de verschrikkelijke dertigjarige oorlog in Duitsland een einde moest brengen, waren reeds te ver gevorderd.

In april 1650 keerde admiraal Witte de With in de Republiek terug zonder dat hij daar toestemming voor had gekregen. Nadat hij rapport had uitgebracht aan Willem II werd hij door de stadhouder gevangen gezet. Deze rechtsgang werd echter betwist door de stad Amsterdam en dit zou leiden tot een nieuw conflict tussen Willem II en Amsterdam.

Witte de With werd in de Haagse Voorpoort gevangen gezet, ondanks zijn dertig jaar trouwe dienst. Zes Statenleden werden op 30 juli gearresteerd in het stadhouderlijk kwartier aan het Binnenhof, net als Van Oldenbarnevelt in 1618 door prins Maurits. Het zestal werd opgesloten op Slot Loevestein, onder wie Jacob de Witt, vader van de latere raadpensionaris van Holland Johan de Witt en de burgemeesters van Haarlem, Delft, Hoorn en Medemblik. Willem kreeg geen steun van Zeeland en Holland om in naam van de Staten-Generaal in te grijpen en eenzijdig legereenheden te ontbinden. De prins trok met zijn leger van Dordrecht naar Delft en Amsterdam.

Een deel van de troepen, onder Cornelis van Aerssen en Frederik van Dohna, verdwaalde in de nacht van 29 op 30 juli op de hei bij Hilversum door onweer en slecht zicht. Een bode, onderweg van Hamburg naar Amsterdam, passeerde zo’n ronddolende afdeling cavalerie. Hij vertelde in Amsterdam over de troepenbewegingen aan burgemeester Cornelis Bicker, die terstond de vroedschapsleden bijeenriep. Om de stad te kunnen verdedigen namen ze meteen tweeduizend huursoldaten en duizend matrozen aan, bewapenden de schutterij en een contingent turfdragers met pieken en sabels. Ook zetten ze een deel van het omliggende platteland onder water door kaden door te steken en de sluizen open te zetten.

De verrassingsaanval was mislukt. Er is een tekening waar te zien is hoe Willem II bij de hofstede Welna aan de Amstel aankwam op 31 juli 1650. (Johannes Lingelbach, Rijksmuseum Amsterdam.) Hij lijkt wel wat op de rijder op ons stukje leer met een pluim in zijn hoed. Er zat niets anders op dan te onderhandelen. Er kwam vlot een akkoord daar aan de Amstel. De Prins kreeg zijn zin. Cornelis de Graeff kreeg van Willem te horen dat Cornelis Bicker en zijn broer Andries Bicker uit de Amsterdamse vroedschap moesten verdwijnen, wat gebeurde.

Met het Amsterdamse akkoord op zak keerde Willem II opgetogen terug naar Den Haag. Hij had naar zijn idee de zege behaald, maar al snel bleek het een pyrrusoverwinning te zijn: blijvende invloed op de koers van de Republiek heeft de aanslag van 1650 niet gehad. Willem II had de samenstelling van de overige stadsbesturen ongemoeid gelaten. In de Staten van Holland bleven ze dan ook oppositie voeren tegen zijn oorlogsplannen. Opponenten en medestanders van de Oranje stadhouder hadden weinig begrip voor zijn gewelddadige ingreep en schilderden de aanval op Amsterdam af als een farce. Zo dacht ook de uitvoerder erover, achterneef Willem Frederik. Terugkijkend op het doldrieste aanvalsplan erkende hij dat dit ‘heel onnosel, slecht en droevich misluckte’.

Binnen een jaar waren de gebroeders Bicker in hun ambten hersteld. De Loevesteinse factie werd vrijgelaten. Deze poging tot een staatsgreep en aanval op de grote handelsstad Amsterdam maakte in heel Europa een slechte indruk.

In oktober van dat jaar, na een jachtpartij op de Veluwe, kreeg de prins koorts. Hij bleek aan pokken te lijden en op 6 november stierf hij op 24-jarige leeftijd. Acht dagen later werd zijn erfgenaam geboren, de latere stadhouder Willem III. Willems stoffelijk overschot werd in maart 1651 bijgezet in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft. Zijn zoon werd voorlopig Kind van Staat, zoiets als “in potentie mogelijk latere stadhouder”. De Staatsgezinden zouden onder Johan de Witt de nieuwe republiek “Unie, militie en religie” brengen.

Willem III te Breda

Pas in 1672 zou de Franse zonnekoning een internationale samenzwering op touw zetten dit klein welvarend landje op de knieën te dwingen. Dit was voor de Oranjegezinden aanleiding Willem III het stadhouderschap aan te bieden. Voor 1673 verstreken was, waren onder andere de Fransen Naarden uitgezet en regeerde hij op een manier waar de voormalige Bourgondische gezagsdragers nog maar van konden dromen.

Hij kon de eens zo machtige, autonome steden de bestuurders aanwijzen of afzetten. In deze tijd krijgt de leenkamer van Buren zijn beslag. Met alle eer die men wist te verzinnen werd de stadhouder overladen. De Staten van Holland en Zeeland hadden in 1674 het stadhouderschap erfelijk verklaard voor de nakomelingen van Willem III.

etui Orde Kousenband Willem III

Willem III (Den Haag 1650 – Kensington Palace 1702) stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en Overijssel (1672-1702); huwde in 1677 met Maria Stuart, de oudste dochter van de in 1685 koning geworden Jacobus II van Engeland. Prins Willem III was pas tweeënhalf jaar oud toen hij door zijn oom, de Engelse koning Karel II (1630-1685), benoemd werd tot ridder in de Orde van de Kousenband.

Vanaf 1689 regeerde hij als koning samen met zijn vrouw over Engeland, Ierland en Schotland. Twee staatsgrepen succesvol afgerond. In Engeland spreekt men nu nog van de Glorious Revolution. In beide landen op handen gedragen door het volk. Hij was de laatste Oranje die een hoofdrol kon spelen in de internationale politiek. Toen onder zijn bewind een spectaculaire mooi oranje vlinder in Noord Amerika werd ontdekt, kreeg het ook de naam Monarchvlinder (Danaus plexippus), voor altijd naar hem vernoemd. Hij was de laatste Hollandse Willem die zich kon meten met de Franse Lodewijks.

Hij regeerde dertig jaar over Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Gelre en Drenthe. Dertien jaar was hij koning over het Britse rijk. Wie weet als hij een zoon had gehad hoe beide naties onder een personele unie aan de Noordzee waren voortgegaan? Maar het was niet zo.

Zou de afgebeelde de jonggestorven, ietwat reactionaire Willem II voorstellen of zijn beroemde zoon Willem III. Dat kan toch haast niet anders dan..

Wij denken echter nog één beter te kunnen. Als wij het opgedirkte portret er even bijhalen, zien wij rechts een bord met tekst. Ook deze is maar moeilijk interpreteerbaar. Een begin W is nog wel goed te lezen maar dat helpt niet echt. Als wij nader kijken menen dat op de onderste regel een jaartal staat. Als derde nummer menen wij een 8 te zien. De vierde nummer zou een 7 kunnen zijn maar wij vermoeden hier toch eerder een 9 te kunnen plaatsen.

Wij vermoeden aldus dat op deze stukken leer de aanvang van zijn koningschap in 1689 herdacht is. Bij dat koningschap hoorde natuurlijk weer een eigen wapenschild. Maar het schild als prins-stadhouder behield hij. Er is zelfs nog een alliantieschild waarop beiden werden samengebracht. Hier is blijkbaar zijn prinselijk stadhouderlijk wapenschild gebruikt, waar iedereen reeds mee bekend was sinds 1672. Gepriegel genoeg.

Het portret heeft nog het meest weg van zijn beeld in Breda. Willem III was heer van Breda en prins van Oranje en voltooide daar het stadskasteel. Het bronzen beeld is een ontwerp van beeldhouwer Toon Dupuis uit Antwerpen (1877-1937) uit 1921. Op de sokkel bevindt zich onze wapenschild voorzien van kousenband met tekst. Willem III is afgebeeld als veldheer te paard. Op zijn hoofd draagt hij een driekante steek met pluimen die wij ook op onze leder aantreffen. Twee pistolen hangen daar in houders aan weerszijden van het paard en de borst van Willem III is beschermd met een kuras en een aanvoerdersstaf draagt hij in de rechterhand. Het Koninklijk Huis bezit trouwens nog het etui, een heuptas behorende bij de Orde van de Kousenband van koning-stadhouder Willem III.

Reageren?

yjk