Dinsdag 25 september. P. de Baar
Nadat op maandag 24 september de opgraving formeel begonnen was met de openingshandeling door de burgemeester en wethouder Knape, stond de volgende dag in het teken van het opschaven van de oppervlakte, die door de regen in het weekend een soort grauwsluier gekregen had. Daardoor waren de eerder zo scherp zichtbare sporen vrijwel helemaal vervaagd. Op sommige plekken was er zelfs bovenop klei een dun laagje zand gespoeld, of op grijs zand lag ineens een soort waas van bruinig zand. Begonnen werd met het middenterrein, dat in ieder geval droog was. Maar het was wel duidelijk dat alles wel heel nat was, en dan is schaven niet zo ideaal. Daarom werd de pomp naar de put gesleept en begon zijn werk. De gevolgen daarvan werden met het uur beter zichtbaar: enorme vlakken die sinds de aanleg bijna veertien dagen geleden constant onder water gestaan hadden, kwamen nu weer ‘boven’. Toen de pomp zelfs de put waarin de aanzuigslang lag tot op de bodem toe leeggepompt had, moest hij weer afgezet worden, omdat het laatste water niet zo snel meer toevloeide. Maar ook al is het laatste hoekje nog niet droog, er is nu in ieder geval voldoende oppervlakte beschikbaar om woensdag flinke lappen te kunnen schaven. Aan de arbeid dus, voor senior-archeoloog Willem Jezeer, een aantal leden van de Archeologische Vereniging Rijnstreek (gewoonlijk AWN genaamd) en (maximaal) zes vrijwilligers uit Katwijk (of elders). Daarover zal een volgende keer verslag gedaan worden.
vrijdag 28 september Opgraving vol sporen! P. de Baar
Begunstigd door het fraaiste nazomerweer dat maar wenselijk is, werd de
afgelopen dagen verder gewerkt aan het droogmaken van het terrein, het schaven
van vlakken en het couperen van enkele vlekken. Het droogmaken is, zeker nu het
niet geregend heeft, dusdanig gelukt dat nu zo goed als alles droog is, zeker
als er ’s-morgens even gepompt wordt. Integendeel, er dreigt nu iets anders:
stuiven van zand, vooral van de storthopen. Maar met niet al te veel wind
hoeven we nog niet bang te zijn voor een zandstorm als in de Sahara, waardoor
alles weer overstuift en je weer opnieuw kunt gaan schaven.
De vlakken die langere
tijd onder water gestaan hebben, zijn nu al deels geschaafd, zodat de sporen
weer duidelijk worden. Dat is vooral nodig om op de Open Dag, zaterdag 29
september van 10 tot 16 uur (iedereen is welkom, maar liefst wel met laarzen!),
de bezoekers te kunnen tonen waar de sporen zijn en hoe de plattegrond van de
gevonden boerderijen eruit gezien kan hebben. Dit schaven is een moeizaam
karwei, maar moet nu eenmaal gebeuren; voorlopig zijn er (ook veel Katwijkse)
handjes genoeg om dat niet urenlang te hoeven doen.
En dan het couperen of
anderszins uitgraven van vlekken die gevonden zijn en waarvan verwacht wordt
dat er wel vondsten in gedaan kunnen worden. En inderdaad is er wel een en
ander gevonden, zoals een Merovingisch kommetje met een soort radversiering,
waarbij de natte klei van de al wel gevormde pot behandeld is met een soort
radje, waardoor er twee ringen met min of meer identieke indrukken ontstaan
zijn. Ook is een soort peddel gevonden, waarvan de steel wel erg kort is:
indertijd al afgebroken of pas later in de grond gezet als een soort steun en
toen afgebroken, of gewoon deels verrot? Zo geeft alles wat je opgraaft leuke
puzzeltjes.
In de gecoupeerde
vlekken, waar dus de helft van een min of meer ronde donkere verkleuring
uitgespit wordt om het profiel te kunnen bestuderen, en de uitkomende grond
heel zorgvuldig bekeken wordt op voorwerpen of vondsten, werd heel wat bot
aangetroffen. De gedachte is dat het slachtafval is. Helaas is het in zo’n
slechte staat, dat als je bijvoorbeeld een aantal kiezen mooi op een rijtje
ziet, bij het uitpeuteren alles losraakt en je alleen de kiezen overhoudt – die
zijn door het glazuur haast onverwoestbaar, maar de kaak waar ze in zaten, is
soms alleen nog maar een soort bruine vlek. Maar misschien kan later nog eens
gekeken worden van welk dier die kiezen waren, zodat we weten of bijvoorbeeld
een stal bewoond werd door paarden, koeien of gapen/scheiten (voor wie dat niet
begrijpt: omdat het verschil tussen botten van geiten en schapen vrijwel niet
te zien is, wordt in de archeologie altijd gesproken van geit/schaap, en als je
dat samenvoegt krijg je een nieuw woord: gaap of scheit). En wellicht kan zo’n
deskundige ook nog wat zeggen over de leeftijd van het dier waar de tanden van
waren: een kalfje, een rundje of een volwassen koe of stier. En zo graven we
verder….
Zaterdag 29 september: Open Dag! P. de Baar
De Open Dag mag met recht een succes genoemd worden, al was het aantal
bezoekers niet echt groot. Maar in een weldadig najaarszonnetje hebben ze wel
waar gekregen voor hun moeite om door een wildernis de opgravingsputten te
bereiken. Ze konden daar de opgravers aan het werk zien en konden langs de in het
zand gekraste lijnen rond de gevonden sporen lopen om daar uitleg te krijgen
over hoe al die sporen geïnterpreteerd moeten worden. En als ze geluk hadden,
konden ze er getuige van zijn dat er juist een scherf of stuk hout aangetroffen
werd, en dan natuurlijk heel voorzichtig uitgetroffeld of uitgegraven (als het
wat dieper zit, zoals houten paaltjes). De ene keer is het een aardige vondst,
maar er worden ook zaken gevonden waarvan de vinder niet echt enthousiast
wordt, zoals kiezelstenen (maar ook die zijn voor de archeologen interessant,
want die zijn hier ook wel door menselijke activiteit terechtgekomen), of een
tabakspijpje (een getuigenis van wellicht een akkerbouwer die bezig was zijn
oogst binnen te halen en daarbij zijn tere kleipijpje brak en ter plaatse
achterliet). Trouwens, aan de grootte van een pijpje is al af te lezen of het
een vroege (1600 à 1700) of een late (19e eeuw) is, en aan het hielmerk kun je
vaak de tabakspijpmaker herkennen. Van veel pijpmakers is bekend van wanneer
tot wanneer ze actief waren, zodat dit een behoorlijk exacte indicatie is voor
de datering ervan, en daarmee soms van de laag waarin de pijpekop aangetroffen
werd.
Ook degenen die de
opgraving verrichtten zijn met een tevreden gevoel huiswaarts gekeerd. Er werd
per saldo toch best wel wat gevonden, wat altijd weer bevrediging schenkt.
Inmiddels is een vijftal bakjes vol vondsten gereed om gewassen te worden,
waarna bij enkele scherven van één en dezelfde pot gepuzzeld kan worden en als
er inderdaad scherven aan elkaar passen, die gelijmd worden. En als er dan niet
al te veel aan ontbreekt, kan zelfs tot restauratie overgegaan worden, dus het
invullen van ontbrekende delen met gips. Dat witte gips krijgt eventueel een
kleur door verfstof van de goede kleur aan het gips toe te voegen, of het witte
gips achteraf in de goede kleur bij te schilderen (al moet altijd zichtbaar
blijven dat het een restauratie is).
Er gaat dus nog heel wat
werk zitten in de behandeling van de vondsten. Na wassen (en drogen) en soms
puzzelen, moet alles gedetermineerd worden, opgemeten of gewogen, van
vondstkaartjes voorzien (anders weet je binnen de kortste keren niet meer waar
welk scherfje of voorwerp gevonden is) en in opgeborgen in plastic zakjes of
zakken (bij grotere hoeveelheden uit één vondstnummer). En als dan alles
volgens de (zéér gedetailleerde!) regelen der kunst verwerkt is, naar een
definitieve bewaarplaats overgebracht. Maar de mooiste zaken zullen niet zomaar
roemloos in zakken in een donker depot verdwijnen waar niemand ze kan zien;
integendeel, in het Katwijks Museum zal er een vitrine ingericht worden waar
ook de geïnteresseerde Katwijker (of andere museumbezoeker) ze kan bekijken.
Dus komt dat zien! (al duurt het nog wel enkele dagen voor het zover is). En
komt het horen! Want op woensdagavond 3 oktober is om 20.00 uur daar de lezing
door Henk van der Velde over de vroegere opgravingen in de Zanderij. Toegang
gratis! Dus tot ziens.
Donderdag 4 oktober: vervolg opgraving Katwijk-Zanderij fase 9. P. de Baar
In de afgelopen dagen (dinsdag, woensdag en donderdag) is verdergegaan met
het couperen en uitprepareren van de sporen van de aangetroffen
huizen/boerderijen. Dat leverde flink wat vondsten op, maar meest bestaand uit
kleine scherfjes en botjes. Echt spectaculaire zaken zaten daar niet tussen. We
moeten ons dus maar tevreden stellen met bijvoorbeeld nog weer een scherfje met
radjesversiering, dat misschien wel past aan de eerder opgegraven scherven van
een potje. Daar moet te gelegener tijd maar eens op gepuzzeld worden.
Maandagavond en dinsdag
is stevig doorgewerkt om alle vondsten tot nu toe te wassen; dat gebeurt in
Alphen aan den Rijn. Zo’n driekwart van alle vondsten is nu schoon, althans
schoon genoeg voor het moment; soms moet later nog eens wat achtergebleven zand
gepeuterd worden uit kleine gaatjes, of een aanslag verwijderd. Zo zijn er
meerdere scherven beroet tijdens het in of boven het vuur staan tijdens het
koken. Nu liggen die vondsten te drogen – helaas is het geen hoogzomer meer,
zodat een volle week zeker wel nodig is om alles door-en-door droog te krijgen.
Daarna kunnen de droogrekjes weer leeggeruimd worden en de inhoud in plastic
zakjes verpakt voor determinatie en eventueel puzzelen of zelfs restauratie in
een latere fase.
Als een soort staalkaart
van wat er in deze opgraving al gevonden is, zijn enkele vondsten, nog wel een
beetje vochtig en daarom nog niet gelijmd, in een vitrine in het Katwijks
Museum tentoongesteld. Daar zijn ze tijdens de normale openingsuren te zien.
Een tweede vitrine zal volgende week ingericht worden. Te zien zijn scherven,
met een grote slinger versierd of met radjesversiering (tien scherven van
hetzelfde potje), maar ook een merkwaardige steen, mogelijk ooit opgeraapt
langs het strand of de oever van de Oude Rijn en naar de Zanderij gebracht en
daar weggegooid of verloren. Ook is er een negentiende-eeuwse pijpenkop te
zien, die door een zandgraver of schorsenerenteler is weggegooid.
Woensdagavond was in het
Katwijks Museum de lezing door Henk van der Velde als eerste in een reeks van
drie. De zaal was met zo’n vijftig toehoorders haast helemaal bezet. Hij
vertelde dat hij lange herinneringen aan Katwijk heeft: 22 jaar geleden was
zijn eerste klus als professioneel archeoloog juist daar. Het is ook een van de
oudste plekken waar intensief gegraven is; al in 1772 liet Johannes le Francq
van Berkhey een gravure maken van het afzanden, waarbij de humuslagen en
spontane watervallen heel mooi in beeld gebracht zijn. Zo behandelde hij alle
activiteiten die in en om Katwijk op archeologisch gebied ontplooid zijn,
vooral voor de Romeinse en Vroegmiddeleeuwse perioden. Vanzelfsprekend ging dat
door tot de huidige dag, want van zijn bedrijf ADC zijn er medewerkers bezig
zowel in de Zanderij als in Valkenburg naast de N206, Tjalmaweg, waar de
Romeinse weg is aangetroffen en ongelofelijke hoeveelheden Romeins afval
gevonden. Beide opgravingen hebben boven verwachting veel materiaal en sporen
opgeleverd, al miste hij nog wel een mijlpaal, een grafveld bij de Zanderij en
een burcht van een lokale edele (zelfs het woord koning viel). Maar dat zijn
natuurlijk de wensdromen van een bevlogen archeoloog. In ieder geval kreeg hij
van een aandachtig en tevreden publiek een welverdiend applaus.
Woensdag 10 oktober zal
de volgende lezing plaatshebben door Jasper de Bruin over de opgravingen uit de
Merovingische periode in Oegstgeest bij museum Corpus. Komt dat horen en zien!
6 oktober: En de gravers groeven verder P. de Baar
De afgelopen week werd rustig doorgewerkt aan het uitgraven van sporen, met
name door het couperen. Dat betekent het in twee delen scheiden van een vlek of
spoor in de grond, groot of klein, en het uitgraven van één helft ervan.
Daarbij wordt de scheiding scherp afgestoken om te kunnen zien hoe diep een
ingraving gaat, of er b.v. hout in zit (variërend van een dun staakje tot een
flinke balk) en hoe de vorm van de verkleuring precies is. Zodra dat klaar is,
wordt van het profiel van de bewaarde helft een foto gemaakt (vaak meer dan
één) en daarna wordt het profiel getekend op millimeterpapier. Dat is op
schaal, zodat achteraf de foto en tekening samen een volledig beeld geven van
de doorsnede van het spoor. Daarna wordt ook de tweede helft uitgegraven en als
dat nodig is, de uitgekomen klei of zand zorgvuldig doorwoeld en fijngewreven
op zoek naar scherven of ander hard materiaal. De vele aangetroffen wortels van
riet kunnen we missen als kiespijn, maar zelfs kleine stukjes houtskool,
grindsteentjes en brokjes hout worden in een plastic vondstenbakje gedeponeerd,
van een watervast vondstkaartje voorzien (want anders kun je later niets meer
terugvinden), in een plastic zakje gestopt, gewassen, gedroogd, gedetermineerd
en eventueel gepuzzeld en gerestaureerd. Dat is dus nog een heel lange weg vóór
alles in kannen en kruiken is en het eindrapport opgesteld kan worden. Het
geduld van velen, met name uit Katwijk, zal dus flink op de proef worden
gesteld, maar je kunt geen ijzer met handen breken en vooral de noeste werkers
van de AWN-Rijnstreek werken nu eenmaal niet een normale werkweek lang aan deze
zaken, maar slechts een aantal uren in de week. Het moet wel vrijwilligerswerk
blijven!
Het uitgraven van de
sporen vorderde goed; hele stukken zijn afgewerkt. Wanneer de komende week een
kraan de put komt vergroten, kan desnoods een flink deel van de stort al in de
bestaande put gegooid worden. Wel zijn er nog een paar hoeken niet echt aan
snee geweest, onder meer vanwege de nabijheid van de stort, waardoor er wel
eens gevaar voor een diepe put zou kunnen ontstaan. Maar als de stort weg is en
de bovengrond weggegraven, kunnen op de plaatsen waar vermoed wordt dat er
aardewerk of ander materiaal in de grond zit, pas goed flink diepe sleuven of
putjes gegraven worden. Ook midden op het terrein is er een zeer grote put
waarin ongelofelijk veel botmateriaal zit, vooral slachtafval. Daar zijn al
vele moeders met kinderen bezig geweest om uit de vette klei, die aan alles
blijft plakken en soms even afgespoeld moet worden, die botten te verzamelen.
Vooral de kinderen vinden het prachtig om dat materiaal uit de bagger te
bergen, en een meisje dat vijf minuten voor tijd nog een fraaie onderkaak van
vermoedelijk een schaap vond, was helemaal in de wolken. Zo kan je dag toch
niet meer stuk? Dat ze vanwege de modder er als kleine zwijntjes uitzagen,
mocht de pret niet drukken – en na een flinke douche is het allemaal weer snel
vergeten. Ook zaterdag is er op volle kracht doorgewerkt in dit moddergat en
nog zoveel boven water gehaald dat daar ook komende week nog wel wat
doorgemodderd zal gaan worden. Daarover zullen we komende week verder
vertellen. En zaterdag 13 oktober (tussen 10 en 16 uur) is iedereen weer welkom
om het terrein te betreden (waarbij laarzen wel onmisbaar zijn) en met eigen
ogen te zien hoe de opgraving in zijn werk gaat. Alvast van harte welkom!
Donderdag 11 oktober: En de put groeide en groeide… P. de Baar
De afgelopen dagen stonden in het teken van het vergroten van de bestaande
opgravingsput, met name op de plekken waar vermoed wordt dat sporen van
Merovingische boerderijen doorlopen. Inderdaad kon door het weggraven van de
bovengrond een flink stuk spoor vervolgd worden tot duidelijk werd dat het
einde bereikt was, te zien aan een plek waar het spoor ophield op de plaats
waar je de toegang tot de boerderij kunt verwachten. Daarmee was wel een lengte
van de volledige boerderij van zo’n dertig meter bereikt, hetgeen wel
uitzonderlijk te noemen valt. Wellicht is dat de geboorte van een nieuwe
soortnaam: de Katwijk-boerderij. In de archeologie zijn veel nieuwe verschijnsels
genoemd naar de plek waar die voor het eerst gevonden zijn, zoals de
Vlaardingencultuur of Swifterbantcultuur.
Alle sporen in de oude
put zijn inmiddels afgewerkt, dus gecoupeerd, uitgetroffeld, hout geborgen, op
metaal afgepiept en vanzelfsprekend gefotografeerd en getekend (als dat de
moeite waard was). Daarmee is een geweldige hoeveelheid documentatie verzameld,
die nog volledig verwerkt moet gaan worden – een klusje dat niet een paar
weken, maar wel maanden in beslag zal gaan nemen. Natuurlijk kunnen er wel snel
voorlopige conclusies getrokken worden, maar voor de precieze uitwerking is
veel meer nodig. Zo moeten alle vondsten gewassen, gedetermineerd en in een
databestand ingevoerd worden; ook iets wat niet in een handomdraai gerealiseerd
kan worden. Afgelopen maandagavond heeft een drietal studenten archeologie een
flinke bijdrage geleverd door het wassen van vuile vondsten en inpakken van al
gewassen materiaal, waarvoor vanzelfsprekend zeer veel dank past. Dinsdag is de
rest gewassen, zodat er op dat gebied gelukkig geen achterstand is. Overigens
zijn wij de studenten archeologie in zijn algemeenheid zeer veel dank
verschuldigd. Door hun bijdrage konden grote aantallen coupes gezet worden,
getekend, geschaafd en wat al niet, wat niet haalbaar geweest zou zijn als we
alleen met AWN’ers en vrijwilligers uit Katwijk e.o. hadden moeten werken. Dat
voor sommigen in het kader van een soort stage hier studiepunten mee te
verdienen zijn, doet daar absoluut niet aan af; beide partijen zijn met de
inzet zeer tevreden.
Woensdagavond was de
tweede lezing in het kader van deze publieksopgraving. Jasper de Bruin sprak
voor een weer vrijwel volledig gevulde zaal in het Katwijks Museum over de
opgravingen naar een Merovingische nederzetting en de daarbij behorende
kunstwerken (blijkend uit grote ingegraven palen, vermoedelijk kadewerken) in
de buurt van museum Corpus langs de A44 onder Oegstgeest. Dit was een prachtige
opgraving in heel wat jaarlijkse campagnes, waar haast een generatie
archeologen met het nobele handwerk van de archeologie te velde vertrouwd is
gemaakt. Zelfs nu nog wordt daar gegraven; wie wel eens over de N206
(Tjalmaweg) rijdt, kunnen de enorme hopen grond in die hoek niet ontgaan zijn.
Vanzelfsprekend probeerde hij een relatie te leggen tussen wat hij daar
gevonden heeft en wat er nu in Katwijk-Zanderij fase 9 aan het licht is
gekomen. Zijn betoog zal velen aangesproken hebben en duidelijk gemaakt wat
voor groot belang ook de Katwijkse opgraving voor de Nederlandse archeologie
heeft.
De kraan gaat
onverstoorbaar verder met het vergroten van de put, zodat er nog meer
opgravingsvlak beschikbaar komt. Zaterdag 13 oktober kan iedereen zich ter
plaatse laten voorlichten door een bezoek te brengen aan de opgraving, in het
kader van de Nationale Archeologie Dagen (NAD). Je kunt daar dan zien hoe de
opgraving aangepakt is en hopelijk zijn er dan nog heel veel sporen te zien,
zodat uitgelegd kan worden hoe een Merovingische boerderij er in plattegrond
ruwweg uitgezien heeft. Alvast welkom, maar denk wel aan laarzen!
Zaterdag 13 oktober: Nationale Archeologiedagen (NAD) P. de Baar
De Nationale Archeologie Dagen (NAD), in veel plaatsen drie dagen beslaand, van vrijdag 12 tot zondag 14 oktober, is in Katwijk-Zanderij fase 9 op de zaterdag aangewend om zoveel mogelijk Katwijkers (en anderen) te laten zien wat er bij hen ‘om de hoek’ aan archeologisch onderzoek aan de gang is. Overigens is er nog een plaats waar in dat kader het nodige te zien was: in het Torenmuseum in Valkenburg en de opgraving langs de N206 (Tjalmaweg) daar. Wie daar niet voor gereserveerd had of nog niet genoeg archeologie gezien had, kon ook nog doorstromen naar de Zanderij. Daar was zelfs op vrijdag nog een route door waterplassen en onkruid gebaand voor bezoekers die geen waterdicht schoeisel hadden.
Ook in de put was rekening gehouden met veel bezoek: afgezien van een gemakkelijke toegang tot de put werden tal van sporen ingekrast en van plastic vondstnummertjes voorzien. Zo zie je een plattegrond veel beter. Natuurlijk kun je ook op een storthoop klimmen voor een overzicht van een deel van de put, maar dan zie je het soms nog niet echt goed. In ieder geval hebben velen weer van deze activiteit genoten, vooral begunstigd door een weldadig zonnetje.
De AWN-Rijnstreek kon niet op volle sterkte uitrukken omdat er tegelijkertijd ook in Alphen aan den Rijn activiteiten in het kader van de NAD ontplooid moesten worden, maar er waren genoeg noeste gravers aanwezig om het publiek een goede indruk van de werkzaamheden te bieden en tekst en uitleg te geven.
En dan zien we nu uit naar de laatste lezing in de reeks van drie, op de woensdagen om 20.00 uur in het Katwijks Museum. Deze zal op 17 oktober gehouden worden door Menno Dijkstra, die een dik proefschrift geschreven heeft over de geschiedenis en archeologie van de mondingen van de Rijn en de Maas in (ook) de Merovingische periode. Hij zal ons vertellen over wat hij allemaal uit oud archeologisch onderzoek heeft kunnen halen en welke problemen oude kronieken en andere handschriften de geschiedkundigen bereid hebben bij hun interpretatie van bijvoorbeeld plaatsnamen uit die geschriften. Ook nu is iedereen weer welkom; toegang gratis.
De opgraving zelf duurt nog de hele week, maar is al volgeboekt voor wat belangstellende Katwijkse helpers betreft…

Donderdag 18 oktober: het einde van de opgraving Zanderij nadert! P. de Baar
Omdat komende zaterdag 20 oktober de laatste dag van de opgraving zal zijn,
is er de afgelopen dagen nog hard gewerkt om binnen die gestelde tijd alles
netjes af te werken. Er is nog een extra sleuf getrokken, waar – zoals verwacht
– vooral ploegsporen aangetroffen zijn. Het gewenste grafveld, en misschien nog
wel meer Merovingische boerderijen of wat al niet, zal dus wel niet meer
ontdekt worden, mocht het er zitten. Maar nu al kan gezegd worden dat alle
inspanningen tot nu toe en nog te leveren, zeer veel opgeleverd hebben.
Ook nu gaat het vinden
van vooral bot, maar toch ook wel scherven van potten en pannen, gewoon door.
Die van de vorige week zijn grotendeels gewassen, maar er bleef toch nog wel
wat over; de achterstand is in ieder geval overzienbaar. Over een paar weken
zal dit wel klaar zijn en dan kan er gedetermineerd gaan worden. Dat er dan
eens een maandagavond uitvalt dat er niet gewassen wordt omdat er een lezing is
(op 29 oktober), zal de zaak niet geweldig ophouden. Maar zoals al eerder gezegd
zal het totaal afwerken van de hele opgraving nog de nodige tijd duren.
Afgelopen woensdag was
de laatste lezing in de cyclus van drie lezingen over de Merovingische tijd in
Katwijk en omgeving. Menno Dijkstra vertelde een groot en geboeid publiek over
zijn interpretatie van de opgravingen in deze streek en vooral welke
gevolgtrekkingen daaruit gemaakt kunnen worden ten aanzien van de geschiedenis
van de Oude Rijn en de bewoning daarbij. Dit werd geïllustreerd met veel
kaartjes en foto’s, zodat het publiek een prima idee kon krijgen hoe het er in
die tijd wellicht uitgezien heeft. Door deze cyclus zullen velen een veel beter
inzicht gekregen hebben, en dat was de bedoeling ervan. Voor de genoten
gastvrijheid in het Katwijks Museum zijn wij zeer dankbaar. Inmiddels heeft het
bestuur van de afd. Rijnstreek besloten om, zodra de uitwerking van de
opgraving ver genoeg gevorderd is, nog een keer een lezing in Katwijk te houden
over de resultaten ervan en in hoeverre er bestaande vragen beantwoord zijn en
wat de bijdrage van deze opgraving is aan de geschiedschrijving van Katwijk in
de Merovingische tijd. En dan kan hopelijk het filmpje met drone-opnamen
getoond worden, dat nu wegens technische problemen niet wilde werken. Daarvoor
is dat toch echt te leuk. Dit houdt dus een belofte voor de toekomst in, waar
het Katwijkse publiek toch ook van moet kunnen genieten. Wordt dus toch nog
vervolgd…
Zaterdag 20 oktober: eind goed, al goed! P. de Baar
Zoals altijd wegen de laatste loodjes het zwaarst en gelukkig kwam zaterdag
een van de vrijwilligers met een mini-gravertje helpen, zodat er nog veel
sporen gecoupeerd konden worden en er nog veel hout uitgegraven werd. Met een
flinke groep schavers konden de sporen afgewerkt worden waar heel veel bot,
aardewerk en zelfs glas (uiterst zeldzaam in Merovingische context) uit
getroffeld werd. Kortom, alles wat we wilden opgraven is afgewerkt en heeft tot
een flink aantal vondsten geleid, die nu gewassen en verder behandeld zullen
worden. Zodra dat mogelijk is zal verder bericht worden over opvallende zaken
en een algemeen overzicht gegeven worden.
Dat deze opgraving een
succes is geworden, was er zeker ook aan te danken dat de weergoden ons
ontzettend gunstig gezind waren. Om in september en oktober dag-in dag-uit in
een lekker zonnetje te mogen werken, is toch fantastisch? En dan de hoeveelheid
werk: niet te weinig, maar gelukkig ook niet te veel, want het gaat aan het
hart van iedere archeoloog als er tal van sporen niet afgewerkt kunnen worden
of putten waarin heel veel vondstmateriaal zit, niet geleegd kunnen worden.
Kortom, bij iedereen alleen maar tevreden gezichten.
Vrijdagmiddag en
zaterdagmiddag werden de deelnemers hartelijk bedankt voor al hun inzet en
arbeid. Daarbij moeten speciaal genoemd worden de senior-archeologen Willem
Jezeer en Channa Cohen Stuart, die alles in goede banen geleid hebben en met
hun expertise zaken gezien hebben die minder ervaren (vrijwillige) archeologen
zeker gemist zouden hebben. Dan de AWN’ers, zowel van Rijnstreek als van andere
afdelingen. Vervolgens de studenten, die een geweldige steun bleken te zijn. En
tot slot de Katwijkers die in zo groten getale hebben meegewerkt en daar de
eerste beginselen van de archeologie hebben meegemaakt. Zij allen waren de
nijvere mieren in de werkput, maar daarnaast hebben ook vele anderen een
onmisbare bijdrage geleverd, zoals (zonder naar volledigheid te willen streven)
de gemeente Katwijk (met name Joke Ouwehand), het Katwijks Museum voor de
lezingen en vitrines, fotografen, metaaldetectoren, de bestuurder van de
mini-graver en ga zo maar door. De opgraving heeft ook voor heel veel
publiciteit gezorgd, tot in de NRC toe, en trok veel publiek, vooral op de Open
Dag en de Nationale Archeologiedagen. En ook de financiers past veel dank; zij
zijn genoemd op de website.
Op zaterdag was
onherroepelijk het einde. Na het afscheid nemen van veel personen die in de
loop der tijd goede bekenden geworden waren, moesten nog even alle vondsten en
voorraden ingeladen worden en daarna volgde een ‘concert voor twee stofzuigers’
om de kilo’s zand die in de vloerbedekking gelopen waren, weg te zuigen en
alles schoon achter te laten. Het was dan ook met een zucht van verlichting dat
het hek dichtgetrokken werd, maar toch eigenlijk ook wel met een beetje
weemoed. Tabeh, Zanderij!
Dinsdag 13 november: er wordt nijver verder gewerkt P. de Baar.
Vandaag twee wetenswaardige
feiten: de put is dichtgegooid en de directiekeet na gebruik door ons weer
netjes opgeleverd, tot tevredenheid van die directie. Alle spullen zijn weer
terug in Alphen aan den Rijn. Daar is vandaag begonnen met het opbergen van de
meest in de weg staande zaken. Zo zijn alle schoppen schoongemaakt en in het
vet gezet, zodat ze niet wegroesten. Maar er zal nog flink gestouwd moeten
worden om alles weer op zijn oude plek te krijgen.
Het wassen is voltooid waar
het bot, aardewerk en minder vaak voorkomende zaken als glas, hutteleem,
natuurlijke steen (hardsteen, tufsteen, grind, een wetsteen) en wat houtskool
betreft. Dat is mooi, want dat kan komende dinsdag, als alles droog is,
ingepakt worden, zodat er daarna aan de determinatie begonnen kan worden. Zoals
haast onvermijdelijk zijn de vondsten met de laagste nummers het allerlaatst
aan bod gekomen om te wassen, en omdat het nu eenmaal het handigste is om met
vondstnummer 1 te beginnen met determineren, moet er dus nog even gewacht
worden. Maar de databases waarin de gegevens ingevoerd moeten worden, zijn al
gemaakt of staan in de steigers, zodat er al snel begonnen kan worden. Dat
invoeren is wel een kwestie van lange adem, een wel zeer lange ademtocht van
zeker enkele maanden. En dan komen nog alle foto’s, coupe-tekeningen,
spoornummers enz. enz. Gelukkig krijgen we enige versterking in het verwerken
van die enorme hoeveelheid zaken en gegevens.
Is daarmee het wassen afgelopen?
Nou nee, er staan nog twee grote emmers en een aantal zakken, waaronder flink
grote, met monsters. Die moeten nog wel even gezeefd worden. Nu hebben we wel
mooie zeven, maar dat is toch ook best een flink tijdrovende klus. En als het
mooie scherfjes zijn, is het niet zo’n probleem, maar als je b.v. veel
houtskool hebt waardoor je amper ziet wat een brokje klei en wat houtskool is,
is het best nog wel een klus. En uiteraard moet alles ook weer drogen, wat ook
weer tijd kost. Maar nu het ‘gewone’ wassen afgelopen is, kan alle (althans
veel) energie in dat zeven gestoken worden. Ook staan er nog een paar grote
zakken met metaal, maar dat zal wel licht schoongeborsteld moeten worden, want
met water veroorzaak je soms alleen nog maar meer roest. En het merendeel is
vrij recente ‘meuk’, amper enige moeite waard. Maar het moet volgens de regelen
der kunst toch wel gedetermineerd worden (en dan meteen gedeselecteerd?).
Kortom, er is een flinke klus
afgesloten, maar het einde is nog niet helemaal in zicht. En dus wassen, zeven,
borstelen, determineren en databasen we maar weer rustig verder. Iedereen wil
zo snel mogelijk weten wat we nu allemaal wel niet gevonden hebben, maar je
kunt geen ijzer met handen breken: het hele proces kost nu eenmaal veel tijd,
zeker als je er geen vijf volle dagen per week aan werkt (zoals wij drukbezette
vrijwilligers). Maar inmiddels is ook gewerkt aan de kaarten, zoals een
hoogtekaart en allesporenkaart, die zo spoedig mogelijk verspreid gaan worden
(en ook op deze site geplaatst). Het blijft dus de moeite waard om zo af en toe
eens te kijken…