Mei 2019

Bijenschansrelict aan de Nieuwlandseweg te Hilversum

Kerkebijenschans Nieuwlandseweg (Relict)

Soms kan men de meest interessante ontdekkingen doen op weinig belovende plaatsen. Zo bevindt zich in een verloren hoek van de Hoorneboegsche Heide, nabij de Kolhornseweg ter hoogte van de Admiraal de Ruyterlaan (ongeveer tegenover Kolhornseweg 102) de resten van een oude bijenschans.

Relict van het oude Landschap

Dit brengt ons terug naar een tijd toen hier een wijds landschap was, waar zomers de welriekende boekweit rijpte. De stille gezoem van de hardwerkende bijtje slechts af en toe onderbroken door karren die hun sporen groefden in de Utrechtseweg vanuit ’s Gravenland die vlak hierachter liep.

Ze zijn redelijk schaars geworden in ’t Gooi. Opgeslokt door nieuwe tijden, verweerd en vergeten. Enkelen de dans ontsprongen, toevallig. De imkerij in het Gooi was ten nauwste verbonden met de boekweit teelt.

Als in de loop van het voorjaar de heide in bloei komt heeft de bij het druk. Vanouds zal menig ondernemende Gooier hiervan hebben willen profiteren door rond of na St. Jan en de langste dag van het jaar, als de bloei zijn hoogtepunt is, een volk en korf te slachten voor het hemelse zoet en allerhandigste was. We hebben er echter nauwelijks gegevens over.

Een gemeenschappelijk belang wordt de bijenteelt met de komst van de boekweitteelt. Vanaf het einde van de 14de eeuw doet de boekweitteelt in Nederland zijn intrede. Deze teelt heeft via Azië en de zijderoute Europa bereikt. Vooral op schrale zandgronden geeft het een goede opbrengst en groeit prima op de hier aanwezige schapenmest. De boekweit werd zo belangrijk dat het een plek heeft verworven op het wapen van Hilversum en Bussum.

Nog 1843 werden in Het Gooi nog vierentachtig actieve bijenschansen geteld. Aan het begin van de 20ste eeuw verdwijnt met de commerciële boekwietteelt ook deze traditie. Op een gegeven moment waren er nog slechts drie schansen bekend. Inmiddels zijn weer enkelen, of wat er nog van over zij, teruggevonden.

De Vrankrijker heeft aan de Gooise imkerij aandacht besteed in Naerdincklant: Boekweit, bijen en bijenschansen (de Vrankrijker 1947). Daarin een kaartje met de hem toen nog bekende schansen. Maar er zijn er meer geweest, zoals op de Wester- en Tafelbergheide. En van elk schans die je hier in ’t Gooi ontdekt, weet je dat die hier bij velden met boekweit stonden.

Het Nieuwe Land

Tegenwoordig heet het pad over dit stukje hei de Zuiderheideweg. Hoewel de naam in zoverre klopt, dat de stad Hilversum hier ten noorden is, getuigd het van een armmoedig nomenclatuur daar de (Larense) Zuider Heide zich ten noorden van Hilversum bevindt.

Er bestaatond een oude naam voor de weg die hier vroeger liep en waarvan de resten nog steeds aanwezig zijn. De Nieuwlandseweg liep officieel van de einde van de Bosdrift (het vervolg over de open hei telde men nog niet mee) tot aan de Kolhornseweg maar het eigenlijke pad begon waarschijnlijk verder terug aan de rand van de heide met het oude engenland en liep door tot over het Hilversumse Zand richting ’s Gravenland. Hierachter liep de bovenvermelde Utrechtseweg vanuit ’s Gravenland 

Het Nieuwe Land was een eng tussen Loosdrechtseweg en Bosdrift, dat op enig afstand van het oude dorp lag en pas laat in cultuur werd gebracht. 

De schans aan de Nieuwlandseweg was een zogenaamde Kerkebijenschans.

Boekweit

Boekweit (Fagopyrum esculentum) is geen graan maar een plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). In tegenstelling tot graan heeft het geen glutten. Omdat boekweitmeel geen gluten bevat is het voor gistdeeg (bijvoorbeeld brooddeeg) alleen in combinatie met een andere glutenrijke meel- of bloemsoort te gebruiken. Boekweitmeel en boekweitgrutten bevatten evenveel eiwit (10 g per 100 g) als tarwe- en roggemeel, en meer koolhydraten. Ze bevatten minder vet, minder mineralen en minder vitamines uit de B-groep dan tarwemeel. Bijen voeden zich graag met Boekweit. De bruine aromatische boekweithoning was zeer gewild.

Boekweit was een uitkomst voor de boeren die weinig hoefden te investeren. Zij konden door boekweit te verbouwen boer zijn zonder vee of kapitaal. Er waren lucratieve jaren in de boekweitteelt, maar als er nachtvorst nog laat in het jaar voorkwam kon de hele oogst van dat jaar verloren gaan. Stond boekweit ook bekend als jammerkoren, in goede jaren was het de 100 dagenwonder.

De zaaitijd ligt tussen half mei (na de ijsheiligen) en half juni, soms zelfs nog na de langste dag. Het oogsten gebeurde ven eind augustus tot in september. De bloemen bloeien maar één dag, verschillend per plantje. Alleen in de morgen gaan ze open en direct na de middag weer dicht. De bijen bevliegen de boekweit tussen negen en twaalf uur ’s morgens (gerekend naar de zonnewijzer). Ze halen zowel nectar als stuifmeel. Door de onregelmatige rijping kan niet gewacht worden tot alle zaden rijp zijn. Dit in tegenstelling tot echte granen, waar de korrels gelijktijdig rijp zijn. Toch hadden de wilde voorouderrassen uit het Nabije Oosten van de granen ook een verspreide rijping. Voor de plant is dit in verband met nakomelingschap veiliger. De mens heeft de granen echter beter aan zijn wensen aangepast dan boekweit. Nog later heeft het door de komst van kunstmest als commerciële gewas afgedaan.

Bijenschansen

Uit bovenstaande blijkt de noodzaak te zorgen voor een geordend en stabiele imkerij. De plaatselijke besturen zagen hierop toe. Dit maakte het tevens mogelijk zich van enige inkomsten te voorzien.

De schansen nabij het dorp waren in particulier bezit. De eigenaar mocht echter deze verhuren. Het was in elk geval van belang de schansen in maanden na midzomer met voldoende volken te bezetten. Op korven die van buiten kwamen moesten voorzien worden van een letter B en werden aangeslagen voor één stuiver ten bate van de armen.

De Niet-Gooiers kwamen met name uit het Utrechtse, waar de bongerds rond Jutfaas, IJsselstein en Woerden in het voorjaar bestuiving behoefden. Er waren ook Gooiers die daarheen in het voorjaar met hun volken togen.

De schansen verder van het dorp, in de zogenaamde bloklanden, behoorden echter sinds mensenheugenis toe aan de (inmiddels gereformeerde) kerk. Het archief te Hilversum bezit gelukkig nog enkele relevante papieren hierover uit de franse tijd. De schansen werden per stuk of paarsgewijs verhuurd voor één of meerdere jaren bij opbod en afslag. In de franse tijd blijkbaar voor 6 jaar achtereen. De huurpenningen moesten traditioneel voor 11 augustus ten huize van de president kerkmeester afgedragen worden, al blijkt uit de kanttekeningen in de stukken dat vaak dit enkele weken later gebeurde.

De huurder verplichte zich tenminste per schans 15 volken neer te zetten op straffe van dubbele huur. De huurder mocht voor eigen kosten verbeteringen aanbrengen maar mocht niets vernielen aan bijvoorbeeld de eiken hakhouten heg. We weten voor 1808, dat de ongeveer helft van de huurders van buiten kwamen.

De kerkeschans aan de Nieuwlandseweg

De schans aan de Nieuwlandseweg is zo’n inmiddels zeldzame overblijfsel van een eens zo belangrijke systeem rond de boekweitteelt. Verscholen in het enigszins golvend terrein aan de zuidrand van de eng, de wallen vormen een vierkant van 14,5m breed, dus een grondoppervlakte van ongeveer 16 vierkante roeden. De ingang bevond zich waarschijnlijk aan de noordzijde vanaf de weg links, aan die weg dus. In de schans zijn nog resten van de interne inrichting.

Of restauratie, met heg en al, gerechtvaardigd is zou ik niet weten. Het lijkt  in elk geval de moeite waard te behouden, te onderzoeken en is misschien wel een bordje waard met het verhaal. In 1808 werd het verhuurd aan Hendrick van der Kroogt uit Zegveld, tegenwoordig gemeente Woerden, tezamen met de schans aan het einde van de Bosdrift voor de duur van 6 jaar en brachten samen hiermee 81 gulden op ten bate van de kerk.

Verhuur Kerkeschansen Nieuwlandseweg en Bosdrift in 1808

De Bijenschans aan het eind van de Bosdrift wordt altijd genoemd samen genoemd met die aan de Nieuwlandseweg. Het stuk van De Vrankrijker vermeldt dat de eerste nog gedeeltelijk aanwezig zou zijn geweest tachtig jaar geleden, terwijl van die aan de Nieuwlandseweg juist niets wordt vermeld.

Een schans midden op een drift geeft aan dat zo’n weg niet al te druk moet zijn geweest. Van deze is vandaag vrijwel niets over. Het is haast alleen te duiden omdat je weet dat die hier geweest is. Voor wie hem zoeken wil, hij ziet op het wilde stuk tussen fietspad en parkeerterrein, niet al te ver achter de hek. Alleen de westzijde heeft de tand des tijds nog net doorstaan. Deze meet ongeveer zeven bij tien meter. Er ligt veel grind. Opmerkingswaardig is nog wel een 1,40m brede karrenspoor aan de noordzijde leidend naar de ingang links. Het midden terrein heeft nog enkele sporen van de vroegere inrichting, maar zoals cultuurhistorische gaan, bevindt deze zich in de meest deplorabele staat. Bijna niets van over.

Bijenschans Nieuwlandseweg op AHN