October 2020

De Soeststapel op De Vuursche & zijn Pendant Heuvel

Op het terrein van de Vuursche ten zuiden van de grote weg, de Hilversumsestraatweg bevinden zich twee heuveltjes die een beetje op elkaar lijken. Het heet daar de Hoge Erf, ook wel op sommige kaarten anachronistisch, laten we zeggen foutief, als Wolfsdreuvik aangeduid.

Wanneer we zulke heuvels, bijna altijd anoniem, verloren in het bos aantreffen, zal de cultuurhistorische vorser constateren dat hier netjes een theekoepel op past en aannemen dat we hier een plezier heuveltje voor ons hebben, dat door de eigenaar van een nabij gelegen landgoed in de afgelopen eeuwen ooit is opgeworpen. Ter genot & omdat deze veel geld over had en (vergeleken met onze tijd) arbeid goedkoop was.

We hebben nog in onze tijd vaak veel genot van antieke parkaanleg uit vroegere tijden. Soms is ons een kaart met een volledig ontwerp over geleverd. Maar meestal niet. Wel kunnen we allerlei aardwerken, met en zonder naam, in hun onderling verband proberen te plaatsen in een tuinhistorische schema.

Overzicht Opgeworpen Heuvels op het Hoge Erf van de Vuursche

Hoewel al sinds de middeleeuwen stedelingen buitens op het platteland kochten, waren deze nog voornamelijk investeringen in het agrarisch bedrijf. Vanaf de 17de eeuw ontstaat er een elite die zich over mag geven aan luxe buitenplaatsen, lusten. Mooie villa’s werden gecomplimenteerd met omvangrijke tuinen, waar plezier voor het economische nut ging.

Oorspronkelijk is de Franse stijl erg in de mode, waarvan we nog restanten kunnen aantreffen bij paleis Drakenstein. Met zo kenmerkende geometrische patronen over grote afstanden, zichtlanen en doorkijkjes. Met zachte doch stevige hand de natuur getemd en teruggebracht tot een lieflijke orde. Alles voor een aangenaam verpoos en een terloops allegorische moraliteitsles. Op een kaart uit de eerste helft van de 18de eeuw treffen we in de buurt van onze heuveltjes, vanuit de richting van ’t Gooi precies zulke aanleg aan met de naam van zo’n eigenaar, de heer van Oud Broekhuyzen.

Omgeving Heuvels rond 1740

Later komt de meer romantische Engelse stijl in de mode. Deze zou met name het terrein ten noorden van de grote weg, dat we gewoon de Hoge Vuursche kunnen noemen, helpen vormgeven. Hierin stond de natuurbeleving meer op de voorgrond. Verwondering en het onverwachtse was het streven. En meer dan ooit tevoren zou nog voor de uitvinding van de bulldozer de schep en nog altijd betaalbare spierkracht benut worden om aarde te verzetten. Ook follies, vista’s, tempels en nagemaakte ruïnes pasten hierin. Een kluisenaarsgrot of kapelletje in het bos, waarvan nog ansichten uit de Vuursche nog bestaan, zijn hier voorbeelden van.

Rond de Hoge Vuursche is de Pannenkoeken Vijver met eilandje een voorbeeld hiervan. Ook op een zessprong van paden zijn ‘grote’ heuvels opgetrokken voor dramatisch effect. Want een zessprong is een zevensprong, zoals wij weten. De tuin achter het hotel geeft met zijn zwierige lijnen blijk van deze stijl. Tenminste gedeeltelijk hoort deze bij het voorafgaande landgoed de Hoge Vuursche. Een ansicht van het begin van de vorige eeuw toont een koepel alhier, bovenop een heuvel nog voordat het huidige hotel gebouwd werd.

Dus dat in deze omgeving een paar losse opgeworpen heuvels zomaar in het bos staan, doet niemand schrikken. Het zijn hellingen. Ze lopen naar achter relatief geleidelijk af, dus daar kun je erop. Aan de voorzijde lopen ze scherp naar beneden, dus vanaf daar had je een mooie vista, eventueel begeleid door een verkwikkend kopje thee of iets anders. Tot zover, van enig cultuurhistorische waarde maar zonder onderscheidend verhaal. De moeite waard, maar meer niet.

Maar soms hebben we geluk! Dan vallen enkele puzzelstukjes net precies op hun juiste plaats. Dan kan een eenzaam bergje een naam krijgen. En soms kan die naam weer een puzzelstukje zijn voor volgende stukje geschiedenis en aanleiding geven tot verdere conclusies, waarvan je eerst nog niet eens wist dat je de vraag stellen kon.

Pendantheuvel van het Noordoosten gezien

In 1449 heeft de graaf van Holland zijn raadsheren negen Gooiers laten interviewen, een zogenoemde turbe, waarbij oude en dus wijze mannen uit Naarden, Huizen, Laren en Blaricum, in de leeftijd van 50 tot 82 bezwoeren hoe de oude grens van ’t Gooi liep. Zij wisten nog precies hoe die oude grens liep: vanaf het einde van de Wakkerendijk in Eemnes naar de boom aan de Hoge Vuursche, naar de Soeststapel, naar het hof van Elten & dat dit gelegen was tussen de Vossenberg en het Gooiersbos (ter verduidelijking) en zo voort tot aan de Weer.

In 1472 zijn in het Sticht en Holland halfbroers aan het bewind. David was de zes jaar oudere bisschop van Utrecht en Charles was als Karel graaf van Holland, de Stoute. Papa was Filips de Goede, ook genaamd Filips III van Bourgondië. Aldus achtten de broers dat na eeuwen de tijd was gekomen over de juiste grens te onderhandelen. Met de turbe in de hand konden de afgevaardigden van de Hollandse graaf het Hof van Elten niet terugvinden. Op zoek naar resten van een kasteel, een hoeve of grote grachten was het verlaten omwalde terrein van de curtis, 80 meter breed en ruim 400 meter lang voor hun onzichtbaar of in elk geval niet waar ze naar opzoek dachten te zijn.

Pendantheuvel met Eenzame Grafheuvel ten Oosten

Volgens die van Utrecht was het eenvoudig. In 1356 werd op last van bisschop Jan van Arkel met de ‘Leopaal’ – Leeuwenpaal – boven Blaricum, de grens gesteld en de grenslijn zou sindsdien vanaf deze geraaid zijn op de Domtoren, tot aan het uiterste van het Gooiland aan de Hollandse Rading.

De Gooiers wisten wel beter. Van Arkel had weliswaar Oost Holland, de beide Eemnessen, op de graaf veroverd, waarbij hij de grens aldaar een flink stuk westwaarts opschoof, de rest van het oostelijke Gooiland, het Wilde Veen tussen Drakenburg en Hilversum & de Vuursche had hij nooit veroverd en hoorde nog altijd, tot aan de in de turbe bovengenoemde grens, tot het Gooiland.

Hadden de graaf zijn ridders te paard een eenvoudige boeren dorpeling uit zijn Gooiland meegenomen, had deze wellicht alles gewoon kunnen aanwijzen in het land. In 1449 spraken alle grensobjecten voor zich, in de ogen van de Gooilanders, behalve het hof van Elten. Vandaar dat deze nader geduid moest worden. Van vader op zoon had men generaties lang deze kennis overgedragen.

Pendantheuvel van Achteren

De oude grens had oorspronkelijk nog over de Wakkerendijk gelopen. Ook de naam Raweg voor die Wakkerendijk in oude stukken verwijst naar die grens. In het vele dat te doen was over Eemnes, is er tot het midden van de 14de eeuw dan ook steeds sprake van “over de ra in het Gooiland” of in dergelijke bewoordingen.

De plaats van die Boom op de Hoge Vuursche, ook wel Hooge Beuk op de Vuursche is van diverse kaarten ook bekend. Nog immer staan op die plaats aan de Hilversumsestraatweg, niet ver van de kruising Zevenlindelaan enkele ‘hoge’ beuken. De grens vormde tevens de achterkant van een oud erf, een ontginningshoeve van vermoedelijk dezelfde naam. We vervolgen onze weg, eerst naar de Hof en daarna terug..

In latere eeuwen werd het Gooiersbos de facto gereduceerd tot een bos rond de bergen aan het uiterste zuiden van ’t Gooi. Oorspronkelijk moet dit veel verder noordwaarts hebben gereikt, misschien wel, zoals tegenwoordig tot aan de Laapersweg of nog verder. In 1449 lag het Gooiersbos in elk geval ten oosten van een Hof van Elten, het oude stift die eigenaar van ’t Gooi was en van een Soeststapel.

Met Vossenberg echter hebben we zo’n puzzel stukje dat de boel verder helpt. Op een kaart van de Vuursche die omtrent 1625 gemaakt moet zijn, staat bij twee getekende bergjes ‘Vossenberg’ aangetekend. De conclusie is dat Vossenberg de naam is van twee achter elkaar liggende bergjes die een oude weg spleten, een tweesprong die alternatieve routes bood. Precies in het verlengde van deze weg ligt het ruim 400 meter lange omwald terrein, in eenzelfde oriëntatie als de oude weg, die afwijkt van de ontginningsrichtingen eromheen. De latere erfgrenzen lopen er zelfs vrijelijk overheen. Dit terrein is de verloren gewaande Hof van Elten.

De oude grens maakt uiteindelijk na een zuidwaartse tracé van af de Zuiderzee (ooit nog Almere) een grote regelmatige boog om de hoge grond van de Vuursche heen naar het uiterste van ’t Gooi aan de Hollandse Rading, om daar recht westwaarts naar de Vecht te lopen, over de Weersloot.

De Soeststapel met Boom bovenop achter flinke Hekwerk

Aan de onderhandelingstafel van de broers werd Werners Hofstee, Drakenburg als kandidaat voor de plaats van de Hof naar voren geschoven, hoewel dat zeker niet kon kloppen. De grensverloop is dan onverklaarbaar en onhistorisch. Zij aan Utrechts zijde hadden wellicht geen enkel belang de Hollanders wijzer te maken dan nodig. Hadden de kleine luiden van Gooiland de Zes Wegen, de ‘beroemde’ kruising van wegen vlak buiten het huidige dorp, die wel op die oude grens lag, nog meegenomen in hun grensbeschrijving, had het wellicht nog kunnen goed komen. Deze lag namelijk tussen de Hof en de stuk verder gelegen Weersloot in. Latere historici hebben juist dit kruispunt weer met de Soeststapel geïdentificeerd, waarna de hof van Elten voor eeuwen volledig onvindbaar bleef en ons bergje anoniem.

Of de oude Gooise boeren nog besef hadden hoe het een en ander zo gekomen was, vermeldt de geschiedenis niet. Het Stift Elten werd in 967 gesticht door graaf Wichman IV van Hamaland. Hij regeerde over vele streken waaronder een groter Gooiland, waar Baarn, Soest en Hees naar alle waarschijnlijkheid onder vielen. Hij liet twee dochters na. Luitgarde werd eerste abdis van het stift, Adela gravin met wereldse belangen. Luitje ook net zo, maar dat voert hier te ver.

Met oorkonde van Otto III van 18 december 996, die te Nijmegen is uitgegeven heeft deze als hun keizer en machtigste familielid, vaders erfenis helpen laten verdelen. En die toen opgelegde grens (niet in detail als zodanig in de oorkonde opgesomd, daarvoor waren er teveel goederen) door de voorouderlijk hof op de Vuursche heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat die hof niet meer gebruikt ging worden. Adela’s oostelijk deel kwam hier op de Vuursche via de bisschop aan het Utrechtse Kapittel van St. Jan. In de jaren rond 1180 moet het westelijke allodium de Vuursche van het stift door ruil ook aan het kapittel gekomen zijn. Toen had de oude hof zeker geen functie meer als curtis van het stift. Die bleef misschien nog wel eigendom op bepaalde wijze van het stift. In elk geval bleef het omwald terrein in de herinnering van de Gooiers de Hof van de abdis van Elten, waar betovergrootvaders heen toogden om hun tijnsen af te dragen en (waarschijnlijk) ter ding te komen. Nog vele eeuwen later zou de Vuursche omschreven worden als een heerlijkheid gelegen in verschillende provincies, al weet dan inmiddels waarschijnlijk niemand meer precies hoe of waarom.

Wij troffen reeds ons Soeststapel aan, als gelegen tussen de Hoge Beukenboom en de Hof & vonden deze terug als een opgeworpen heuvel achter de Zevenlinden camping aan het pad vroeger bekend als het Roskammerspoor. Vanaf de Zevenlindenweg is het het eerste pad rechts, na de bocht naar links even doorlopen, waar het verderop verscholen achter het hek ligt, met een boom bovenop. Vroeger kon je iets verder het terrein nog op, maar tegenwoordig is alles veilig afgesloten. De Soeststapel bevindt zich op eigen terrein, in de achtertuin van mensen.

Bovenop de Pendantheuvel kijkend naar het Pad

Met de pendant heuvel is het, gelukkig voor ons, anders. Als een mooi open plek in het bos nabij het klimbos, direct achter het terrein van het restaurant aan het begin van de Hoge Vuurscheweg rechts (of aan het einde van die weg links, zo u wilt) is deze voor allen van alle zijden toegankelijk. De eenzame grafheuvel hier vlakbij zult u met enig moeite moeten terugzoeken direct oostwaarts ervan.

Wat moeten we dan met een Soeststapel midden op de Vuursche? Deze en mogelijk beide heuvels blijken tenminste een grotere historie te hebben dan we konden vermoeden. In 1449 bestond tenminste de eerste. Maar wat is een dan soeststapel?

Een stapel komt een enkel keer voor in de historische topografie, soms als stapelon. Vermoedelijk heeft het dan gewoon de betekenis van ‘opwerping’. Maar wat een Soester opwerping hier aan de Vuursche te betekenen heeft, lijkt duister. Het gerecht, later gemeente Soest bevindt zich toch op enig afstand hiervandaan.

De 17de eeuwse Huizer historicus Lustigh schreef hier ‘Soestkapel’ en wellicht wist hij meer dan wij. Maar in het origineel staat er echt stapel. Maar soms heb je geluk bij geluk (hetgeen zich misschien beter vertaalt als: veel geduld). Er bestaat een zeer vroege grensbeschrijving van het gerecht Soest, gemaakt tussen 1308 en 1310. Deze begint aldus:

Van Blaucolk op an Berkerder Weteringhe toe, daer Everaerds ghechte van Stoutenberch keert,

Voert an Zoys stapel daer heren Zweders gherechte van Apcoude keert,

Voert an Scotelreberch daer de biscops gerechte keert,..

De Plaats van de Zoys Stapel

Ons soeststapel is dit niet. Die lag trouwens ook in 1310 nog ver buiten het gerecht. Deze stapel lag tegen Amersfoort aan, in een hoek met De Birkt ten noorden en een Schotelberg ongeveer een kilometer zuidwaarts. Daar lag in 1601 nog een grote grenssteen. We kunnen vaststellen dat we kunnen spreken over soeststapels. De Amersfoortse stapel bevond zich aan het Hezerspoor, een belangrijk oude, interlokale weg. Deze steen had een functie om de gerechtsgrens aan te geven. De Vuurscher stapel lag ook al op een grens.

Of de Zoys stapel altijd al een grenssteen is geweest, of dat we hier een ontklede grafheuvel en dus een hunebed kunnen voorstellen, of wellicht in 1310 nog een soortgelijke heuvel als op de Vuursche, we kunnen het niet meer nagaan. Helaas is steen verdwenen en de plaats is nu onderdeel van het spoorwegtracé. Maar als we soeststapels als grens dingen zien, zullen het ook ergens Soester grenzen moeten zijn.

Er is maar een korte periode waarin van een Soester grens hier aan de Vuursche sprake kan zijn geweest. Wichman was nog graaf van één (niet nader omschreven) Nardincklant. Nadat Otto de erfdeling en grens had bepaald, werd het Eltense Naerdincklant het latere Gooiland. Later zou de overzijde aangeduid worden met Eemland. Er moet echter een periode zijn geweest dat gelijk het Gooiland, de Eemlandse dorpen ten westen van de Eem één administratief gebied vormden. En klaarblijkelijk werd deze, met onze heuvel aangeduid naar zijn centrum of belangrijkste dorp op dat moment: Soest (Soestland of Soesterlant, zo u wilt).

Dit weten wij alleen op grond van deze naam bij deze heuvel. Er zijn geen archiefstukken uit deze vroege tijd bekend, die hierop duiden. Toch lijkt de conclusie onvermijdelijk. Wanneer Baarn zich onttrok aan dit Soesterlant is onbekend. Baarns oudste vermelding is uit 1280. Maar toen was de facto de Soeststapel al opgehouden grens van Soest te zijn. De Utrechtse bisschop heeft reeds in 1085 het Kapittel van St. Jan beschikking gegeven over ‘zijn’ gronden aan de Vuursche. Of er toen nog sprake was van een Soesterland zullen we bij gebrek aan documenten wel nooit meer te weten komen.

Het Gooiland grensde zeker niet meer aan het gerecht Soest in 1239, toen het kapittel toestemming kreeg een wetering te graven ‘naast hun bos dat Furs (Vuursche) heette’. Deze wetering begon aan de overzijde van hetzelfde pad waar ons heuvel aanligt, aan het Roskammerspoor, 200 meter oostwaarts teruglopen, richting de Zevenlindenweg. U kunt de greppel enkele meters het bos in terug vinden. De heuvel hield toen op een soeststapel te zijn in engere zin. De naam is echter, tenminste aan de Gooise zijde, noch tot halverwege de 15de eeuw blijven hangen. En dankzij enig speurwerk, in zekere zin tot in onze tijd.

Nauwelijks tot besef gekomen van het bestaan van een Soeststapel, kunnen we een categorie van soeststapels onderscheiden. Maar of deze opwerpingen hier ter aanduiding van de grens zijn gemaakt of er al stonden, is een volgende vraag. Van de Zoys stapel hebben we alleen één melding begin 1300 en het feit dat begin 1600 daar een grenssteen nog was. Het is in elk geval goed denkbaar dat deze opwerping er al stond en later als markant punt in het land tot grenspunt werd. Deze stond wellicht toevallig aan een oude weg zo’n duizend meter ten noorden van een volgende markant punt, de Schotelberg, tegenwoordig een anonieme hoogte van 42 meter.

Op de Vuursche treffen we twee naar het zuidoosten oplopende opgeworpen hellingen, aan hun eind scherp afgekapt. Ze hebben ook bovenop een plateau. Het zou de moeite waard zijn te kijken of andere regio’s zulke heuvels, al of niet anoniem, ook herbergen. Een mooi en waardig uitdaging voor de digitale archeologie.

Het lijkt mij niet zonder betekenis dat de Soeststapel geraaid is op de midwinter zonsopgang.

de Soeststapel

Als deze heuvel duizend jaar geleden al een tijdje stond, zal deze dus uit, voor onze regio voorchristelijke tijden stammen. Zelfs al is de elite aan het begin van de vorige millennium al christen, heidense gebruiken, gewoontes en ‘bij’geloof zullen toen nog bij het gewone volk van invloed zijn geweest. Tot vandaag zijn nog sporen hiervan aan te wijzen.

De midwinter zonsopgang was van grote betekenis. Verschillende archeologische bouwwerken bezitten een raaiing op de midwinter zonsopkomst. Soms is er nog sprake van een ander raaiing op de midwinter zonsondergang. Dit bijvoorbeeld is het geval in Goseck, een gemeente in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt. Hier niet. We gaan ervan uit dat, voor zover ze voorchristelijk zijn, dit plaatsen zijn van van grote symbolische betekenis geweest zijn. Ze zullen van grote spirituele waarde zijn geweest voor de gebruikers ervan. Om van een zonneheiligdom op de Vuursche te spreken, gaat misschien wat ver. Maar u mag ervan denken wat u wilt. Op midwinter zonsopkomst geraaide werken zijn voor onze regio als zeldzaam aan te merken.

De pendant heuvel is iets oostelijker gericht. Kan dus geen zonnetempel zijn. Bevindt zich wel precies ten westen van die eenzame grafheuvel. Misschien is er sprake van een relatie, speculatief gesproken. De wal die er tussendoor loopt is waarschijnlijk 16de-eeuws en dus dan niet prehistorisch.

Engelse Tuinstijl achter Hotel de Hoge Vuursche

En ach, het koepelbergje achter het hotel? Die is naar het noordoosten geraaid. Lijkt misschien wel iets op de anderen, maar niet echt. We kunnen een categorie maken van bergen waar, in onze beleving, een koepel op past, maar dat is nauwelijks wetenschap te noemen. Naar alle waarschijnlijk stamt deze heuvel uit hetzelfde tuinontwerp in Engelse stijl, dat het omringt. Een veilige, standaard aanname, tot we iets anders erover ontdekken.

De ligging en hoogtes (in NAP) van onze twee bergjes zijn als volgt:

RD-coördinatenTopPadHoogteAchterHoogte
Soeststapel145.370 457.97313,20 9,503.70M 9,703.50M
Pendant144.200 468.13019,3016,802.50M13,206.10M