februari 2024

Object van het Jaar 2023

de kaart van de loting van de Vuursche uit 1626

Als ik zou beweren dat ik er overheen gelezen had, wie zou zoiets geloven? De waarheid is dat de schrijver dezes het artikel van de heer Groeneveld in Tussen Vecht & Eem IV 2023 niet gelezen had. Het was mij zelfs opgestuurd, dus het falen was mijnerzijds. De abonnees konden daarin vernemen van het bestaan van die kaart. Vanuit twee verschillende continenten maar liefst werd ik door kritische volgers erop attent gemaakt. F. B. & H. V., hartelijk dank hiervoor. Blijf alles kritische volgen en laat weten waar ik dwaal. Het duurt altijd even voor TVE online te lezen is. Dat is jammer voor de meeste mensen. Het is even niet anders.

De schrijver maakt zijn analyse en bouwt hieruit een verhaal op hoe het aldus verder ging met de heerlijkheid tot aan de 19de eeuw. U moet, eventueel in de nabije toekomst, zelf maar kijken wat u ervan vindt. De schrijver laat na de kaart zelf te analyseren. Geluk bij een ongeluk voor degene die de puzzel mag oplossen. We gaan ons best doen.

Onverwacht

De kaart was dus wel bekend uit zijn vermelding, zoals wij vorig maand stelden. Dat de kaart van de verkoop, die nu zeker uit 1625 lijkt, kunnen we aannemen, paste niet goed bij wat we bij die loting verwachtten maar was toen nog de enige die we kenden. Nu kunnen wij de loting van de parten van de Vuursche eindelijk nader interpreteren.

De kaart is door de heer Rein Berends uit Baarn in zijn tijd als boswachter op de Vuursche op het laatste moment gered uit paperassen afkomstig uit diverse landgoederen op de heerlijkheid. Door zijn goed opletten, in het algemeen naar bijzondere dingen & die dag naar de af te voeren papieren, hebben wij te danken dat deze kaart en alles wat het ons kan leren over wie waar zijn schapen mocht houden vanaf 1626.

Maar de kaart, hoe simpel ook van opzet, ontsluit een vele archeologische sporen die nu nog in het veld terug te vinden zijn. Aldus kunnen we een naam en datum aan deze objecten gaan koppelen, veldarcheologisch en historisch geografisch bezien het leukste dat er is. Ook geeft het antwoord op verschillende andere vragen die we hadden. Voorwaar een bijzonder prestatie voor enkele lijntjes. Dat er uiteindelijk misschien weer enkele nieuwe vragen hierna worden opgeworpen, is alleen maar leuk voor nieuw onderzoek.

Vondst van het Jaar

Het verhaal van de heer Berends vondst (en netjes bewaren) kwam dus vorig jaar in de publiciteit. Door deze daad is een groot hoeveelheid kennis voor ons teruggevonden, behouden gebleven en de archeologische kennis van het gebied op een anders onvervangbare wijze vergroot. Het verheugt de vereniging de vinder te onderscheiden voor de Vondst van het Jaar 2023. Op onze algemene ledenvergadering zal de kaart te bewonderen zijn, woensdagavond 19 juni as. in de Infoschuur ’t Gooi Naarderweg 103 A (N524) tussen Hilversum en Bussum. De vergadering is openbaar en begint om 20.00.

De kaart geeft een verdeling weer van drie parten van de Vuursche waarop naar verluid plaats was voor 700 schapen elk. Het lot heeft beslist naar wie welk part is gegaan. Er is echter ook sprake van een vierde part bestaande uit Wernaers Hofstede en een strook land strekkende noordwaarts die aan de heerlijkheid is voorbehouden. Blijkbaar was er dus plek voor nog meer schapen.

De kaart is keurig voorzien van een schaalverdeling. Rechts zijn de gemeten oppervlaktes genoteerd. Alle hoekpunten hebben een letter of cijfer gekregen. Hoewel de hoeken en lengtes van lijnen van met name de buitengrenzen van het gebied evident niet helemaal kunnen kloppen, zullen de uiteindelijk genoteerde oppervlakten ijselijk precies blijken te kloppen.

Anders dan de kaarten uit 1597 of 1625 is het geen weergave van het rechtsgebied van de Vuursche. Het geeft aan dat gebied waar de deelnemers aan de verloting dachten direct gebruik te kunnen maken om schapenteelt te bedrijven. Daar zijn enkele in de papieren met name genoemde uitgezonderde eenheden bij en een aantal niet verder genoemden. De door die van Baarn gepachte of gekochte gebieden, vooral het Baarnse Veld kan niet op grond van deze kaart reeds tot het Baarnse grondgebied worden gerekend. Zeker de winnaar van lot 2 hoopte in het noorden op meer land voor zijn schapen, genoeg voor tenminste 100 meer. Anderzijds werd het noordelijkst gedeelte van het Vrouwenland reeds tot het heerlijke gebied gerekend, tot Drakesteijn en hadden twee met naam genoemde deelnemers apart voor 1/3 en 2/3 een claim op nieuwe uitslagingen in die hoek.

een tweede kaart

De kaart doet ons denken aan een ander kaart op film 6 plaat 443 in het huisarchief van de Vuursche & Drakestein te Utrecht. Deze kaart geeft de situatie weer tussen het tegenwoordige Pluismeer en Zevenlindenweg & Drakesteijn en het Pannenhuis, later herberg van Oostrum. Deze kaart laat zich goed projecteren op de moderne kaart. Daarvan kunnen we precies lengten en oppervlakten meten. Daarmee kunnen we deze kaart gebruiken als sleutel voor de kaart van de loterij. Sleutels om sleutels te openen.

Het gebied van Wernaers Hofstede en drie grote horizontale, noord-zuid georiënteerde lijnen blijken vrij goed van de moderne kaart via de kaart [6-443] met de kaart van de verloting in overeenstemming te kunnen worden gebracht. De kaart [6-443] is een op zichzelf al een boeiend kaartje dat de situatie rond de Stulpse Laan met interessante details weergeeft. Wat stijl betreft geeft deze ook ongedateerd en anonieme kaart een 18de-eeuws indruk.

De namen daarop geven niet veel handvatten wanneer precies de kaart te dateren. Op 22 juni 1781 trouwt in de oude kerk van Baarn een Jan Willemse van Baaren (familienaam, want apart vermeld) geboren en wonend te Baarn, weduwnaar van Aaltje Dirkse van Kooij met Judikje Berentse de Mee, jongedame eveneens geboren en wonend te Baarn. Of een Cornelis zijn grootvader of wellicht een zoon was, is niet duidelijk. Wel plaatst het jaartal de kaart waarschijnlijk ergens in de tweede helft van de 18de eeuw. De namen kunnen zijn veranderd maar de onderverdeling is nog goed op een moderne hoogtekaart terug te vinden. En de onderverdeling is op de kaart van 1626 ook al te vinden. (Wellicht dat verder onderzoek de datering van [6-443] nader kan vastleggen.)

[6-443] geprojecterrd op een moderne kaart

Drie horizontale, noord-zuid lopende lijnen op de kaart van de loting blijken met hun relatieve afstanden goed terug te vinden. Met de buitenlijnen op de kaart uit 1626 is dat wel anders. Vooral de lijn aan wat de westelijke zijde, boven zou moeten zijn lijkt in niets op wat we daadwerkelijk zouden verwachten. Toch blijkt het mogelijk de daadwerkelijke grens na te gaan. Want ieder hoekje gaat naar binnen of naar buiten en als we dit principe gebruiken om de echte grens te volgen, klopt de volgorde van hoekjes naar binnen en naar buiten precies met wat we zouden kunnen verwachten. En een controle hierop is mogelijk met de op de kaart rechts opgegeven oppervlakten. Zoals gezegd blijken deze wel ijselijk te kloppen.

schaalverdeling

De kaart van de loterij is dus keurig voorzien van een schaalverdeling. Voor ieder zijn duidelijk twee honderd roeden uitgemeten. Een één op zoveel was niet gewoon. Waar het om ging was dat die 200 roeden lengte geschikt zijn om de lengtes van lijnen op de kaart daartegen te vergelijken. We kennen kaarten waar Stichtse roeden naast Gooische roeden worden geplaatst. Hier was dat niet nodig. Trouwens wanneer je weet hoe lang 200 Stichtse op de kaart waren, kon je zelf nagaan hoe lang 200 Gooische roeden zijn, want een vaste verhouding natuurlijk. Centimeters waren uiteraard nog niet uitgevonden.

Het is waar dat zonder de precieze maat te kennen, we niet kunnen bepalen wat de gepretendeerde schaal is. Voeger was het voor een basis geschoolde landmeter of timmerman eenvoudig genoeg met behulp van een duimstok van tien Rijnlandse duimen van 2,616 cm of 120 lijnen van 0,21802 cm alles na te gaan. Als je handig met een passer was hoefde je slechts een aantal maten van 200 roeden af te tellen en het laatste verschil af te lezen.

Digitaal kunnen we dat ook zonder de werkelijke schaal te weten want de relatieve verhoudingen tussen alle getrokken lijnen verandert niet hoe groter of kleiner we het op ons scherm hebben. We hebben gezien dat waar het de buitengrenzen van het terrein betreft, de grilligheid en abstractieniveau dit ietwat onzinnig maakt. Maar de lange horizontale lijnen lijken wel in aanmerking te komen. En omdat deze lijnen buiten in het veld zijn terug te vinden, kunnen we de met de schaal verwachtte lengtes met de praktijk vergelijken.

Stel dat we op onze afbeelding van de kaart op het scherm meten dat 200 roeden 7,75 cm lang blijken. Dan hebben wij op onze scherm bij die vergroting een fysieke verhouding van 1 op 10.000.

Als wij dan de lijnen gaan meten komen wij voor de bovenste lijn op ±32,25 cm, de middelste 27, 61 cm en de onderste 21,74 cm. De afstand tussen de bovenste en onderste lijn bedraagt ±2,88 cm. Wanneer wij simpelweg thuis met GoogleMaps alles in het veld nameten, krijgen wij daadwerkelijke afstanden van 2,90 km, 20,1 km, 2,26 km en 400 meter. Van de verwachte verhouding van 1 op 10.000 krijgen we (neem een enkel cijfer achter de komma maar serieus) waarden van één op 9278, 7511 en 10272 horizontaal met de afstand tussen de lijnen op de kaart één op 14085. Deze is een stuk groter dan 1 op 10.000, de afstand blijkt relatief te klein. De horizontale lijnen kloppen zo ongeveer.

cijfers & letters

Alle hoekpunten zijn voorzien van een letter of cijfer. Met 34 kwam men net uit. De I en de J werden blijkbaar als dezelfde letter verstaan. De hoek van de Stulp lijkt een 0 te hebben. Je zou eerder een 9 verwachten, misschien staat daar wel een 9 maar is de staart verdwenen (inkt op?) zowel bij dat hoekje als in de trajectbeschrijvingen rechts. Twee letters daaruit ontbreken uiteindelijk op de kaart.

Aan de Vuursche Steeg zit een inschinkeling van enkele meters. Het oude terrein van Drakesteijn liep iets zuidelijker door dan de tegenoverliggend scheigreppel langs de Koude Laan. Daar ontbreekt een letter C.

In de Zevenlindenweg zit een lichte knik, die op de kaart niet terugkomt. Kennelijk is die toch opgemerkt en bemeten. We zouden op grond van de opsomming verwachten dat dáár een 8 kwam, op de hoek van 8 0(9) stond en op de hoek achter de Stulp een letter T bedoeld was.

opgemeten oppervlakten

We kunnen vermoeden dat de landmeters niet de cartografen waren. Er waren enkele kleine misverstanden die uit de relatie van de harde cijfers met het kaartbeeld blijkt. De gevolgde methode bracht wel met zich mee dat alles controleerbaar was. En daar kunnen wij weer gebruik van maken.

We kunnen kijken of de opgegeven aantal morgen overeenstemt met het aantal hectaren in het veld. Dan zullen we zien in hoeverre dit logisch past op een werkelijke situatie aldaar, bezien vanuit enig kennis en aanwezige relicten.

heerlijkheid

heerlijkheid

Wanner wij op zoek gaan naar een onder heerlijkheid vallend terrein van ruim 60 morgen of 51 Ha, leren wij eerst dat volgens de opsomming van hoekpunten Drakensteijn ook hieronder valt maar dat slechts het terrein op de Vuursche uiteindelijk is opgemeten. Dat is als je tenminste wil uitkomen bij een tot voor kort onbenoemde wal in het noorden (rechts) met een breedte die overeenkomt met de kaart [6-443]. De rest van de kaart is dan hier vanuit te reconstrueren.

eerste deel

eerste deel

Het eerste, westelijke deel heeft in het noordwesten een terrein tussen de Oude Laapersweg en de Nieuwe, voorganger van de Hilversumse Straatweg. Het terrein stond bekend als het Laapersveen en strekte zich uit over de Negen Roeden en waren aldus een expansie van de middeleeuwse situatie. Dit was zeker niet onomstreden met vele archiefstukken tot gevolg. De grens heeft langs de straatweg een inschinkeling, die past bij een grens van drie partijen langs een weg.

Het terrein ten zuiden van de Oude Laapersweg zou nog rond 1750 onenigheid opleveren maar zou tenslotte aan de Bilt blijven. Het hoekje N-M-O is een beetje natte vingerwerk in zoverre dat het afhangt van waar precies die Nieuwe Laapersweg liep, wil je netjes op die ruim 240 morgen oftewel 203,8 Ha komen. We zijn maar uitgegaan van het verlengde van de huidige Leeuwenpalen aldaar.

tweede deel

tweede deel

De strekking in het noorden is voor wat punten 2 en 3 betreft, ingeschat als lopend over enkele hogere punten, die met het kaartbeeld overeenstemmen. Hoewel ten noorden van de weg de relicten uit die tijd, voor zover die er waren, grotendeels door jongere archeologie is vervangen, passen die logisch en leveren de 193 morgen of 165 hectare.

derde deel

derde deel

De knik aan de Vuursche Dijk, Zevenlindenweg levert geen moeilijkheden op. Op de Stulp echter lijken wij met 8(0) – 0(T) of iets te kort of te lang uit te komen wanneer wij of het Pluismeer eronder rekenen of niet. Dankzij kaart [6-443] kunnen wij echter hier duidelijkheid krijgen.

Aan de Stulpse Laan bevindt zich naast het meertje een indrukwekkend wal. De greppel ervan lijkt daarop vroeger tot halverwege het huidige terrein van het meertje doorgelopen te hebben. Hoe we die stippellijnen willen interpreteren, er is op deze kaart sprake van terrein horend bij ‘Eijkelenberg, omtrent 800 roeden lang en 56 roeden breed’.

Als we 0(T) – 6 langs de zuidoost zijde hiervan trekken, past alles een stuk beter. Als we lijn 6 – 7 parallel aan de Stulpse Laan leggen rolt met een beetje geluk 280 morgen, 237 Ha eruit.

Drakesteijn

vermeldingen en gebouwen op de kaart van 1626

De plaatsen van Wernaers Hofstede en het Pannenhuis leveren geen probleem op.

De Dreuvick lijkt halverwege het Pannenhuis en Gooiland niet zo ver af van waar die ook werkelijk is. De grillige weergave van de hoeken en lengten op de buitenlijnen van de kaart ten opzichte van de daadwerkelijke westelijke grens wreekt zich hier echter. Wanneer we het overeenkomstige hoekje echter op de moderne kaart terugzoeken, zitten we in het uiterste noordwesten van het gebied.

De vergravingen vormenden de Hollandse Schans in het noordwesten worden hier blijkbaar voor de Wolfsdreuvick gehouden. Deze is aan een zwerftocht begonnen die het via de kaart van ‘Perk na de heideverdeling’ in het Smithuyserbos en recentelijk naar het terrein tegenover hotel de Hoge Vuursche leidt.

Het lijkt erop dat deze plaats waar de schapen van schout Evert Hendriks ooit geroofd werden, niet meer herkend werd. Er was misschien ook niet veel te zien. De oude schans viel echter wel op. Mogelijk wisten ze de plaats nog wel maar hebben ze de positie ten opzichte van de grens verhaspeld. Het is wat het is..

Het Vrouwe Clooster Velt, het Vrouwenland, bevond zich inderdaad tussen de Nonnegroep (Grup) en de Vuursche Steeg, die inderdaad min of meer op de toren van de oude kerk van Zeist geraaid is.

De zichtlijn op de toren van Baarn is er ook. Onder Barensevelt zullen wij moeten verstaan dat gedeelte behorende tot het oude rechtsgebied van de heerlijkheid dat de facto in bezit was van die van Baarn. Dit bezit werd nog door de deelnemers aan de loterij aangevochten, want het was grotendeels de jura, formeel nog heerlijk rechtsgebied. Uiteindelijk is het grootste gedeelte ook aan Baarn juridisch gekomen. Na gemeentefusie begin negentiende eeuw was het allemaal Baarn.

Boven het Pannenhuis lijk een ‘No. 4‘ te zijn doorgestreept. Het is een beetje onduidelijk. Blijkbaar nog een kleine misverstand.

Het lijkt aantrekkelijk het andere gebouw op deel 1 voor Everts Huis aan te zien, de woning die Schout Hendriks gebouwd had. Maar misschien past beter de achterbuurman, op de plaats waar op [6-443] ‘Conrad Stecks huis daar Jonas woont‘ ongeveer adres Zwarteweg 5.

Caarte-van-de-Eem-landen-Hendrik-de-Leth-1740

De oude hoeve bij de Hoge Beuk aan de Vuursche zal in het begin van de 17de eeuw wel aan de toenemend wegverkeer ten onder zijn gegaan. Maar op het ontstane kruispunt van een weg noord-zuid van Zeist naar Eemnes en één oost-west van Baarn naar het Gooiland waren er mogelijkheden. Van de gebouwen in deel 2 lijkt het aantrekkelijk daar (de voorgangers van) ’t Groenewoud en de Roskam in te zien. Maar binnen 20 jaar zouden er nog enkele huizen staan en het is niet duidelijk welke dan welke huizen worden. De Roskam is een typische herberg naam. Er is geen doorslaggevende reden aan te nemen dat de bewoners primair boeren waren.

de Zeven Linden rond 1875 foto in bezit van HK Baerne

Anders licht het met het huis in deel 3. Op [6-443] is daar ‘Buerwycks huis met de grote kamer’. Wij kennen het als de Zeven Linden. Voordat de familie Bosch v D. het in 1939 aan de staat overdeed en het gesloopt werd, was het veruit het oudste gebouw in de omgeving. Voor een boerenwoning uit de eerste helft van de 16de eeuw, waar het op bouwkundige kenmerken tot gerekend wordt, is steen een redelijk zeldzaamheid. Pas in de loop van de 17de eeuw worden de oude houten boerderijen langzaam vervangen door stenen. Het had heden ten dage een Rijksmonument van allure geweest.

Glag

Tenslotte is galgenbergh geschreven over het lijnstuk X – W. De galg en rad van de heerlijkheid zelf bevonden zich op het Baarnse Veld meer naar het noorden. We hebben hier te maken met de plaats van de Baarnse galg. De Baarnse onderwijzer en lokaal geschiedenis forser Teunis Pluim heeft zich een eeuw geleden reeds met deze galg bezig gehouden.

grens heerlijkheid middeleeuwen (geel), 19de eeuw (rood), in de loterij van 1626 (oranje)

Pluim meldt in De Eembode 11 mei 1928 het volgende:

Misdadigers, die onthoofd werden, ondergingen hun straf op ’t schavot, dat op den Brink werd opgeslagen, zooals bijv. in ’t jaar 1701 een Duitscher, Hendrik Vlug, die o.a. een zoon van Gijsbert Ratmaker (thans Van Leersum) te Eemnes-Buitendijk in >>de Lindeboom<< had vermoord. Misdadigers, die tot den koorde (de galg) werden veroordeeld, werden buiten het dorp terecht gesteld en bleven aan de galg hangen, tot hun lijk er van zelf afviel. Daarom stond de galg niet in het dorp, maar – zooals men mij verteld heeft – aan de Hooge Vuursche, waar ’t heuveltje nog te zien is. (Van Baarn komende links tegenover de >>Roskam<<, een 50 M. van den weg, in den tuin).

Nu is een moeilijkheid dat de Roskam natuurlijk niet onder Baarn viel maar op de Vuursche stond.

In een stukje uit de Soester Courant 29 januari 1937 (p. 11) is het heuveltje nogmaals vermeld. Een stukje over de aanleg van een nieuw fietspad bevat het volgende:

… “Zeven Lindensche pad”. … Aan het begin van dit pad moet eenmaal de galg hebben gestaan van het Hooge Gerecht van Baarn en aan horige dorpen.

Wanneer we voor tegenover bij Pluim schuin tegenover of in de buurt van lezen, kunnen we verder kijken. Aan de rand van Baarn, nabij die kruising is een logische plaats voor een galg. Met het oog op de hoogtekaart zijn er twee mogelijkheden. Het zou goed kunnen dat het heuveltje volledig verdwenen is bij de bebouwing van het gebied.

westelijke terrein

Wat echter het meest waarschijnlijk lijkt, uitgaande dat die 50 meter wel klopt, is dat een schamele restant nog aanwezig is op het terrein op de hoek van de Zevenlindenweg en de Hilversums Straatweg. Het heuveltje is dan voor het grootste deel afgegraven en ook niet meer van buitenaf zichtbaar. Wel op de hoogtekaart, die een ronde basis nog toont van nog hooguit maar halve meter hoog. Het lijkt in dit geval mogelijk dat het een oude grafheuvel betreft. De plaats op de kaart van 1626 lijkt dit te bevestigen.

Het voorkomen op de kaart strekt de oudheid tientallen jaren op. Tussen 1597 en 1625 schijnt de strook tussen Vuursche Dijk en de Weg Tussen Vuursche & Baarnse Berg daadwerkelijk Baarn te zijn geworden. En een galg staat altijd in het gerecht waar die bij hoorde, meestal aan de rand. Dus vanaf toen was het mogelijk die daar op te richten.

oostelijke terrein

Maar als de stad Baarn begin 17de eeuw een eigen galg hadt staan, waarom niet al begin 16de eeuw, toen de plaats reeds regelmatig overlast ervoer van met name de richting van het Gooiland? Maar die kan dan dáár niet gestaan hebben. Schout Francois de Lattre heeft de kaart van 1597 zelf getekend en vond in elk geval zelf dat zijn recht tot het uitdelen van boetes en dergelijke nog wel tot het pad tussen de twee bergjes uitstrekte. Als Baarn als stad in de middeleeuwen een galg had opgericht, zij stond dan zeker in haar recht, al is er niets over bekend, dan komt een terrein iets ten oosten in aanmerking. De grond daar vertoont een merkwaardig complex van wallen die driehoeken maken. Weliswaar niet meer direct aan het terrein weergegeven op ons kaartje, toch dichtbij. Als eenmaal een galgenberg stond, ligt het ook niet voor de hand dat men die een stukje gaat verplaatsen, hoewel het de stad natuurlijk wel vrij stond. Wie weet?

archeologie

wal van Hendriks (oranje), scheiwallen op kaart (geel) en geassocieerde wallen (groen)

De kaart heeft enkele consequenties voor de archeologie.

Wij hebben eerder over Drakesteijn stenen op de Vuursche gespeculeerd. Wij vernamen over een ‘nieuw gescheit’ op de kaart van Sinck uit 1619. Waren het alleen nog de twee nu aanwezige stenen, die beide op deel 1 staan, was het nog maar de vraag. Maar Raven heeft in het verleden nog een derde vermeld in het blad Oud-Utrecht, staande bij de zogenoemde Zes Wegen. Als deze drie een landgoed Drakesteijn op de Vuursche verkondigen, na de loterij van 1626 verloor dit alle betekenis.

Aldus met voortschrijdend inzicht kunnen we stellen dat de stenen toch geplaatst zijn door de familie van Veen en waarschijnlijk rond 1619.

En dan zijn er die scheiwallen van de loterij. Stonden die misschien al veel eerder, zijn zij in het jaar voorafgaand aan de loterij gezet of zijn zij later gezet? Het verhaal van de Drakensteijn stenen maakt de waarschijnlijkheid van een vroege zetting minder.

Niet alle scheidingen van toen zijn in het veld als wal aanwezig, misschien ook nooit geweest. Op zich kon een rij palen ook volstaan. Op onze kaart geeft Q een plaats aan schijnbaar zonder hoekpunt. In het veld zien wij daar echter resten van een wal, die bij de verloting geen scheiding was, want beide zijden deel 2. Wel loopt deze in het verlengde van lijn 5 – 4, tussen part 2 & 3.

Ook loopt er door deel 3 een aanzienlijke wal, zelfs voor een stuk dwars over de brede oude wal van schout Evert. Deze loopt parallel met de andere lange wallen en stopt op een oost-west lopend stuk van Everts wal.

Wat zou de zin van deze wal zijn geweest voor de winnaar van de derde part? Dat plaats Q daar genoteerd staat, pleit ervoor dat die wal er toen al, functieloos stond. Het heeft er dus nog het meest van weg dat de heren van Vianen en van Rheede na de initiële koop in 1625 alle lange wallen hebben uitgezet. Achteraf iets meer gedaan dan nodig. Wellicht wilden zij hun opties openhouden en moesten zij nog nader bezien de Vuursche in drie, vier, vijf, ze of zeven parten te verdelen. Uiteindelijk werden het dus 4, waarvan 3 parten verloot zijn.

feedback?

YJK

appendix

oppevlakten en beloop

————————-morgen——-roeden———Ha——————traject

eerste deel————240————471———-203,80011——— a b c d e f g h i k l m n o p r

heerlijkheid————-60————205———-051,07305——— a b r p 1 z r s

tweede deel———–193————164———-165,22644——— r z 1 q 2 3 y x w u v 4 5

derde deel————-280————-40———-237,04840——— 5 4 v u w 8 0 t 6 7

totaal———————774————280———655,50840

maten

1 Stichtse morgen = 600 roeden = 8464 m2

1 Stichtse roede (o) = 14,1 m2

1 Stichtse roede (l) = 3,756 m

1 Stichtse duimstok van 10 duimen van 2,616 cm of 120 Lijnen van 0,21802 cm

schaalverdeling

gemeten——————kaart———-GoogleMaps—— ± 1 op ——200 roeden- = —7,75 cm

schaal 200 roeden——07,63 cm——–751,2 m———–09845——-10.000———–7,75 cm

bovenste lijn 1———–31,75 cm———2,90 km———-09134——–09278———-32,25 cm

middelste lijn 2———-27,18 cm———2,01 km———-07395———07511———27,61 cm

onderste lijn 3———–21,40 cm———-2,26 km———-10561——–10727———21,74 cm

tussen lijn 1 en 3——-02,84 cm————400 m———–14085——–14307———02,88 cm