Voorgeschiedenis, ontstaan en verdere ontwikkeling van de landelijke werkgroep archeologie onder water

Op 24 september 1994 werd in Utrecht de LWAOW opgericht als werkgroep van de toenmalige Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), tegenwoordig AWN-Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie. Eerder waren al pogingen gedaan om de activiteiten van duikende amateurarcheologen te bundelen maar zonder echt succes. Dit initiatief was echter wel bijzonder, omdat leden van de AWN zich tot dat moment uitsluitend bezighielden met archeologie op het land.

Archeologie onder water stond tot begin jaren ’80 in Nederland nog in de kinderschoenen. Een traditie van archeologische onderzoeken onder water zoals bijvoorbeeld in Engeland en de landen rond de Middellandse Zee bestond hier niet. Dit vond mede zijn oorzaak in het feit dat de werkwijze om een wrak in beeld te brengen ontwikkeld was in water met redelijk tot goed zicht. Toch zijn er wel degelijk initiatieven geweest. In de jaren ’60 hebben twee groepen, de Stichting Onder Water Onderzoek (SOWO) en de Werkgroep Submarine Archeologisch Onderzoek (SAO) het voortouw genomen om samen met de Onderwater Jagersclub Amsterdam (een duikvereniging) onderzoek te doen naar restanten van de verdronken Romeinse ruïne Brittenburg bij Katwijk aan Zee. Door sterke stroming langs de kust, een woelige zee en erg troebel water bleek dit nagenoeg onmogelijk. De SOWO verloor al gauw haar bestaansrecht door een groot verloop in het ledenbestand en het wegvallen van leidende personen. In 1978 werd met de oprichting van de Stichting Onderwater Archeologie (STOA) door amateurs opnieuw een poging gedaan. Met veel enthousiasme was de kern van deze groep al in 1976 begonnen met een onderzoek van een 18e eeuws wrak in het Oostvoornse meer. Door de toenemende activiteiten van sportduikers – die tijdens het duiken in aanraking kwamen met restanten van ons maritieme erfgoed – werd de vraag om begeleiding van hun activiteiten groter. Vanuit de overheid was er toen echter nog weinig aandacht voor deze vaak enthousiaste en welwillende sportduikers.

Eind jaren ‘70 werd vanuit de Raad van Europa aan de regeringen van de lidstaten een aanbeveling gedaan om meer aandacht te besteden aan de bescherming van het cultureel erfgoed onder water. Een in 1980 aangesteld duikend archeoloog bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijke werk adviseerde de regering over het maritiem erfgoed. In 1985 werd bij het ministerie de Afdeling Archeologie Onderwater (AAO) opgericht. Op 1 januari 1989 werd de Monumentenwet van 1961 ook van toepassing verklaard voor de onder water gelegen archeologische vindplaatsen.

De activiteiten van duikende amateurarcheologen bleven niet opgemerkt bij zowel de zich ontwikkelende beroepsgroep van maritiem-archeologen als bij het bestuur van de AWN. Daar leefde al langer de wens om met hulp en inzet van sportduikers een verdere ontwikkeling van de maritieme archeologie mogelijk te maken. Door de in 1992 opgerichte Stichting ter Bevordering van de Onderwater- en Scheepsarcheologie de stichting BOS, werd geprobeerd tijdens een symposium in april 1993 (met onder andere sportduikers verenigd in de in 1985 opgerichte Stichting Maritiem Onderzoek Nederland, STIMON), tot samenwerking te komen. Het bestuur van STIMON maakte bezwaar tegen de – in hun ogen- forse beperkingen die de nieuwe Monumentenwet hun bij de uitoefening van hun activiteiten oplegde en distantieerde zich.

Onder een aantal maritiem-archeologen leefde na die bijeenkomst nog steeds de wens om te komen tot een samenwerkingsverband, waarin de vrijwilligers in de maritieme archeologie verenigd zouden kunnen worden. Het waren eind 1993 Jef van den Akker, bestuurslid van de Stichting BOS en Jaap Morel van het toenmalig NISA (Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwater Archeologie) die zich dit keer niet richtten tot het bedrijfsleven en overheidsinstanties, maar contact opnamen met Pieter van der Voorde en Jan Bakker, voorzitter en secretaris van de AWN.

Binnen het bestuur van de AWN waren de ontwikkelingen in de duiksport en het symposium van stichting BOS niet onopgemerkt gebleven. Er bestond namelijk ook een grote groep sportduikers die naast het duiken ook geïnteresseerd werd in de geschiedenis van hun woongebied. Binnen de AWN was men het erover eens dat het opnemen van onderwaterarcheologie in de AWN een bundeling van amateurarcheologische activiteiten ‘naar buiten’ zou kunnen tonen. Hierbij werd gekozen voor een landelijke werkgroep, waarbij de duikende leden ook lid zijn een bestaande lokale afdeling. Belangrijk uitgangspunt hierbij was dat duikende leden dan aanvullende archeologische kennis en informatie bij die afdeling kunnen krijgen en de afdeling met hun specialisatie kunnen versterken.

Jan Bakker, tevens voorzitter van AWN-afdeling Flevoland, nam begin 1994 hierin het voortouw met plaatsing van een oproep in de duikbladen Duiken en Onderwatersport. Sportduikers, die zich ook bezighielden met archeologie onder water of hierin geïnteresseerd zijn, werden uitgenodigd zich aan te melden voor deelname in een op te richten Werkgroep Onderwaterarcheologie. Er meldden zich vijftig geïnteresseerden aan. Begin september kregen zij een uitnodiging om op 24 september bij de oprichtingsvergadering in het Vergader- en Activiteitencentrum De Kargadoor in Utrecht aanwezig te zijn. Dit leidde ertoe dat op 24 september 1994, wat toen nog heette de ‘Werkgroep AWN, afdeling Onderwaterarcheologie’, werd opgericht.

De eerste vergadering van wat ondertussen de Landelijke Werkgroep Onderwaterarcheologie (LWOA) heette, vond plaats op 6 oktober 1994 te Amersfoort. Uit de aanwezigen werd een bestuur gevormd, met Boudewijn Goudswaard als voorzitter. Om geïnteresseerde duikers van de nodige informatie in hun woongebied te kunnen voorzien werd het land ingedeeld in drie regio’s met een regiocoördinator. Als regiocoördinatoren werden benoemd Doeke Roos (regio Zeeland en Zuid-Nederland), Joost van den Besselaar (regio binnenland) en Ed Beugel (regio Noord Nederland en Waddenzee). Jef van den Akker schoof bij het bestuur aan voor contact en overleg met het NISA.

De regiocoördinatoren werden gezien als de spil in de regio.

In de regio binnenland was toen al de Werkgroep Onderwaterarcheologie Oostelijk Rivierengebied (WOOR) actief. Deze groep van vaste sportduikers was ontstaan door een onderzoek in 1990 waarbij houten palen en stenen in de Maas bij Cuijk werden gevonden. In 1991 deed het NISA hier onderzoek naar, wat later bleek de restanten van een Romeinse brug te zijn. Bij dit onderzoek waren veel vrijwilligers betrokken.

In de regio Zeeland en Zuid-Nederland was al enkele jaren de Stichting Behoud Onderwaterschatten Zeeland (SBOZ) actief. Regio Noord-Nederland en Waddenzee moest nog helemaal opgezet worden, terwijl de groepen op de Waddeneilanden voornamelijk nog actief waren onder de STIMON. De indeling van de regio’s was op dat moment nog geheel georiënteerd op de in het land gelegen watergebieden. Het was echter van cruciaal belang ook archeologisch geïnteresseerde duikers en clubs te benaderen die al veel langer op de Noordzee en de Waddenzee actief waren.

Tijdens de tweede vergadering werd gewerkt aan een beleidsplan. OM de werkgroep verder vorm te geven kwam het tot de volgende vijf actiepunten:

  1. De beoefening van onderwaterarcheologie moet centraal staan; Er moet gewerkt worden aan het tot stand komen van theoretische en praktische scholing voor de amateur (kennisbevordering);
  2. Er moet gewerkt worden aan uitwisseling van ervaringen (activiteiten en bijeenkomsten);
  3. Bij verkenningen moet er gewerkt worden volgens een planmatige aanpak;
  4. Door middel van een bulletin voorlichting geven over de activiteiten van de amateurs

Dat het niet alleen bij de opstelling van deze punten bleef bleek wel dat er die avond ook een programma voor activiteiten voor 1995 en begin 1996 werd opgesteld. Twee maanden later, op de Hiswa van december 1994 heeft de LWAOW (en ook de AWN) gebruik mogen maken van de stand van de Nederlandse Onderwatersportbond (NOB) om de LWAOW naar het grote publiek te promoten.

Wat er daarna allemaal is gebeurd.

De naam is thans LWAOW, een zelfstandige AWN werkgroep.

In 2004 werd het 10 jarig bestaan in Lelystad gevierd en was het ledenbestand gegroeid naar 70.

In 2019 werd het 25 jarig jubileum gevierd op Pampus. De vereniging was 120 leden groot.

In de discussie met de overheid heeft de LWAOW in de afgelopen jaren mede het voortouw genomen om in de – in 2018 ingevoerde – erfgoedwet een clausule op te laten nemen, dat het voor leden mogelijk maakt om onderzoek te kunnen blijven uitvoeren. De wetgeving was dermate aangescherpt dat dit onmogelijk leek te worden. Deze aanpassing ligt in 2022 ter goedkeur en zal uiterlijk eind 2022 in werking treden.

Daarnaast is er tezamen met andere belanghebbende groeperingen een verzoek ingediend om de ARBO wet aan te passen.

Om het eenvoudiger mogelijk te maken om – voor educatieve doeleinden -onder water de (beroeps) Maritiem Archeologen en de Amateurs laten samenwerken. Dit verzoek loopt nog.

Velen hebben al de Basis cursus Maritieme Archeologie gevolgd ( BMA) en zijn in bezit van het bijbehorende certificaat. Dat gaat dan samen met het Engelse NAS1 brevet. Daarmee ontstaan er ook mogelijkheden om in het buitenland eens iets met maritieme archeologie te ondernemen. Ook zijn er al een aantal leden met het certificaat Gevorderde Maritieme Archeologie (GMA) dat gekoppeld is aan het NAS 2 brevet.

In 2021 is de eerste BMA cursus geheel in eigen beheer en verantwoording gegeven waarbij het RCE ( Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) nu een controlerende – en geen uitvoerende rol – meer heeft. Een verdere stap naar verzelfstandiging van de LWAOW.