Mei 2021

Twee onbekende bijenschansen op de Westerheide

Ogenschijnlijk een contradictie. Zullen de schansen bij deze niet bekend zijn gemaakt? Maar deze schansen blijken onbekend in de archieven. Dus in die zin. Daar hoeft op zich niets mysterieus te zijn. De archieven zijn wat dit betreft verre van compleet.

Een al te grote verrassing bijenschansen op de Westerheide terug te vinden is het ook weer niet. Uit de schaarse bronnen over de Westerheide weten we dat hier ooit boekweit verbouwd werd. Er bestaat een verslag uit 1732 van een schouwing van de grens tussen Hilversum en Laren door eigen mensen. Hierin wordt mededeling gedaan dat bekeken vanaf de Aardjesberg er een lijn zichtbaar was, waar aan één zijde boekweit geteeld werd. Welke zijde wordt er niet bij gezegd. Voor de lieden was dat blijkbaar evident. Klaarblijkelijk werd dit boekweit aan de Hilversumse kant verbouwd.

Want boekweit was afhankelijk van bestuiving door bijen. Zonder bijen geen boekweit. Dus geen boekweit zonder bijenschansen. De Vrankrijker heeft in zijn boek Naerdinklant enig aandacht gegeven aan de imkerij in ’t Gooi. Hopelijk komt dit boek spoedig online. Hoewel deze schansen er dus niet in voorkomen, heeft hij in 1947 een kaartje getekend met de locaties van alle hem bekende bijenschansen in ’t Gooi.

In zijn tijd waren er al veel verdwenen, sindsdien is dat niet gestopt. Vele verdwenen tezamen met de akkers die zij op de eng bedienden onder nieuwe woonwijken. In gebieden van het GNR bevinden zich nog de schamele resten van wat ooit een belangrijke nering was. Hoewel er weinig of geen aandacht voor is, vormen zij een cultuurhistorisch monument van de ooit zo belangrijke teelt van boekweit, dat zich in de gemeente wapens van Hilversum en Bussum zijn plaats heeft verworven.

de kleinere rechthoekige schans

Van boeren in Soest is wel bekend dat deze al vroeg verplicht waren bijenwas jaarlijks op te brengen voor de kaarsen van hun kerk. Zij waren aldus wastijnsplichtig. Voorbeelden hiervan gaan in ons land terug tot de vroege middeleeuwen. Maar het boekweit wordt hier pas in de late middeleeuwen verbouwd, niet voor de 14de eeuw.

Boekweit (Fagopyrum esculentum) is geen graan maar een plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). In tegenstelling tot graan heeft het geen glutten. Omdat boekweitmeel geen gluten bevat is het voor gistdeeg (bijvoorbeeld brooddeeg) alleen in combinatie met een andere glutenrijke meel- of bloemsoort te gebruiken. Boekweitmeel en boekweitgrutten bevatten evenveel eiwit (10 g per 100 g) als tarwe- en roggemeel, en meer koolhydraten. Ze bevatten minder vet, minder mineralen en minder vitamines uit de B-groep dan tarwemeel. Bijen voeden zich graag met Boekweit. De bruine aromatische boekweithoning was zeer gewild.

Boekweit was een uitkomst voor de boeren die weinig hoefden te investeren. Zij konden door boekweit te verbouwen boer zijn zonder vee of kapitaal. Er waren lucratieve jaren in de boekweitteelt, maar als er nachtvorst nog laat in het jaar voorkwam kon de hele oogst van dat jaar verloren gaan. Stond boekweit ook bekend als jammerkoren, in goede jaren was het de 100 dagenwonder.

De zaaitijd ligt tussen half mei (na de ijsheiligen) en half juni, soms zelfs nog na de langste dag. Het oogsten gebeurde ven eind augustus tot in september. De bloemen bloeien maar één dag, verschillend per plantje. Alleen in de morgen gaan ze open en direct na de middag weer dicht. De bijen bevliegen de boekweit tussen negen en twaalf uur ’s morgens (wintertijd). Ze halen zowel nectar als stuifmeel. Door de onregelmatige rijping kan niet gewacht worden tot alle zaden rijp zijn.

Dit in tegenstelling tot echte granen, waar de korrels gelijktijdig rijp zijn. Toch hadden de wilde voorouderrassen uit het Nabije Oosten van de granen ook een verspreide rijping. Voor de plant is dit in verband met nakomelingschap veiliger. De mens heeft de granen echter beter aan zijn wensen aangepast dan boekweit. Nog later heeft het door de komst van kunstmest als commerciële gewas afgedaan. In het begin van de 20ste eeuw verdwijnt het geruisloos van het land en dus ook deze imkerij.

de grote ronde schans

Uit bovenstaande blijkt de noodzaak te zorgen voor een geordend en stabiele imkerij. De plaatselijke besturen zagen hierop toe. Dit maakte het tevens mogelijk zich van enige inkomsten te voorzien.

De schansen nabij het dorp waren in particulier bezit. De eigenaar mocht echter deze verhuren. Het was in elk geval van belang de schansen in maanden na midzomer met voldoende volken te bezetten. Op korven die van buiten kwamen moesten voorzien worden van een letter B en werden aangeslagen voor één stuiver ten bate van de armen.

De buitenlanders kwamen met name uit het Utrechtse, de bongerds rond Jutfaas, IJsselstein en Woerden. Er waren ook Gooiers die juist daarheen in het voorjaar met hun Gooise volken togen.

De schansen verder van het dorp, behoorden echter sinds mensenheugenis toe aan de (dan inmiddels gereformeerde) kerk. Het archief te Hilversum bezit gelukkig enkele relevante papieren hierover van rond 1800. Onze schansen worden daar niet vermeld. In die periode zal er dus ook geen boekweit op de Westerheide verbouwd zijn. Dan kun je de bijenschans ook niet verhuren.

Desalniettemin kunnen wij ons voorstellen dat, tenzij hier iets bijzonders aan de hand was, ook de bijenschansen op de Westerheide kerkenbijenschansen waren. Hoewel het begin van de 19de eeuw niet één op één op het begin van de 18de eeuw mogen projecteren, mogen wij veronderstellen dat deze ook opgenomen waren in het systeem van boekweit teelt- imkerij zoals dat hier bestond.

Hoewel het landbouwareaal in ’t Gooi voor de komst van kunstmest ernstig beperkt werd door een geringe voedingsstoffen kringloop met aanvulling van (stal)mest door heideschapen, kon boekweit in tijden van groter behoefte aan voedsel nog op het schrale land buiten de traditionele engen verbouwd worden. Ook op andere heide in ’t Gooi zijn hier nog aanwijzingen voor.

voorbeeld van verhuur van enkele bijenschansen

De schansen werden per stuk of paarsgewijs verhuurd voor één of meerdere jaren bij opbod en afslag. In die tijd waarvoor we gegevens hebben blijkbaar voor 6 jaar achtereen. De huurpenningen moesten traditioneel voor 11 augustus ten huize van de president kerkmeester worden afgedragen, al blijkt uit de kanttekeningen in de stukken dat vaak dit enkele weken later gebeurde.

De huurder verplichte zich tenminste 15 volken neer te zetten op straffe van dubbele huur. De huurder mocht voor eigen kosten verbeteringen aanbrengen maar mocht niets vernielen eraan bijvoorbeeld de eiken hakhouten heg. We weten voor 1808 dat de ongeveer helft van de huurders van buiten kwamen.

De waarde van een schans hing natuurlijk af van de verwachte opbrengst. De afweging hoe hoog in te zetten op een schans zal bepaald zijn door lokale kennis en ervaring. Maar verhuurd moest er tenslotte altijd worden, wilde men sowieso enig boekweit kunnen oogsten.

De huurwaarde van onze schansen is aldus onbekend, zoals de opbrengsten voor de huurder ook onbekend zijn. Om een idee te geven, in de eerste aflevering van deze rubriek hebben wij aandacht besteed aan twee schansen aan de Kolhornse Weg te Hilversum, ooit staand in het zogenoemde Nieuwe Land. In 1808 werden ze verhuurd aan Hendrick van der Kroogt uit Zegveld, tegenwoordig gemeente Woerden, voor de duur van 6 jaar en brachten samen hiermee 81 gulden op ten bate van de kerk.

schansen met de hillshade filter van AHN3

De hillshade filter van de AHN hoogtekaart geeft het oppervlakte reliëf weer van de Westerheide. Het grondpatroon van de beide schansen, de een rechthoekig, de ander rond, is er goed op te herkennen. We kunnen ons afvragen of ook iets van die boekweit teelt hierop te herkennen is. Dat lijkt minder eenvoudig.

We weten dat in verschillende perioden deze heide als bouwland diende. Op de Aardjesberg zijn sporen van vroeg middeleeuwse bewoning. Even verderop heeft tot 1200 een boerderij gefunctioneerd op de Lange Heul. Landbouw heeft hier dus een lange, al misschien discontinue traditie. We weten in welk seizoen de boekweit verbouwd werd, echter niet hoeveel jaren, Gebeurde dit slechts uitzonderlijk of werd deze grond regelmatig bij het landbouwareaal betrokken? We weten het niet. Een hoewel het oppervlakte reliëf van alles suggereert, lijkt het moeilijk daar iets concreets over te zeggen. Wie er chocola van kan maken, die mag zijn gang gaan.

Als we de kleinere, rechthoekige bijenschans beschouwen, zit het er precies uit hoe we dat zouden verwachten. Kwamen die wallen ooit nog boven de knie uit, tegenwoordig komen de wallen nauwelijks boven de schoen uit. Toch lijkt in dit geval geen twijfel mogelijk. We zouden kunnen denken aan een klein huisje of een ander soort gebouw maar hier prompt verloren op de heide, waar we weten dat boekweit ooit verbouwd werd, past precies zo’n omwalling in wat we kunnen verwachten. Deze zit vlak bij het (overigens natuurlijk veel jongere) fietspad. Hij is niet zo moeilijk terug te vinden. Erg spectaculair zijn de restanten niet maar als cultuurhistorisch herinnering zeker de moeite waard één keer in je leven in je op te nemen.

De grote ronde schans is anders. Hij wijkt dus af in vorm van wat normaal is. Maar ook zijn grootte maakt hem bijzonder. Het minimum van 15 schansen lijkt hier niet echt van toepassing. Er kunnen eerder tientallen zo niet honderd schansen gepast hebben.

Van het naburige Laren was wel bekend dat zij daar een gemeenschappelijke schans hadden. Of dat hier ook het geval is geweest is (uiteraard) onbekend. Het zou gekund hebben. Van wat wij na kunnen gaan, is de ronde vorm uniek in de regio. Echter er is zo weinig bekend of overgebleven van de ooit zovele schansen, dat we daar niet teveel van moeten maken. Er lijkt in elk geval geen reden te bestaan dat een bijenschans niet rond zou mogen zijn.

Het kan haast niet anders dan dat dit een bijenschans is geweest. Vanwege zijn uitzonderlijkheid moeten wij een kleine slag om de arm houden. Zou deze ringwal iets anders zijn, hebben wij hier mogelijk met iets heel bijzonders te maken, een onverklaarbaar stuk prehistorie. Iets militair of administratief lijkt niet voor de hand te liggen.

Qua dimensies kan deze omwalling het op nemen met de grote grafheuvels nabij. Rechtsboven de wal zien wij één van die beroemde grafheuvels. Ertussendoor loopt de banscheiding van 1428 tussen Hilversum en Laren.

De ring ligt in een bocht van een kromme spoor. Deze is ongetwijfeld jonger dan de grote rechtdoor gaande sporen, wegen die het omringt. Wat er eerst was, de ringwal of de weg erlangs, is hier niet eenvoudig te bepalen. In het algemeen kunnen karrensporen veel verder in de tijd terug gaan dan deze bijenschansen. Toch heeft het pad ten zuiden van de wal al enig complexiteit opgebouwd. Dat gebeurt niet overnacht. Het pad naar het noorden loopt bergopwaarts en heeft de nodige uitspoeling ondergaan.

Hoewel tegenwoordig behoorlijk verweerd, is de schans goed terug te vinden vlak bij die boom in de bocht van het pad. Met een grote ronde bijenschans hebben we reeds een bijzonder stuk cultuurhistorie. Mocht het iets anders toch blijken, is het waarschijnlijk nog veel bijzonderder. Dan zullen er ander schansen wel in de buurt zijn geweest waarvan nu elk spoor ontbreekt. Want hier is boekweit verbouwd en geen boekweit zonder bijen.