De Vuursche Berg

pijltje toon tweede kaart

Mea culpa maxima.
Als er één was die de kennis had en er iets aan had kunnen doen, waren wij het zelf.

Op de kaart zien we de oude situatie op de hoogtekaart van AHN2 en de nieuwe situatie op AHN3.
De rode puist op de kaart is de Vuurs(ch)e Berg. Naar het noorden loopt de greppel die getrokken is vanaf de Barenberg. Bovenop de berg maakte de greppel een “inschinkeling” om enkele meters lager parallel aan te lopen op het gebied van de zogenoemde 100 Roeden.

Op de oorspronkelijke leenakte al in 1359 van de Vuurse heerlijkheid aan de van Drakenburgs uit Utrecht staat deze omschreven als lopende van de Barenberg op de Vuurse Berg. Het te belenen gebeid betreft het terrein links. De greppel komt voor op een oude kaart van De Veùrse Heerlychheyt uit 1597, gemaakt door François de Lattre, in de collectie Hingman van het Nationaal Archief (VHT 3018).

kaart van De Veùrse Heerlychheyt uit 1597 door François de Lattre,

Het is daar uiteraard dus de rand van de Vuursche. Het is de lijn die vanaf de bovenkant (het noorden) van de kaart rechts, loodrecht naar beneden loopt tot het groen gekleurde terrein, die honderd roeden. Op de kaart zit een knik in die lijn, die er niet is. Ook de lijn aan de bovenzijde van de kaart, de noordgrens maakt enkele knikken die zich moeilijk verhouden tot werkelijkheid, één enkel knik nabij het Laapersveld. Ook andere lijnen kloppen topografisch niet geheel. De Lattre was ook geen cartograaf maar schout van de Vuursche en de kaart tekende hij niet uit geografische interesse maar voor juridische doeleinden. Hij heeft ongetwijfeld zijn best erop gedaan. Het geeft weer wat het moest weergeven. Het geeft een hoop informatie. Wij zijn er aldus blij mee.

De streep lopende vanaf onze greppel een stukje naar rechts zal de oude afwatering weergeven, die oorspronkelijk aansloot op de Oude Gracht van Soest en waarvoor in 1239 aan het kapittel van St. Jan te Utrecht toestemming was gegeven. In een notendop luidt de middeleeuwse geschiedenis van de Vuursche als volgt.

In de tiende eeuw regeerden de graven van Hamaland over een nog onverdeelde Naerdincklant, waar in elk geval nog Baarn, Soest en het later verstoven Hees deel van uitmaakte. Op de Vuursche, waarschijnlijk de hele Vuursche, had graaf Wichman allodiaal bezit (geheel in persoonlijke eigendom). Hij liet twee dochters na die over het hun nagelaten patrimonium ruzie kregen. Luitgarde werd abdis van het stift te Elten, door haar vader gesticht. Zuster Adela ging voort in de grafelijke traditie en verkoos aldus een wereldse carrière. Keizer Otto III moest in 996 eraan te pas komen de erfenis te verdelen. ’t Gooi in engere zin kwam aan Elten. Het werd daarmee een soort minilandje, hetgeen zijn ontwikkeling mede zou bepalen. De regionaal aan Adela toegewezen gebieden kwamen begin elfde eeuw aan de bisschop van Utrecht.

In 1085 krijgt het kapittel als onderdeel van hun dotatie van de bisschop van Utrecht, de vergunning om het hele gebied tussen Utrecht en ’t Gooi te mogen ontginnen, terram palustrem in Everkestorpe tante latitudinis superius quante erat terra eorum inferius in longitudine pertingentem usque ad Trenscoten et Furs
hetgeen zich vertaalt als:
moerassige grond in Everkestorpe zo breed als het hogere land, het lage land in lengte oplopend tot aan Trenscoten en de Vuursche

Everkestorpe, het dorp van Everik was aan de (oude) Vecht ter hoogte van het latere Achtienhoven. Trenscoten moet waarschijnlijk gelezen worden als de drie bergen, namelijk Horneboegse, Zwarte en Bosberg, de uitlopers van het hoge land van het Gooi. Maar over het begrip Trenscoten is het laatste nog niet gezegd. Waarom tot Furs, de Vuursche? Op de kaart vormt deze schenking een merkwaardig lange strook. Er was geen natuurlijke verbinding tussen de Vecht en onze streek. Het zou eeuwen duren voordat de wildernis hiertussen, voor het merendeel door anderen ontgonnen zou worden. Eigenlijk waren het twee schenkingen met een wildernis ertussen, en zie maar wat je ermee kunt. Waarschijnlijk was het voornaamste dat er bossen aan de oude weg naar Baarn lagen. De weg wordt hier later de Vuursche Dijk genoemd, de tegenwoordige Zevenlindenweg, tevens een route over land naar de Eem.

Rond 1180 verwierf het kapittel de eigenlijke Vuursche, dat als onderdeel van ’t Gooi in het land lag van de vrouwenstift van Elten. Nog eeuwen later zal De Vuursche omschreven worden als een heerlijkheid gelegen in twee provincies, al wist niemand meer precies hoe. In 1239 vergunt de bisschop dus het kapittel een wetering te graven “ adiacente silva ipsorum que vocatur Vurs” oftewel “naast hun bos die Vurs heet”. Het streepje naar rechts op onze kaart van 1597. In het echt begon die verderop op Vuurscher gebied aan het zogenoemde Roskammerspoor en liep wetering door naar de oude gracht. Tussen 1239 en de slag op het Laapersveld in 1348 heeft het kapittel de rest van de oude weg en het land daaraan grenzend verkregen, tot aan Baarn en de Baarnse berg. Het gebied rechts werd toen tot Baarn gerekend hoewel oorspronkelijk ook de heren van Stoutenburg als erfmaarschalken van het Eemland nog een claim op deze woeste gronden hadden.

De slag op het Laapersveld was niet de laatste slag in bisschop Jan van Arkels strijd met Holland. En deze strijd zou niet eens de laatste oorlog zijn tussen Utrecht en Holland. Wel heeft het heel Eemnes onder Utrecht gebracht. En wat de bisschop betreft, vanaf zijn Leeuwenpaal bij Huizen geraaid op de Domtoren een nieuwe grens met Holland.
Niet alleen dit. De Vuursche werd tot dan door het kapittel zelf beheerd. De proost van het kapittel, Hendrik van Rijn was een voorman van de “pro-Hollandse” factie geweest. Wernaer van Drakenborg was een van de voorlieden van de regerende Lichtenberger factie van het Utrechtse stadspatriciaat.
Deze familie was al in 1307 met de vervening begonnen van het gebied direct ten noorden van de Vuursche, het Baarns Veen, vanuit het goed Drakenburg.

Hendrik van Rijn, Proot van St. Jan te Utrecht

Voor de winnaars moest het blijkbaar afgelopen zijn met al die onzin, het Sticht als failed state verdelen onder Holland & Gelre. En toen kwam de Zwarte Dood daar nog overheen. Het was bovendien de oude elite die verloren had. Voortaan zouden ze allen nog slechts St. Maartens dienstmannen zijn. En alles wat gebeurd was, moest gevolgen gaan krijgen. (Utrecht heeft het trouwens nog als eigen landje tot 1528 uitgehouden)
Proost en kapittel bleven formeel nog na afloop van het conflict in bezit van alle bezit en eerbiedwaardigheden (de middeleeuwer zou zeggen dat de heilige Sint Jan, in de hemel, dit zelf bleef, met het kapittel slechts als zijn aardse dienaren). Wel zijn zij gedwongen, na de strijd de Vuursche aan Wernaer van Drakenborg ter exploitatie te geven in 1359. Eerst 28 jaar “op proef” en hierna in erfpacht. En daar zat het echte geld in. En daarmee in de praktijk de politieke macht. Als laatste belediging werd bepaald, dat bij deze heerlijkheid een versterkt huis mocht komen, maar niet op terrein van het kapittel. Op een stukje nog net op terrein in bezit van het Vrouwenklooster van Oostbroek verrees Wernaers Hofstede, het latere Drakenstein. Het werd de heerlijkheid van De Vuursche & Drakenstein. Hiervoor moest leenhulde aan zowel het kapittel van St. Jan als bij het Vrouwenklooster gedaan worden. Tot in de 16de eeuw bleven zij verbonden. In de 17de eeuw weer bij elkaar gekomen.

Bisschop Jan zou de eerste 14de eeuwse bisschop zijn, die geen eigen memoriedienst in de Utrechtse St. Janskerk zou krijgen. Daarentegen is wel hij driemaal afgebeeld op de stadswapen van Eemnes, één maal voor elke aanslag op de stad! Wernaers zoon Frederik zou als eerste in 1387 de leen in eeuwige erfpacht krijgen.

Toen op 4 februari 1394 de eerste leenbrief van de Vuursche werd opgesteld, bestond deze aldus uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte noemt Die hofstede toe Drakensteyne enzovoort en een veen daaraan gelegen. Dan volgt: item een wech tusschen Vuerzeberch ende Baernerberch also als die gelegen is.

Een op het oog merkwaardige stelling. Een weg tussen twee bergen definieert niet meteen de territoriale grenzen van een leen. De grens ten westen was in dispuut, zowel tussen Holland en Utrecht als tussen de Vuursche en anderen uit het Sticht. In het zuiden stonden de grenzen min of meer vast. Het ging hier in het noordoosten om de tegenwoordige Domlaan, of eigenlijk een strook direct ten westen hiervan, dat deel uitmaakte van de zogenaamde Negen Roeden (een Utrechtse roede bedroeg 3,76 M), een lange maar slechts negen roede brede strook, die de niet genoemde noordgrens vormde. De buitenste greppel ging naar een punt op de Baarnse Berg en vanaf daar tot op de Vuursche Berg. Het terrein van die Negen Roeden maakte wel deel uit van de Vuursche, maar mocht later door die van Baarn verveend worden, als zij maar de greppels hiervoor zouden graven en onderhouden. De ontwatering zou ook voor de Vuursche voordelig zijn. Later kwam deze strook direct in eigendom van Baarn. Aan deze noordoost zijde blijkt deze strook echter slechts 6 roeden breed. De Westsingel is later in het verlengde ervan maar met een met knik vanaf de tegenwoordige Hilversumse Straatweg aangelegd. Onze greppel bleef er vergeten achter. Ergens tussen de Westsingel en de Zevenlindenweg.

De Middeleeuwse Grensgreppel tussen de Vuursche en Baarn

Toen dit geregeld was, kon in 1464 een overeenkomst opgesteld worden ter vervening van het gebied hier en op de 100 Roeden, tussen kapittel, de van Drakenborgs en die van Baarn. Dit schijnt met enig voortvarendheid ter hand te zijn genomen. Veen was inmiddels een uiterst gewild product. Dan is ook voor het eerst letterlijk sprake van de Negen Roeden aan de limieten van de heerlijkheid.

We hadden niet in de gaten dat hier op dit bergje gevaar dreigde, uiteraard! Ook is de archeologische vereniging niet de enige van wie verwacht mag worden op een hoogtekaart te kijken, als je ingrijpen in een gevoelig gebied wilt doen. Maar dat is dus niet gebeurd. Men ontdekte een leuk, door de geschiedenis vergeten heuveltje in het bos, waar je fijn tegenop kunt fietsen.

Ooit zal de greppel hier wat dieper geweest zijn. Het is nu niet meer dan een krasje in het landschap. Wellicht is de greppel iets ouder dan de belening door St. Jan aan de van Drakenborgs. Wanneer het kapittel beschikking kreeg over de bossen ten noorden van hun afwatering is niet bekend. Dat kan al vroeg geweest zijn. Naast hun bossen of erdoorheen, het is maar hoe je een enkel woord in de praktijk interpreteert.

In elk geval verwijst het naar een middeleeuwse belening. En deze belening houdt verband met grote politieke verwikkelingen in de 14de eeuw. De slag op het Laapersveld is maar een voetnoot in de middeleeuwse geschiedenis van Utrecht en Holland. Het was niet de grootste slag, verre van. Maar voor onze regio moet het hard zijn aangekomen. Vele families zullen de ervaringen generaties lang hebben doorgegeven. Vele van Eemnes bleven liggen, zoals dat heette. En dit greppeltje, hoe klein ook, draagt het verhaal hiervan in zich. Het geeft ook het heuveltje zijn naam, de Vuursche Berg. En een naam kunnen geven, is altijd fijn voor ieder met enig historische interesse.

Maar nu is er dus iets goed misgelopen. Er is een leuk stukje middeleeuwse infrastructuur goed vernacheld. Als de ingreep niet zou heftig had uitgepakt, zou je aan herstel kunnen denken. Maar heeft dat hier nog zin?

Wat is hier wijsheid?
Vast staat dat ook andere autoriteiten hier hebben tekort geschoten. Zou het dan wellicht niet mooi zijn als de twee punten van historisch belang boven op de berg, waar de inschinkeling mee gemaakt wordt, door bijvoorbeeld enkele plaaltjes zou zijn aangegeven. Daarmee kan een stukje vergeten historie zichtbaar gemaakt worden. Dan zal verdere aantasting wellicht ook voorkomen kunnen worden. Die mountainbike trail wordt mede uit de vergunningen voor gebruik ervan betaald. Geld voor aanpassingen en onderhoud. Hieruit zou het geld voor twee eenvoudige betonnen of stenen paaltjes dan toch ook betaald kunnen worden. Misschien kan uit het ongeluk dan toch nog iets moois voortkomen.