|🎶 Pling. Een mail van de AWN: ,,De stadsarcheoloog van Wijk bij Duurstede heeft dringend hulp nodig bij het vrijleggen van graven in een oude begraafplaats. In ieder geval morgen 8 juli.” Direct maar bellen. Via het bijgaande telefoonnummer krijg ik de stadsarcheoloog aan de lijn. Het blijkt te gaan om een opgraving achter het oude stadhuis, Markt 24 in Wijk bij Duurstede. Wat een bof, Wijk is de plaats waar ik werkzaam ben als politiek verslaggever. De plaats dus waar ik de raadsvergaderingen heb gevolgd over de vestiging van museum Dorestad in het oude stadhuis. Die krijgt een aanbouw met liftschacht. Daar worden op dit moment vondsten gedaan.

Steven, Sylvain, Nick, archeoloog Channa Cohen Stuart en Kuun Jenniskens

Kuun Jenniskens is net een maand lid van de Nederlandse Archeologievereniging (AWN). Haar droom is om mee te kunnen doen met archeologische opgravingen. ,,Mijn leeftijdsteller tikt gestaag richting pensioen. Reden om dromen sneller in daden om te zetten. Niet meer wachten, later is nu.” Ze schreef dit persoonlijk verslag.

Wat een kans. Wijk bij Duurstede is dé archeologische goudmijn en in die aardlagen mag ik peuteren, stoffen en schrapen. Stevige schoenen en een knietje mee, is het advies aan de telefoon. Check! (Volgende keer ook bouwhelm en hesje.) Wat nog meer, naast water, eten, en meerdere laagjes kleding? Chirurgische handschoenen lijkt me een goed idee, want ga ik menselijke botten aanraken?! Dat is eigenlijk wel spannend, merk ik als ik mijn rugzak inpak. Ik zal het zeker met veel respect voor deze voorouders doen, maar wat ga ik er bij voelen? Daar ben ik benieuwd naar.

Vrijdagochtend. Tussen het stadhuis en de kerk open ik een hek, een zware piepende deur. Een berg zand om overheen te ploegen en de stadsarcheoloog die me hartelijk ontvangt. Wat een lawaai, dat had ik niet verwacht. Rechts dreunt een minigraafmachine in de aarde op de plek waar een put zit. Drie mannen van het bouwbedrijf zijn er druk in de weer. Ze hebben helmen op, of ik wil zorgen dat dit op alle foto’s te zien is. Ja hoor.

Meer naar links richting de achtermuur van het stadhuis, op iets van 80 centimeter diepte, zitten op een paar vierkante meter vier mensen vol toewijding gebukt, gehurkt, in allerlei houdingen gevouwen, in een rustig tempo, zorgvuldig kleine handelingen te verrichten. Drie van hen zijn nog jonge mannen, terwijl ik erop had gegokt een dag met pensionado’s door te brengen. Onder bouwhelm en grote wegwerkersjas en broek blijkt een gemeenteambtenaar verscholen te gaan – zij gaat over monumentenbeleid en is, in een met satéprikkers afgebakend gebied, een schedel laagje voor laagje aan het blootleggen.

Twee jongemannen zijn een metertje verderop bezig met het ‘uitpeuteren’ (dat is de term die de archeoloog gebruikt) van schouders, nek, borst van een ander skelet. Een handzaam kleine metaaldetector piept nabij de nekwervels; wat ligt daar? Gaat het om een sieraad, een kogel? In een kader rondom deze beenderen worden vier spijkers gevonden. Dat duidt erop dat dit skelet in een kist heeft gelegen, wat ook te zien is aan de verkleuring van de aarde. Deze twee mannen kletsen gezellig en fantaseren erop los – én ze weten veel. Eén van hen is geboren en getogen in Wijk en de dag ervoor aan komen lopen. Het is zijn eerste opgraving en hij lijkt totaal op zijn plek, ook vanuit zijn ervaring met metaaldetectie. De andere jongeman werkt bij archeologisch bureau Earth. Iets meer in de hoek bij de achterdeur van het stadhuis is het stil. Daar is een jongeman (werkzaam bij het Regionaal Archief en vrijwilliger van het museum) zeer minutieus laagjes aan het schrapen.

Ik krijg een plekje in de tegenoverliggende hoek aangewezen, om daar ook laagjes te schrapen. Ik probeer het net zo subtiel te houden als de secuur werkende buurman, maar dan komt de archeoloog zeggen dat ik met de troffel best wat dieper mag gaan. Oei, en dan vind ik de eerste botsplinter. Langzaamaan vind ik meerdere stukjes bot die in een klein zakje gaan met het nummer van het vak waar ik bezig ben. Ook de dingen waarvan ik niet zeker ben – is het een steen, of toch een been? – moet ik in het zakje stoppen. Ik graaf ook een scherf van een urn op. De archeoloog werkt met een plattegrond van deze opgravingssite en maakte vakken met nummers.

Verderop maakt de shovel nog een haal over de aarde en blijkt over botten te hebben geschraapt. Dat is te zien aan de kleur, botten zijn lichter van kleur dan de aarde eromheen. De archeoloog maakt een begin en legt meerdere botten vrij, die op elkaar gestapeld lijken te liggen. In een vierkant vak, mogelijk gaat het hier om een put waar beenderen in zijn gestort. Of ik dat verder uit wil peuteren? Daarna kan het worden gefotografeerd en vervolgens weggehaald en in een zak gestopt. Een kort moment verkeer ik in het rare besef dat ik aan botten van iemand zit, ik haper een beetje, maar al snel voelt het gewoon. Dit is waarvoor we zijn gekomen, en iedereen om me heen doet het. Vandaag bestaat voor mij alleen dit groepje mensen, net als ik geboeid aan het werk, in een kuil tussen kerk en stadhuis – er is alleen dit.

Het betaalt zich uit, dat zachte zoeken van mijn buurman. Hij vindt twee super kleine dunne speldjes. Wat knap, vindt ook de archeoloog. ,,Je hebt mijn dag gemaakt,” zegt ze. Zestiende eeuws, vang ik vanuit mijn hoekje aan de overkant op.

Even later doet de eerder in de week aangewaaide Wijkse jongeman een mooie vondst: een musketkogel die gebruikt werd tijdens de Franse revolutie (1789). Zo!

Ik wijs naar een klein stapeltje achter hem: zijn dat ook botten? Nee, dat zijn pijpjes uit de 15/16e eeuw. Dat maakt me nieuwsgierig naar dateringen. Hoe zit het met de botten die ik aan het vrijmaken ben, hoe oud zijn die? De archeoloog zegt dat het voor de introductie van de suikerbiet moet zijn geweest, want in de gebitten die zijn gevonden zit geen cariës. Dat maakt de opgraving hier 15/16/17e eeuws.

De pijpjes worden schoongemaakt en blijken schitterend te zijn gedecoreerd.

Dieper dan 80 tot 100 centimeter wordt er niet gegraven. Dit is de diepte die nodig is voor de constructie van de aanbouw voor lift en toilet van het toekomstige museum. De archeoloog zegt te horen dat er nog holle ruimtes op diepere lagen liggen, wat betekent dat er sarcofagen liggen. Maar daar gaan we niet naar graven, deze opgraving gaat niet dieper dan ‘civieltechnische hoogte’ – ofwel het aanlegniveau van de aanbouw.

Aan het eind van de middag zal de opgraving worden dichtgegooid. Door de komst van deze aanbouw krijgen we kortstondig een inkijkje in een ver verleden, maar tegelijkertijd is het definitief zand erover. Met een gebouw erop blijven diepere geheimen definitief ondergronds.

Uniek dat ik deze korte flirt met het verleden van dit winderige Wijkse hoekje heb mogen meemaken. Het is een fantastische vuurdoop. De onderzoekende sfeer past mij goed. Mijn naam prijkt in het schriftje van de stadsarcheoloog en ik hoop vaak van haar te horen.

Een tikje veranderd, merk ik op, loop ik richting auto over de Markt naar het Walplantsoen. Ik kan het niet precies duiden, maar het is een goed gevoel. Iets valt op zijn plek, maar ik weet nog niet wat. Met elke stap die ik zet groeit het besef dat er onder het straatwerk aarde is, ongelooflijk veel aarde – schatkamers vol verhalen. Ik heb geen tijd voor deze fluisteringen – want ik ben direct al weer op weg richting een kranten deadline – maar ik kan altijd een keertje gaan luisteren, stel ik mezelf gerust.

Die avond zeg ik tegen vrienden dat het goed is dat ik geen tuin in de Wijkse binnenstad heb, want ik zou vast en zeker de neiging niet kunnen onderdrukken om minutieus te gaan peuteren, laag voor laag. Dat is wel mijn ding. Als journalist, als veranderende mens, en dan nu ook als AWN’er.

(Onder de foto’s volgt een tijdpad van de opgraving)

De werkzaamheden vinden plaats aan de achterkant van het stadhuis – Kuun Jenniskens

Tussen de kerk en het stadhuis wordt af en toe ook met een shovel gewerkt – Kuun Jenniskens

TIJDPAD VAN DE OPGRAVING ACHTER MARKT 24 IN WIJK BIJ DUURSTEDE

Dinsdag 5 juli komen bij het uitgraven van de eerste grondlaag door de aannemer op drie plekken fragmenten van bekken, ribben, ruggenwervel en schedel bovengronds. Dat is een verrassing. Eerdere proefboringen hadden geen resultaat gehad. Tijdens de opgraving wordt duidelijk dat de proefboringen steeds net naast de skeletten hadden plaatsgevonden. Vanwege deze vondsten besluit de stadsarcheoloog deze plek laag voor laag verder te onderzoeken. Het gaat om fragmenten van skeletten die duiden op drie individuen. Een werknemer van Earth komt helpen – dit bureau maakt momenteel een update van de archeologische waardenkaart. De plek is verstoord door bouwwerkzaamheden uit vroeger tijden, want er liggen stukken steen tussen de botten. Er wordt een schedel gevonden en die wordt verder blootgelegd. Normaal laten archeologen deze ‘in sito’, dus in de aarde. Maar als het in de civieltechnische laag zit, zoals hier, dan wordt het weggehaald. In de grondlaag blijven zaken beter geconserveerd. Dat bleek tijdens de opgraving, zodra de botten worden blootgesteld aan zuurstof drogen de beenderen uit en vallen ze uit elkaar.

Op 3 plekken worden onverwacht skeletten gevonden wat betekent het er toch een officiële opgraving van start gaat – Wendy Norg

Woensdag 6 juli blijkt dat de plek moet worden vergroot. Op een diepere laag dan woensdag worden skeletten gevonden die half uit de goot steken en deels in de muur zijn gemetseld. Het stadhuis is in 1660 gebouwd, en deze vondsten liggen op een diepere fundering. Dat maakt dat de vondsten uit deze opgraving van voor 1660 dateren. De werkwijze is dat zaken worden blootgelegd, dan worden gefotografeerd, om de vondsten vervolgens in zakken bij elkaar te doen. Een specialist gaat kijken wat bij elkaar hoort.

Woensdag wordt de opgravingsplek vergroot – Wendy Norg

Donderdag 7 juli wordt een gaaf gebit gevonden dat nog in de kaak zit. Een gebit zonder cariës, wat bevestigt dat we graven in een laag van voor de invoering van de suikerbiet in de 17e eeuw.

Geen gaatjes! – Wendy Norg

Vrijdag 8 juli is de laatste dag van de opgraving en op meerdere plekken worden er dingen gevonden. Zie de column hierboven.

Botten die de columnist heeft mogen ‘uitpeuteren’ – Wendy Norg

 

Stadsarcheoloog Channa in haar ‘kantoor’ van die dag

(c) t Groentje. Voor het originele artikel klik hier.