Op ontdekkingsreis in eigen dorp
Klik voor een afdrukbare folder hier.
Met de Nationale Archeologie Dagen vieren we de geschiedenis van onze streek. We verwonderen ons over ontdekkingen die er gedaan zijn en vertellen elkaar verhalen over het verleden. Deze verhalen zijn belangrijk. Ze verbinden ons met de plek waar we wonen en met de mensen met wie we samen leven. De kracht van ons erfgoed is dat het deze verhalen inspireert en wortelt in de tijd en daardoor verbindt over meerdere generaties. Het vormt daarmee ankerpunten voor onze identiteit.
Lokale heemkundekringen, archeologische werkgroepen en amateurhistorici spelen van oudsher een voorname rol in het onderzoek van de streekgeschiedenis. In het Groene Woud vinden we hiervan voorbeelden te over: een lange reeks van gedegen boeken over boerderijen, dorpen en kloosters. Maar, bovendien zien we ook tal van initiatieven om deze verhalen tastbaar te maken, te behouden wat we nog hebben en hiermee inspiratie te bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De locatie waar we ons bevinden is hiervan een sprekend voorbeeld. Met recht kan gesproken worden van burgerwetenschap.
Het is dan ook jammer om te zien dat juist op het vlak van de archeologie de kloof tussen beroepsonderzoekers en burgers, de mensen wier erfgoed het betreft, de afgelopen jaren steeds groter is geworden. Archeologie is in de jaren ’90 geprofessionaliseerd. En dat is op zich een goede ontwikkeling. Er is veel meer geld voor gekomen, er vond innovatie plaats en de resultaten worden nu steevast gepubliceerd. Dat was wel eens anders. Maar het had ook een keerzijde, want de sterke regulering, de technologische ontwikkelingen en de economische druk hebben ertoe geleid dat de geïnteresseerde burger steeds verder af is komen te staan van het archeologisch onderzoek zelf. De resultaten worden dan wel gepresenteerd, maar van echte, actieve deelname is nauwelijks meer sprake. Onderzoek wordt dan vluchtig en staat vaak los van de plaatselijke geschiedenis. Dat is zonde. Niet alleen plukken we hiermee niet meer de vruchten van lokale kennis en ervaring, ook is het funest voor het draagvlak. Archeologie glijdt dan af van een maatschappelijke waarde tot een particulier probleem. Dat moet beter kunnen.
Juist in een tijd dat publiek draagvlak een belangrijke rol gaat spelen in de ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om weer eens na te denken over onze rol. Met de aankomende Omgevingswet in zicht is het essentieel te laten zien dat ook archeologisch erfgoed kan bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en daarmee input kan leveren aan de Omgevingsvisie. Deze visie vormt het kader voor de concrete doelen in het omgevingsplan, het bestemmingsplan nieuwe stijl. Centraal hierin staat de co-creatie met de inwoners. En volgens mij hebben we elkaar hierin wat te bieden.
Samenwerking tussen burger en beroepsarcheoloog is niet alleen een verrijking van het onderzoek, in sommige gevallen is het ook de enige manier om bepaald onderzoek te kúnnen doen. Bijvoorbeeld voor het onderzoek naar de vorming en ontwikkeling van onze huidige historische dorpen, een van de prioriteiten van onze nationale archeologische onderzoeksagenda.
Afgelopen jaar hebben we met een team van de UvA een studie naar dit thema afgerond. Hierin zijn de archeologische gegevens van 15 jaar onderzoek in het nieuwe bestel geëvalueerd en samengebracht om te komen tot nieuwe inzichten over de vorming en ontwikkeling van dorpen in Nederland.
Dit onderzoek had enkele interessante uitkomsten. Het liet onder andere zien dat dorpsvorming zich niet in regionale modellen laat vangen, maar sterk afhankelijk was van lokale factoren en personen. Met andere woorden: elke dorp kent zijn eigen ontwikkelingsgeschiedenis en er bestaat niet zoiets als een ‘typisch dorp’ (hoewel er natuurlijk wel regionale trends in deze ontwikkelingen zijn). Bovendien bracht het onderzoek een ‘zwakke plek’ in ons archeologische bestel aan het licht. Omdat alle archeologisch onderzoek nu samenhangt met nieuwbouw, hebben we vrijwel uitsluitend gegevens over nederzettingen uit het buitengebied. Inmiddels verdwenen nederzettingen dus. Gegevens uit de bestaande historische dorpskernen zijn met een lichtje te zoeken.
Als we dus écht verder willen komen met dit thema moeten we hiervoor een gericht onderzoeksprogramma opzetten, buiten de huidige praktijk. Samenwerking met burgers ligt dan voor de hand. Immers, wanneer we systematisch gaan graven in een bewoond dorp, komen we onherroepelijk uit in mensen hun tuin.
Dat betekent niet alleen dat we goede contacten met hen moeten opbouwen, het biedt tegelijkertijd ook een buitenkans om deze mensen zelf (onder deskundige begeleiding) een stukje van het onderzoek te laten doen en onderdeel te laten zijn van een ontdekkingsreis naar de geschiedenis van hun eigen woonplaats. Gemeenschapsarcheologie dus. En dat is nou precies wat we van plan zijn met ons aankomende project.
In het project Community Archaeology Rural Excavations (CARE), gaan we samen met bewoners op zoek naar de geschiedenis van enkele dorpen in het Groene Woud. Dat doen we door middel van een gezamenlijk archeologisch onderzoek waarbij we een reeks kleine proefputjes zullen graven op verschillende locaties in en om het dorp. Aan de hand van het vondstmateriaal dat wordt verzameld, kunnen we ons een eerste beeld vormen van de plaats en omvang van bewoning op verschillende momenten in de tijd. Wanneer ontstond het dorp? Vanaf wanneer kreeg het zijn vorm? Hoe ontwikkelde het zich verder? De nieuwe inzichten kunnen (later) worden aangevuld, verdiept of getoetst met aanvullende, gerichte waarnemingen. De schoonheid van deze methodiek zit hem in de eenvoud ervan. Dit maakt het mogelijk dat iedereen mee kan doen, jong en oud, in het dorp of zelfs vanuit de eigen achtertuin. Deskundige archeologen zullen dit proces begeleiden en uiteindelijk helpen samenbrengen tot een nieuw verhaal.
In Engeland is deze aanpak zeer succesvol gebleken en we willen dit nu ook gaan uitproberen in Nederland. We hebben daarbij gekozen voor Het Groene Woud. Behalve dat de dorpen en hun omliggende cultuurlandschap hier nog goeddeels intact zijn, vinden we hier ondernemende historische werkgroepen en politiek draagvlak voor cultureel erfgoed. Juist deze zijn essentieel voor het welslagen van een dergelijk initiatief.
Het onderzoek in het Groene Woud staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een internationaal programma met partners in Engeland, Tsjechië, Polen en Nederland. Daarmee zullen we niet alleen nieuwe dingen leren over de geschiedenis van de eigen straat, de eigen wijk, het eigen dorp, maar ook horen over de ontdekkingen in andere dorpen en streken en de ervaringen van de mensen daar.
En dat is feitelijk de tweede pijler van het onderzoek, en wellicht de meest voorname. Want behalve een inhoudelijke studie naar de vorming en ontwikkeling van onze dorpen in het verleden willen we weten hoe archeologisch erfgoed kan bijdragen aan het versterken van dorpsgemeenschappen nu.
Dus, altijd al een archeoloog willen zijn? Kun je graven, wassen, tekenen, fotograferen, koffie zetten of ons aanmoedigen? En heb je zin om mee te gaan op ontdekkingsreis? Kom, en doe met ons mee!
Voor een afdrukbare folder met een korte tekst kun je hier klikken.
Formeel gaan we pas in februari 2019 van start, maar je kunt je nu al inschrijven voor de nieuwsbrief om op de hoogte gehouden te worden op. Mail ons hiervoor op: CARE-fgw@uva.nl
Ook kun je ons nu al volgen op Facebook: facebook.com/CARE.netherlands